ECLI:NL:RBZWB:2025:8213
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde woning ongegrond verklaard
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 1 december 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning aan [adres 1] vastgesteld op € 193.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 1 oktober 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld aan de hand van de argumenten van de belanghebbende, die een waarde van € 169.000 bepleit. De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde van € 193.000. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, en legt uit dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen. De rechtbank wijst erop dat de WOZ-waarde voor elk tijdvak opnieuw moet worden bepaald, ongeacht de waarde van voorgaande jaren.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending.