ECLI:NL:RBZWB:2025:8229

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
02-068869-25 en 02-071364-25 (ttz. gev)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twee pogingen tot overvallen en het voorhanden hebben van een alarmpistool door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot overvallen en het voorhanden hebben van een alarmpistool. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van een straatroof op 17 januari 2025 en van twee gewapende overvallen op respectievelijk 28 februari en 4 maart 2025. Tijdens de overvallen werd een alarmpistool op de medewerkers gericht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overval op 17 januari 2025, omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden en andere bewijsmiddelen niet voldoende waren om de verdachte te identificeren als de dader van deze straatroof. Echter, voor de overvallen op 28 februari en 4 maart 2025, waar de verdachte een bekennende verklaring had afgelegd, achtte de rechtbank de feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die angst en psychische schade hadden ondervonden door de overvallen. De rechtbank volgde het advies van de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn verleden.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02-068869-25 en 02-071364-25 (ttz. gev)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 november 2025
[verdachte]
geboren te [plaats] op [geboortedag 1] 2005
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [woonadres] [plaats]
raadsman mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 november 2025, waarbij de officier van justitie mr. G. Smid en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Parketnummer 02-068869-25
op 17 januari 2025 een straatroof heeft gepleegd
Parketnummer 02-071364-25
Feit 1samen met anderen op 4 maart 2025 een gewapende overval heeft gepleegd bij [bedrijf 1] Waalwijk;
Feit 2samen met anderen op 28 februari 2025 heeft geprobeerd [bedrijf 2] te Loon op Zand te overvallen;
Feit 3samen met anderen een alarmpistool en knalpatronen voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten onder parketnummer 02-071364-25 wettig en overtuigend bewezen. Ook het feit onder parketnummer 02-068869-25 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten onder parketnummer 02-071364-25 nu verdachte hierover een bekennende verklaring heeft afgelegd. Ten aanzien van het feit onder parketnummer 02-068869-25 heeft de verdediging verzocht verdachte hiervan vrij te spreken nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs uit het dossier naar voren komt.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-068869-25
De rechtbank stelt vast dat er op 17 januari 2025 een straatroof heeft plaatsgevonden op de Dongensekanaaldijk te Tilburg waarbij een elektrische fiets, een telefoon en een rugtas onder bedreiging van een vuurwapen werd weggenomen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte deze straatroof heeft gepleegd.
De rechtbank constateert dat het dossier geen objectief en direct bewijs bevat op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte bij de straatroof aanwezig was of daarbij anderszins betrokken was. De rechtbank stelt vast dat de camerabeelden een persoon tonen die in verband kan worden gebracht met de pleger van de overval. Echter, op basis van deze beelden alleen kan de identiteit van deze persoon niet met de vereiste mate van zekerheid aan verdachte worden toegeschreven.
Voorts wijst de officier van justitie op het [snapchataccount] . Dat dit specifieke account aan verdachte te koppelen zou zijn kan niet worden vastgesteld. Het dossier bevat geen bewijs dat dit account daadwerkelijk op naam van of in gebruik is bij verdachte, noch dat deze vermeende koppeling de verdachte op de plaats delict positioneert.
Conclusie
Nu de rechtbank geen van de bewijsmiddelen die volgens de officier van justitie zouden kunnen duiden op daderschap van verdachte bij de overval, op zichzelf of in onderlinge samenhang bezien, voldoende redengevend acht, bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Alleen vermoedens zijn daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Parketnummer 02-071364-25
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 november 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , blz. 43, d.d. 4 maart 2025;
- het proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 2] , blz. 32 e.v., d.d. 4 maart 2025;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 3] , blz. 36 e.v., d.d. 4 maart 2025;
- het proces-verbaal van bevindingen, verhoor [benadeelde 4] , blz. 41 e.v. d.d. 8 maart 2025.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 november 2025;
- de aangifte van [benadeelde 5] , blz. 253 e.v. d.d. 28 februari 2025.
Feit 3
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 november 2025;
- het proces-verbaal van bevindingen, blz. 436, d.d. 5 maart 2025;
- het proces-verbaal Wapens Munitie en Explosieven, blz. 191, d.d. 6 maart 2025.
4.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-071364-25
Feit 1op 04 maart 2025 te Waalwijk
tezamen en in vereniging met anderen,
- een geldbedrag van 526,70 euro en
- een kassa(lade),
die toebehoorde
naan [bedrijf 1] Waalwijk, gelegen aan [adres 1] te Waalwijk,
heeft weggenomenmet het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen en deze diefstal
is voorafgegaan en vergezeldvan bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , [benadeelde 2] en [benadeelde 4] ,
gepleegdmet het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte
en/of zijn mededaders-een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
hebbengetoond aan en dat wapen hebben gericht op die [benadeelde 3] ,
[benadeelde 2] en [benadeelde 4] en
- naar die [benadeelde 3] en [benadeelde 2] de woorden, zakelijk
weergegeven"kassa, kassa, geld, geld"
hebbengeroepen ;
Feit 2op 28 februari 2025 te Loon op Zand
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met anderen,
- een geldbedrag en
- een kassa(lade) en
- een kluis en- een horloge,
die toebehoorde
naan
[bedrijf 2] , gelegen aan [adres 2] te Loon op Zand, weg te nemen met het
oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen en deze
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 5] , te
plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk
te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte
en/of zijn mededaders- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
hebbengetoond aan die [benadeelde 5] en dat vuurwapen op die [benadeelde 5]
hebbengericht terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3op 04 maart 2025 te Waalwijk, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, onder i van de Wet
wapens en
munitie, te weten:
- een alarm- c.q. startpistool, merk Bruni (BBM), model .92, kaliber 8 mm,
en
munitie van categorie III van de Wet
wapens en
munitie, te weten:
- 25 stuks knalpatronen (Salve — Blank), merk onbekend, kaliber 8 mm.
voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank merkt daarbij op dat voor eenieder de bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging van feit 1 duidelijk was, namelijk de tenlastelegging van het voltooide delict.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan de voorwaardelijke straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van alle feiten komt heeft de verdediging primair verzocht een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen variërend van 12 tot 18 maanden met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast kan de maximale taakstraf van 240 uur worden opgelegd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de eis van de verdediging flink te matigen nu verdachte dient te worden vrijgesproken voor de overval van januari. De verdediging verzoekt een gevangenisstraf op te leggen van 24 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de geadviseerde voorwaarden. Dit doet meer recht aan de jonge leeftijd van verdachte en de proceshouding van verdachte.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met anderen geprobeerd om op 28 februari 2025 [bedrijf 2] te overvallen. Hierbij is een wapen, naar later bleek een alarmpistool, gericht op de medewerker. De verdachten verlieten de winkel uiteindelijk zonder weggenomen goederen. Op 4 maart 2025 heeft verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan een overval, nu op de [bedrijf 1] . De [bedrijf 1] werd door verdachte en zijn mededader overvallen, waarbij de medeverdachte een alarmpistool vast hield en richtte naar de medewerkers en een klant. Hierbij werd een kassalade met daarin een geldbedrag weggenomen. Uit de aangiften is gebleken dat de slachtoffers angstig zijn geweest door de (poging tot) overval(len) door verdachte en de medeverdachten. Zij zullen ook na het plegen van de feiten moeten leven met de angst die zij toen hebben meegemaakt. De ervaring is dat slachtoffers van dit soort gewelddadige misdrijven nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dit blijkt ook uit de onderbouwing bij de gevorderde (immateriële) schadevergoedingen en de slachtofferverklaring van [benadeelde 3] . Meer in het bijzonder heeft hij verklaard dat hij na de overval moeilijk kon slapen, omdat hij het moment steeds herbeleefde. Naast de slapeloze nachten merkte [benadeelde 3] dat hij een kort lontje had. Inmiddels heeft hij EMDR-therapie gehad. Zijn nachtrust is nog steeds niet zoals het moet zijn, maar door de EMDR lijken de scherpe randjes ervan af.
Dit soort overvallen draagt bovendien bij aan de in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte en zijn mededaders hebben op een snelle manier aan geld willen komen en hebben zich daarbij niet bekommerd om wat dit met de slachtoffers zou doen. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Daarnaast heeft de verdachte samen met zijn medeverdachten een alarmpistool en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en leidt op zichzelf al tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 24 september 2025 waaruit blijkt dat hij in het verleden met politie en justitie in aanraking is geweest voor Wegenverkeerswetzaken en Leerplichtzaken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering van 28 oktober 2025 waaruit naar voren komt dat de reclassering ten tijde van de onderhavige feiten problemen signaleerde in het leven van verdachte op het gebied van dagbesteding en zijn sociale netwerk. De reclassering heeft zorgen om verdachtes weerbaarheid in contact met anderen, zijn gebrekkige impulsbeheersing en disfunctionele oplossingsvaardigheden. De reclassering acht het aangewezen dat wordt onderzocht hoe de feiten hebben kunnen gebeuren en hoe herhaling in de toekomst kan worden voorkomen. Positief in het leven van verdachte is zijn steunend familiair netwerk en de recente start op zijn opleiding Social Work. Op 6 juni 2025 is verdachte geschorst uit de preventieve hechtenis met bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft de afgelopen maanden goeddeels voldaan aan deze bijzondere voorwaarden, op enkele schendingen van de meldplicht na, waarvoor hij een waarschuwing heeft gekregen. De reclassering heeft voorts onderzoek gedaan naar toepassing van het jeugdstrafrecht door het ASR wegingskader toe te passen. Op basis daarvan ziet de reclassering onvoldoende indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Bij een veroordeling wordt door de reclassering geadviseerd een deels voorwaardelijke staf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling een contact- en locatieverbod (zonder elektronische monitoring) en dagbesteding.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal het volwassenenstrafrecht toepassen, nu ook de rechtbank geen aanknopingspunten ziet voor de toepassing van jeugdstrafrecht.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Wat betreft de hoogte van deze op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) waarmee zoveel mogelijk wordt gewaarborgd dat de straftoemeting aansluit bij straffen die in andere vergelijkbare zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten gaan, voor een overval op een winkel waarbij is gedreigd of licht geweld is gebruikt, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee zijn jonge leeftijd, zijn proceshouding en het feit dat hij zijn leven probeert te verbeteren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest passend en geboden is en zal dit aan verdachte opleggen. Aan de voorwaardelijke straf worden de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, contactverbod en dagbesteding. Anders dan is geadviseerd door de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding om een locatieverbod op te leggen. De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij minder feiten bewezen acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

Parketnummer 02-068869-25

7.1
[benadeelde 6]
De [benadeelde 6] vordert een schadevergoeding van € 500,- .
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Parketnummer 02-071364-25
Feit 1
7.2
Benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending (een overval waarbij een wapen op hem is gericht) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in zijn vordering ook verwoord wat de psychische gevolgen van het feit voor hem zijn geweest.
Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 2.000,-, zal daarom worden toegewezen.
7.3
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 2.350,- aan immateriële schade.
Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending (een overval waarbij een wapen op haar is gericht) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in haar vordering duidelijk verwoord wat de psychische gevolgen van het feit voor haar zijn geweest.
Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 2.350,- zal daarom worden toegewezen.
7.4
Benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van
€ 3.026,97,- aan schadevergoeding waarvan € 2.750 aan immateriële schade en € 276,97 aan materiële schade.
Materiële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist en voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 276,97, zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending (een overval waarbij een wapen op hem is gericht) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in zijn vordering en in zijn schriftelijke slachtofferverklaring duidelijk verwoord wat de psychische gevolgen van het feit voor hem zijn geweest en dat hij voor zijn psychische klachten EMDR-therapie heeft gehad.
Gelet op de aard en ernst van de overval en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 2.350,- billijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren, omdat dit nader onderzoek vergt wat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregelen hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de feiten werden gepleegd, te weten 4 maart 2025 tot aan de dag van algehele voldoening van de schuld.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Feit 2
7.5
Benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 1.050,- aan immateriële schade.
Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending (een overval waarbij een wapen op hem is gericht) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in zijn vordering duidelijk verwoord wat de psychische gevolgen van het feit voor hem zijn geweest.
Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 1.050,- zal daarom worden toegewezen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de feiten werden gepleegd, te weten 28 februari 2025 tot aan de algehele voldoening van de schuld.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02-068869-25 ten laste gelegde feit;
Ten aanzien van parketnummer 02-071364-25
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02-071364-25
feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
feit 2:poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en
vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
feit 3:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet
wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275, 5037 PD Tilburg . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en zich indien nodig laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien na intake een behandeling niet noodzakelijk wordt geacht dan kan verdachte deelnemen aan een gedragsinterventie gericht op het vergroten van copingvaardigheden;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de medeverdachten [medeverdachte 1] geboren op [geboortedag 2] 2002 en [medeverdachte 2] geboren op [geboortedag 3] 2007, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van een structurele dagbesteding in de vorm van opleiding, stage of (vrijwilligers)werk. Ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan een intake bij RMC gemeente Tilburg en aan een eventueel vervolgtraject. Ook kan een gedragsinterventie werken aan werk ingezet worden, indien de reclassering het nodig acht;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partijen
Parketnummer 02-068869-25
- verklaart de [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Parketnummer 02-071364-25
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 4]van € 2.000,-, terzake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] , € 2.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 2]van € 2.350,-, terzake immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2], € 2.350,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 33 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 3]van € 2.626,97, waarvan € 276,97 aan materiële schade en € 2.350,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 3], € 2.626,97 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 36 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 5]van € 1.050,-, terzake immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 februari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 5], € 1.050,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 februari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, en mrs. C.H.W.M. Sterk en S.H. Stein, rechters, in tegenwoordigheid van K. van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 24 november 2025.
K. van Rijs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Parketnummer 02-068869-25
hij op of omstreeks 17 januari 2025 te Tilburg op de Dongensekanaaldijk , althans op
de openbare weg,
een electrische fiets (Gazelle Orange) en/of een telefoon (Samsung A52s) en/of een
rugtas (inhoudende onder andere een pinpas en/of een ov pas, en/of een rijbewijs)
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [persoon] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [persoon] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [persoon] dreigend toe te voegen: "Ho, stop, geef", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [persoon]
[persoon] te richten en/of
- aan de fiets van die [persoon] te trekken, althans vast te pakken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 02-071364-25
1
hij op of omstreeks04 maart 2025 te Waalwijk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een geldbedrag van ongeveer 526,70 euro en/of
- een kassa(lade),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan
[bedrijf 1] Waalwijk, gelegen aan [adres 1] te Waalwijk,
in elk geval aan een ander dan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3]
[benadeelde 3] , [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] , te plegen met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft getoond aan en/of dat vuurwapen heeft gericht op die [benadeelde 3] ,
[benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] en/of
- naar die [benadeelde 3] , [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] de woorden, zakelijk
weergegeven
"kassa, kassa, geld, geld"heeft geroepen en/of woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 28 februari 2025 te Loon op Zand
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een geldbedrag en/of
- een kassa(lade) en/of
- een kluis en/of
- een horloge,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan
[bedrijf 2] , gelegen aan [adres 2] te Loon op Zand, in elk geval aan
een ander dan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 5] , te
plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk
te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft getoond aan die [benadeelde 5] en/of dat vuurwapen op die [benadeelde 5] heeft
gericht
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 04 maart 2025 te Waalwijk, althans Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer wapen(s) van categorie III, onder i van de Wet Wapens en
Munitie, te weten:
- een alarm- c.q. startpistool, merk Bruni (BBM), model .92, kaliber 8
mm,
en/of
munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- 25 stuks knalpatronen (Salve — Blank), merk onbekend, kaliber 8 mm.
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht)