ECLI:NL:RBZWB:2025:8172

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/2539
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de afwijzing van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van 11 april 2025, die betrekking had op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 53,-. De griffier had de belanghebbende een termijn gegeven om het griffierecht te betalen, maar deze termijn is niet nageleefd. De gemachtigde van de belanghebbende had aangegeven dat er betalingsonmacht was, maar er is geen onderbouwing voor deze claim geleverd. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank beoordeelt het beroep niet inhoudelijk en het bestreden besluit blijft in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/2539

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 11 april 2025. Het beroep ziet op de afwijzingsbeschikking inzake het verzoek ambtshalve vermindering voor de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over het jaar 2018 met aanslagnummers [BSN].H.86.01 en [BSN].W.86.01.4.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Betalingsonmacht
4. Bij brief van 22 juli 2025 heeft de gemachtigde aangegeven dat belanghebbende niet in staat is het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht. Bij bericht van 23 juli 2025 is de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Hier is niet op gereageerd. De griffier heeft vervolgens bij bericht van 11 augustus 2025 het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
5. De griffier heeft op 11 augustus 2025 om 08:58 uur in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst. Belanghebbende is hierbij nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van het bericht. Van de plaatsing van dit bericht is op dezelfde datum een notificatie aan de gemachtigde van belanghebbende verzonden naar het door hem voor dit doel opgegeven
e-mailadres. Daarom neemt de rechtbank aan dat belanghebbende dit bericht op 11 augustus 2025 heeft ontvangen. [1]
6. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
7. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van
R.P.A.G. Dekkers, griffier, op 21 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De uitspraak is aan partijen bekendgemaakt op de datum vermeld in de brief waarmee deze uitspraak aan partijen ter beschikking is gesteld.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Gelet op artikel 8:36c, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).