ECLI:NL:RBZWB:2025:8177
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet betalen griffierecht in belastingzaken
In deze zaak heeft de belanghebbende op 7 februari 2025 een brief gestuurd naar de Belastingdienst, waarin hij zijn onvrede over twee aanslagen uitdrukt. De Belastingdienst heeft deze brief als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank Rotterdam heeft het beroepschrift vervolgens doorgezonden naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant voor verdere behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat het griffierecht niet is betaald. Dit is in overeenstemming met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank toestaat om zonder zitting uitspraak te doen in dergelijke gevallen.
De rechtbank heeft beoordeeld dat de belanghebbende het griffierecht van € 53,- niet tijdig heeft betaald. De griffier heeft de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar de belanghebbende heeft geen enkele reden gegeven voor het verzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldigbare redenen zijn voor het niet betalen van het griffierecht, wat leidt tot de conclusie dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. Hierdoor blijft het bestreden besluit in stand en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, en is openbaar gemaakt op 21 november 2025. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.