Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding van een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het misdrijf van aanranding van een kind beneden de twaalf jaar. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 november 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 26 juli 2025 in [plaats] een driejarig meisje, [slachtoffer], heeft betast door met zijn handen over haar rug en billen te wrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar zijn en dat de gedragingen van de verdachte als seksuele handelingen moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twee weken, waarbij rekening werd gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is er een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, gezien de psychische toestand van de verdachte.