ECLI:NL:RBZWB:2025:7990

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
BRE 23/11756 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het UWV, waarin de WIA-uitkering van eiser met ingang van 15 december 2023 werd beëindigd. Het UWV had in zijn beslissing op bezwaar van 2 november 2023 de bezwaarschriften van de werkgever gegrond verklaard, omdat eiser zowel per 6 juli 2022 als per 1 mei 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV op goede gronden heeft gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van eiser had afgezien van een hoorzitting, wat de beroepsgrond van eiser over de hoorzitting niet valideerde. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat het UWV een zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd naar de arbeidsongeschiktheid van eiser, waarbij de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van eiser adequaat hebben beoordeeld. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie ingebracht die de beoordeling zou kunnen ondermijnen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11756 WIA
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

gemachtigde: mr. E. Lipman.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Sligro Food Group Nederland B.V. uit Veghel, Sligro,
gemachtigde: mr. C.A. van der Steen.

Inleiding

1. Bij besluit van 5 mei 2022 heeft het UWV bepaald dat eiser met ingang van 6 juli 2022 recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besluit van 4 april 2023 heeft het UWV eiser, met ingang van 1 mei 2023, een WGA-vervolguitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsklasse 55%-65% toegekend. Sligro heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt.
1.2.
In de beslissing op bezwaar van 2 november 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaarschriften van Sligro gegrond verklaard, omdat eiser zowel per 6 juli 2022 als per 1 mei 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft de WIA-uitkering van eiser met ingang van 15 december 2023 beëindigd. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 29 oktober 2025 op zitting behandeld. De gemachtigden van eiser en Sligro hebben voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank laten weten dat eiser respectievelijk Sligro en beide gemachtigden niet naar de zitting komen. Enkel de gemachtigde van het UWV heeft aan de zitting deelgenomen.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV in het bestreden besluit op goede gronden de WIA-uitkering van eiser met ingang van 15 december 2023 heeft beëindigd, omdat eiser zowel per 6 juli 2022 als per 1 mei 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eiser ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser voert in beroep aan dat er in de bezwaarschriftprocedure ten onrechte geen hoorzitting is gehouden en dat het bestreden besluit daarom op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Verder voert eiser aan, zo begrijpt de rechtbank, dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat.
4.1.
Voor wat betreft de beroepsgrond over de hoorzitting blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, uit het dossier en met name de in beroep overgelegde memo’s van telefonische contacten, voldoende dat de gemachtigde van eiser heeft afgezien van het houden van een hoorzitting. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.2.
Ter zake de beroepsgrond over de onderschatte beperkingen is de rechtbank van oordeel dat het UWV een zorgvuldig en volledig onderzoek heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft geen aanleiding om te overwegen dat bij het onderzoek onderzoekhandelingen zijn gemist. De verzekeringsarts heeft eiser psychisch en lichamelijk onderzocht en dossieronderzoek verricht en heeft de relevante beperkingen van eiser opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 juli 2023. De rechtbank maakt uit de verschillende verzekeringsgeneeskundige rapportages in het dossier op dat bij het onderzoek voldoende onderscheid is gemaakt tussen de verschillende beoordelingsmomenten. De rapportage en het onderzoek door de verzekeringsarts is vervolgens nader beoordeeld door de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b heeft overwogen dat de verzekeringsarts terecht benutbare mogelijkheden heeft aangenomen en er geen aanleiding was om de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen aan te passen.
De rechtbank kan de beoordeling door de verzekeringsarts en verzekeringsarts bezwaar & beroep (verzekeringsarts b&b) volgen. Eiser heeft in beroep ook geen nieuwe medische informatie ingebracht en ook overigens niet nader onderbouwd waarom de medische beoordeling niet correct is. Niet gebleken is dat in de FML van 7 juli 2023 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet.
4.3.
Eiser heeft in beroep geen arbeidskundige gronden aangevoerd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV de WIA-uitkering van eiser terecht met ingang van 15 december 2023 heeft beëindigd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
6. Het UWV is gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2025 door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.