ECLI:NL:RBZWB:2025:8125

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
02.091169.24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor twee woninginbraken

Op 20 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1968 in Joegoslavië. De zaak betreft twee woninginbraken die op 17 februari 2024 zouden hebben plaatsgevonden. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.L. Vermeulen. Tijdens de zitting op 6 november 2025 hebben zowel de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij beide inbraken, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te kunnen veroordelen.

De rechtbank heeft de camerabeelden van de woninginbraak aan [adres 1] bekeken, maar concludeerde dat de herkenning van de verdachte door een verbalisant niet voldoende betrouwbaar was. De beelden toonden twee mannen, maar de identificatie van de verdachte was niet overtuigend genoeg. Daarnaast ontbrak er bewijs voor de tweede inbraak aan [adres 2]. De rechtbank heeft daarom besloten de verdachte van beide feiten vrij te spreken.

De benadeelde partij, [benadeelde 1], had een schadevergoeding van € 12.050,-- gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De rechtbank heeft ook de kosten van de verdachte begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, maar de voorzitter, de jongste rechter en de griffier waren niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummers: 02.091169.24
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 november 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren in 1968 te [geboorteplaats] , Joegoslavië,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. R.L. Vermeulen, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 november 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met een ander op 17 februari 2024 een woninginbraak heeft gepleegd aan [adres 1] ;
feit 2:samen met een ander op 17 februari 2024 een woninginbraak heeft gepleegd aan [adres 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de beide ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de feiten kan komen nu daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is. Er kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het verdachte is die te zien is op de aanwezige camerabeelden. Verdachte dient integraal te worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Van de woninginbraak op 17 februari 2024 aan [adres 1] zijn camerabeelden en stills beschikbaar. Daarnaast zijn camerabeelden en stills aanwezig van een verdachte situatie op 3 februari 2024 bij een woning aan [adres 3] . Verschillende verbalisanten zien dat op de beide beelden of stills telkens twee mannen te onderscheiden zijn: een man die een flatcap draagt en een man die een muts draagt. Verder meent [verbalisant 1] dat de man met de muts op beide beelden ook eenzelfde jas aan heeft. Tot een concrete herkenning van de man met de muts komt hij echter niet.
[verbalisant 2] is de enige verbalisant die heeft verklaard dat hij op de bewegende beelden van de woninginbraak aan [adres 1] de man met de muts herkent als verdachte. [verbalisant 2] noemt in dit verband als uiterlijke kenmerken van verdachte zijn postuur, ingevallen gezicht, grote neus, opvallende mond, opvallende wenkbrauwen en ingevallen ogen. Op de (stills van de) beelden is het gezicht van de man die [verbalisant 2] bedoelt echter nauwelijks zichtbaar vanwege de muts die tot over zijn wenkbrauwen is getrokken en een mondkapje dat ook grotendeels zijn gezicht bedekt. De herkenning van [verbalisant 2] roept daarom vragen op. Het is onvoldoende duidelijk waarop hij zijn herkenning heeft gebaseerd.
Naast de voornoemde camerabeelden zijn er geen aanwijzingen in het dossier die duiden op de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak aan [adres 1] . De rechtbank zal hem daarom van feit 1 vrijspreken.
Verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van feit 2, de woninginbraak aan [adres 2] . Er zijn geen camerabeelden van deze inbraak en ook overigens ontbreekt wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.

5.De vordering van de benadeelde partij

Vordering [benadeelde 1]
De [benadeelde 1] vordert een materiële schadevergoeding van € 12.050,-- voor feit 3.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Polak, voorzitter, en mrs. L.W. Louwerse en
mr. J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 20 november 2025.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
sieraden en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enige goederen, die geheel of ten
dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te
nemen sieraden en/of hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
door een deur te forceren;
(art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een woning
gelegen aan [adres 2] )
sieraden en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te
nemen sieraden en/of hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak, verbreking een/of inklimming;
(art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )