In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2025, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. Het beroep betreft een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een opgelegde boete. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 385,- niet is betaald. De rechtbank wijst erop dat de griffier belanghebbende tijdig heeft geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en de termijn waarbinnen dit betaald moest worden. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft belanghebbende het griffierecht niet tijdig voldaan en geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen en blijft het bestreden besluit in stand. Tevens wordt het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de niet-ontvankelijkheid van het beroep ook betekent dat er geen inhoudelijke behandeling van dit verzoek plaatsvindt. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.