Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:81, eerste lid:
Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:
een omgevingsplanactiviteit,
een rijksmonumentenactiviteit,
een ontgrondingsactiviteit,
een stortingsactiviteit op zee,
en Natura 2000-activiteit,
een jachtgeweeractiviteit,
een valkeniersactiviteit,
tenzij het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval.
2. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:
een bouwactiviteit,
een milieubelastende activiteit,
een lozingsactiviteit op:
1° een oppervlaktewaterlichaam,
2° een zuiveringtechnisch werk,
een wateronttrekkingsactiviteit,
een mijnbouwlocatieactiviteit,
een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot:
1° een weg,
2° een waterstaatswerk,
3° een luchthaven,
4° een hoofdspoorweg, lokale spoorweg of bijzondere spoorweg,
5° een installatie in een waterstaatswerk,
een flora- en fauna-activiteit,
voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.1.
Daarbij kunnen regels worden gesteld over de motivering van de beslissing tot het verlenen of weigeren.
Artikel 2.32, tweede tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op die regels.
Voor een omgevingsplanactiviteit worden de regels, bedoeld in artikel 5.18, gesteld met het oog op de doelen van de wet.
De regels strekken er in ieder geval toe dat:
de omgevingsvergunning wordt verleend met toepassing van daarvoor in het omgevingsplan gestelde regels,
de omgevingsvergunning ook kan worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties,
op de beslissing of de omgevingsvergunning in een geval als bedoeld onder b kan worden verleend als het gaat om een omgevingsplanactiviteit anders dan van provinciaal of nationaal belang geheel en als het gaat om een omgevingsplanactiviteit van provinciaal of nationaal belang gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing zijn:
1° de op grond van de artikelen 2.22 en 2.24 gestelde regels over omgevingsplannen,
2° de op grond van de artikelen 2.33 en 2.34 gegeven instructies over omgevingsplannen.
3. De regels, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder c, onder 1°, strekken er ook toe dat als in een op grond van artikel 2.22 gestelde regel toepassing is gegeven aan artikel 2.32, eerste lid, een verzoek als bedoeld in laatstbedoeld lid ook kan worden gedaan door Onze Minister die het aangaat.
4. Van het tweede lid kan worden afgeweken voor een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een maatwerkregel.
Besluit kwaliteit leefomgeving
Artikel 8.0a. (beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit algemeen):
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, wordt, als het gaat om een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten, de omgevingsvergunning verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.