ECLI:NL:RBZWB:2025:794

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
C/02/430401 / KG ZA 25-2
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Benjaddi
  • J. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van de echtelijke woning en spoedeisend belang in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2025, staat de verkoop van de echtelijke woning centraal. De vrouw, eiseres in conventie, heeft een vordering ingesteld om de man, gedaagde in conventie, te verplichten mee te werken aan de verkoop van hun gezamenlijk eigendom. De partijen zijn in 2019 getrouwd en zijn in 2024 gescheiden, waarbij de rechtbank in een eerdere beschikking de verdeling van hun gemeenschappelijke goederen heeft gelast. De vrouw stelt dat de man niet in staat is om de woning over te nemen en dat zij in een situatie van onverdeeldheid verkeert, wat haar belemmert in het kopen van een nieuwe woning. De man heeft echter meer tijd nodig om de financiering rond te krijgen en heeft tot nu toe geen concrete stappen ondernomen om de woning over te nemen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat er geen concrete plannen zijn voor de aankoop van een nieuwe woning. Het enkele feit dat de vrouw een einde wil maken aan de onverdeeldheid is niet voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. De vorderingen van de vrouw zijn dan ook afgewezen, evenals de voorwaardelijke vorderingen van de man in reconventie. De beslissing van de voorzieningenrechter is dat beide vorderingen worden afgewezen, wat betekent dat de huidige situatie van onverdeeldheid blijft bestaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/430401 / KG ZA 25-2
vonnis in kort geding van 11 februari 2025
in de zaak van
[de vrouw],
wonende in [woonplaats],
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Özgul,
tegen
[de man],
wonende in [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J. Nederlof.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de op 10 januari 2025 uitgebrachte dagvaarding met producties 1 tot en met 6;
- de op 27 januari 2025 ingediende conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met producties 1 en 2.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 28 januari 2025. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen. Zij werden bijgestaan door hun advocaat.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat vast dat zij getrouwd zijn geweest van [datum 1] 2019 tot
[datum 2] 2024.
2.2.
Bij beschikking van 7 mei 2024 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de verdeling van de gemeenschappelijke goederen gelast op de wijze zoals in rechtsoverwegingen 4.12. tot en met 4.19. is vermeld.
2.3.
Partijen hebben de woning aan [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) in gemeenschappelijk eigendom. Met betrekking tot de verdeling van de woning en de op de woning gevestigde hypothecaire geldlening is in de beschikking van 7 mei 2024, samengevat, het volgende overwogen:
- de woning zal tegen de taxatiewaarde aan de man worden toegedeeld, waarbij de op de woning rustende hypothecaire geldlening geheel door hem zal worden gedragen en afgelost, onder vrijwaring van de vrouw;
- de toedeling van de woning aan de man vindt plaats onder de voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid op grond van deze hypotheek en dat de man de helft van de overwaarde aan de vrouw vergoedt;
- de woning zal aan de man worden geleverd uiterlijk 1 juli 2024;
- de rechtbank wijst [makelaar] in [woonplaats] aan om de woning bindend te taxeren;
- bij de taxatie zullen beide partijen aanwezig zijn en zij betalen ieder de helft van de kosten;
- als peildatum voor de waardering van de woning geldt de datum waarop de taxatie door [makelaar] plaatsvindt;
- de overwaarde van de woning moet worden berekend door de getaxeerde waarde van de woning te verminderen met de hoogte van de genoemde hypotheek op de datum van eigendomsoverdracht;
- de notariskosten verbonden aan de eigendomsoverdracht worden bij helfte gedragen;
- het bedrag dat aan de vrouw toekomt in verband met de verdeling van de woning, zal op het moment van de overdracht worden gestort op de derdengeldrekening en vanaf deze rekening, na overdracht, worden doorgestort op een door haar nader aan te wijzen bankrekening.

3.De vorderingen

3.1.
De vrouw vordert in conventie, uitvoerbaar bij voorraad:
I. veroordeling van de man om binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en overdracht van de echtelijke woning, tegen een door de makelaar, te weten [makelaar] te [woonplaats] te bepalen reële marktconforme prijs, doch minimaal € 430.000,=, via een door de vrouw aan te wijzen notaris. De medewerking van de man zal bestaan uit de volgende handelingen:
a. het plaatsen van een handtekening bij de overeenkomst van opdracht tot de verkoop van de echtelijke woning door de makelaar;
b. partijen zullen zich refereren aan de verkoopprijs zoals vastgesteld door de makelaar, doch het zal minimaal € 430.000,= bedragen;
c. het laten bezichtigen van de echtelijke woning aan potentiële kopers binnen twee weken nadat een koper zich heeft gemeld bij de makelaar;
d. het plaatsen van een handtekening op de verkoopovereenkomst, indien een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of meer te betalen;
e. het verrichten van zijn medewerking bij de notaris door het ondertekenen van de daartoe benodigde documenten ter zake de overdracht van de echtelijke woning aan de koper en de afwikkeling van de hypothecaire geldlening;
f. het leeg en opgeruimd achterlaten, alsmede het verstrekken van de sleutels van de echtelijke woning bij de oplevering aan de koper.
II. mocht de man zijn medewerking aan het onder I. gevorderde binnen de gestelde termijn niet verlenen, te bepalen dat het in deze te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man tot het in verkoop geven bij de onder I. genoemde makelaar en de verkoop aan de koper, alsmede te bepalen dat in dat geval het in deze te wijzen vonnis in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
III. veroordeling van de man in de kosten van dit geding, waaronder het salaris van de advocaat van de man.
3.2.
De man vordert voorwaardelijk in reconventie, samengevat, de door de vrouw gevorderde verdeling uit te sluiten op grond van artikel 3:178 lid 3 en 4 van het Burgerlijk Wetboek voor de duur van drie jaren, dan wel de gevorderde verdeling uit te sluiten voor een termijn door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure staat centraal de voormalig echtelijke woning van partijen. De rechtbank heeft bij beschikking van 7 mei 2024 bij wijze van verdeling de woning toegedeeld aan de man onder de verplichting om de daaraan verbonden hypothecaire geldlening te voldoen als eigen schuld. De toedeling vindt plaats onder de voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en dat de man de helft van de overwaarde aan haar vergoedt. Uiterlijk 1 juli 2024 zal de woning aan de man worden geleverd. De man is er tot op heden niet in geslaagd om een financiering te krijgen om de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan. De wens van de man is nog steeds om de woning over te nemen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, maar stelt hier meer tijd voor nodig te hebben. De vrouw stelt dat de man voldoende tijd heeft gehad om te onderzoeken of hij de woning kan overnemen. Niet is gebleken dat hij de woning nu of in de toekomst kan overnemen en de vrouw kan laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Er is dus geen uitvoering gegeven aan de beoogde wijze van verdeling zoals in de voornoemde beschikking van 7 mei 2024. De vrouw vordert, zo begrijpt de voorzieningenrechter, opnieuw de wijze van verdeling te gelasten en dat niet kan worden afgewacht op de uitkomsten van een eventuele bodemprocedure omdat dit lang duurt. De inzet van dit kort geding is dat de woning wordt verkocht aan een derde, zodat de vrouw alsnog kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en uit de situatie van onverdeeldheid geraakt. Daarnaast is voorwaardelijk aan de orde de vordering van de man of de verdeling van de woning kan worden uitgesteld voor een bepaalde periode.
Vordering in conventie
4.2.
De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of de vrouw een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde vorderingen. Een spoedeisend belang is aan de orde wanneer van de vrouw niet kan worden gevraagd de uitkomsten van een bodemprocedure af te wachten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet deze situatie zich niet voor. De vrouw stelt dat niet van haar kan worden gevergd dat zij nog langer in een situatie van onverdeeldheid blijft en dat die onverdeeldheid eraan in de weg staat dat zij samen met haar partner een woning kan kopen.
De wens van de vrouw om niet langer in onverdeeldheid te blijven is voorstelbaar, maar het enkele feit dat sprake is van onverdeeldheid waaraan de vrouw een einde wil maken en dat een bodemprocedure lang duurt, leidt er niet zonder meer toe dat sprake is van een spoedeisend belang. Gesteld noch gebleken is van concrete plannen aan de zijde van de vrouw om een woning te kopen, in die zin dat zij en haar partner een woning op het oog hebben en dat om die reden een ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid nodig is.
4.3.
De vorderingen van de vrouw worden bij gebrek aan spoedeisend belang afgewezen.
Vordering in reconventie
4.4.
Nu de vorderingen van de vrouw worden afgewezen, komt de voorzieningenrechter niet toe aan een beoordeling van de voorwaardelijke vorderingen in reconventie van de man. Deze vorderingen worden dan ook afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen over en weer af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Benjaddi, voorzieningenrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting in kort geding van 11 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Hurkmans.