ECLI:NL:RBZWB:2025:8177

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/1219 en 25/1220
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet betalen griffierecht in belastingzaken

In deze zaak heeft de belanghebbende op 7 februari 2025 een brief gestuurd naar de Belastingdienst, waarin hij zijn onvrede over twee aanslagen uitdrukt. De Belastingdienst heeft deze brief als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank Rotterdam heeft het beroepschrift vervolgens doorgezonden naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant voor verdere behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat het griffierecht niet is betaald. Dit is in overeenstemming met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank toestaat om zonder zitting uitspraak te doen in dergelijke gevallen.

De rechtbank heeft beoordeeld dat de belanghebbende het griffierecht van € 53,- niet tijdig heeft betaald. De griffier heeft de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar de belanghebbende heeft geen enkele reden gegeven voor het verzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldigbare redenen zijn voor het niet betalen van het griffierecht, wat leidt tot de conclusie dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. Hierdoor blijft het bestreden besluit in stand en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, en is openbaar gemaakt op 21 november 2025. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 25/1219 en 25/1220

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Belanghebbende heeft op 7 februari 2025 een brief gestuurd naar de Belastingdienst. In deze brief staat dat belanghebbende het niet eens is met de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met aanslagnummer [BSN].H.76.01en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet met aanslagnummer [BSN].W.76.01.4. De brief is aangemerkt als reactie op de uitspraken op bezwaar over de aanslagen van 4 februari 2025. De inspecteur heeft de brief aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen.
1.1.
Het beroepschrift van belanghebbende is ontvangen bij de rechtbank Rotterdam. De rechtbank Rotterdam heeft het beroepschrift ter verdere behandeling doorgezonden naar rechtbank Zeeland-West-Brabant.
1.2.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 4 maart 2025 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 2 april 2025 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. De aangetekend verzonden brief is ongeopend terugontvangen met de vermelding “retour – geweigerd”. Blijkens de na de retourontvangst ingewonnen informatie staat belanghebbende in de basisregistratie personen ingeschreven in Rusland. De griffier heeft contact gehad met de inspecteur over het adres van belanghebbende. De griffier heeft bij meerdere (aangetekend verzonden) brieven verzocht om een bevestiging van het adres in Rusland. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van
R.P.A.G. Dekkers, griffier, op 21 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak wordt op Mijn Rechtspraak geplaatst en gepubliceerd in de Staatscourant.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.