ECLI:NL:RBZWB:2025:8270

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
24/4024
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet WIA

Deze uitspraak betreft de toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser, die het niet eens is met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft op 25 november 2025 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Eiser had eerder een uitkering ontvangen op basis van de Werkloosheidswet en de Ziektewet, maar het UWV weigerde hem een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, dat hem een WIA-uitkering had toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 62,73%. De rechtbank heeft de medische beoordelingen van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat hij meer beperkt is dan door het UWV is aangenomen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en bevestigd dat de geselecteerde functies voor de berekening van de arbeidsongeschiktheid passend zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 62,73%.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4024 WIA

uitspraak van 25 november 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. I. Oztas),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Arnhem), verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser. Eiser is het niet eens met de mate van arbeidsongeschiktheid en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de toekenning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld op 62,73%. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Eiser is werkzaam geweest als manager bij een horecabedrijf. Per 1 januari 2020 heeft eiser een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet. Op 26 maart 2020 heeft eiser zich ziekgemeld wegens met name psychische klachten. Per 1 april 2020 heeft eiser een uitkering ontvangen op grond van de Ziektewet. Aan het einde van de wachttijd heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd.
2.1.
Het UWV heeft met het besluit van 28 februari 2023 (primair besluit) geweigerd aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 26 maart 2024 is het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Het UWV heeft aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 24 maart 2022 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,73%.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2025 op zitting behandeld. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen en namens het UWV heeft [persoon] deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 24 maart 2022 voor 62,73% arbeidsongeschikt is. Bij de beoordeling of het bestreden besluit juist is, is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsgeneeskundige beoordelingen door het UWV
De primaire arts van het UWV heeft eiser gezien op het spreekuur, psychisch onderzoek verricht en informatie opgevraagd bij de huisarts. Volgens de arts is eiser vanwege de psychische klachten (psychische stoornis na alcoholgebruik, PTSS en depressieve klachten) beperkt ten aanzien van het sociaal en persoonlijk functioneren. Als gevolg van de heupproblemen met een verkort been zijn ook fysieke beperkingen aangenomen. Er is geen reden om een urenbeperking aan te nemen, nu er geen sprake is van een ernstige aandoening die gepaard gaat met een groot energieverlies. Ook is er geen sprake van een structureel verminderde beschikbaarheid. Wel is eiser aangewezen op regelmatige werktijden en niet hoeven werken in de nachtelijke uren. Dit medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts van het UWV. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 januari 2023.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien op het spreekuur, waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek is verricht. Ook de door eiser overgelegde medische informatie is betrokken bij de beoordeling. De verzekeringsarts b&b is afgeweken van het oordeel van de primaire arts. Op de datum in geding had eiser klachten aan zijn rechterheup, waarvoor inmiddels duidelijk is dat een operatie zal volgen. Gelet op mate van de geconstateerde afwijkingen aan de heup worden er aanvullende fysieke beperkingen aangenomen. Ook ziet de verzekeringsarts b&b reden om een urenbeperking aan te nemen. Uitgaand van een verstoord slaappatroon, depressieve klachten en de behandelfrequentie wordt een milde beperking van maximaal zes uur per dag (30 uur per week) op zijn plaats geacht. De aanvullende beperkingen en gewijzigde belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 29 februari 2024.
De verzekeringsarts b&b heeft in het kader van het beroep en de uitgevoerde expertise door verzekeringsarts [deskundige] aanvullend gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat de terugval met betrekking tot de alcoholverslaving en de operatie aan de heup, het bekken en het been gezien moet worden als een veranderd medische situatie. Dit geeft echter geen beeld van de medische problematiek ten tijde van de datum in geding. Daarnaast wordt de stelling dat de beperkingen als gevolg van de heupklachten door het UWV te rooskleurig zijn ingeschat, niet verder onderbouwd. Ook ten aanzien van de aangescherpte urenbeperking worden geen aanvullende medische gegevens ingebracht die de aanscherping rechtvaardigen. De verzekeringsarts b&b ziet geen medische reden om een wisselende duurbelastbaarheid aan te nemen. Daarbij is van belang dat door eiser tijdens het primaire onderzoek geen specifieke rustmomenten op de dag werden beschreven. Op grond van het verstoorde slaappatroon, de depressieve klachten en de behandelfrequentie is in bezwaar toch een beperking van de duurbelastbaarheid aangenomen, maar er is geen medische reden om dit verder aan te scherpen.
4.2.
Beroepsgronden
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij meer beperkt is dan door het UWV is aangenomen. In dat kader heeft hij verwezen naar de uitgevoerde beoordeling door het Expertise Instituut. Verzekeringsarts [deskundige] heeft geconcludeerd dat eiser als gevolg van de klachten aan zijn heup verdergaand beperkt is in de volgende rubrieken: aanpassingen aan fysieke omstandigheden, dynamisch handelen en statische houdingen. Ook zijn er aanvullende beperkingen opgenomen vanwege de psychische klachten in de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren. Verder heeft verzekeringsarts [deskundige] reden gezien om de urenbeperking aan te scherpen. Gelet op de sterk wisselende recuperatiemomenten van eiser bij een zeer korte en onderbroken nachtrust is eiser niet elke dag zes uur per dag belastbaar. Enige nuancering ten aanzien van de urenbeperking daarom is aangewezen. Eiser zou gemiddeld vier uur per dag kunnen werken met een maximum van zes uur per dag. Dit komt neer op gemiddeld 20 uur tot een maximum van 25 uur per week.
4.3.
Medisch oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Beperkingen als gevolg van de heupklachten
De verzekeringsarts b&b heeft gelet op de geconstateerde afwijkingen aan de heup aanvullende fysieke beperkingen aangenomen en eiser beperkt geacht ten aanzien van staan, lopen, traplopen, zitten, tillen, dragen en duwen. Ook moet eiser de gelegenheid hebben om tijdens het werk even te kunnen vertreden. Verzekeringsarts [deskundige] heeft eiser daarnaast beperkt geacht voor werken op oneffen en hellend vlak en knielen of hurken. Verder heeft verzekeringsarts [deskundige] een verdergaande beperking aanwezig geacht op de onderdelen tillen, dragen, lopen, trappenlopen, klimmen en staan.
Uit de beoordeling van de verzekeringsarts b&b blijkt dat de afwijkingen aan de heup zijn betrokken in de beoordeling en dat dit heeft geleid tot het aannemen van forse beperkingen.
De door verzekeringsarts [deskundige] aangenomen aanvullende beperkingen lijken enkel gebaseerd te zijn op de eigen beleving van eiser. De mate van beperkingen komt namelijk precies overeen met wat eiser heeft aangegeven bij verzekeringsarts [deskundige] . Een medische onderbouwing waarom de afwijkingen aan de heup leiden tot die mate van beperkingen ontbreekt echter. Naar het oordeel van de rechtbank is het standpunt van verzekeringsarts [deskundige] niet overtuigend, omdat hij niet (met nieuwe medische gegevens) heeft onderbouwd waarom hij eiser aanvullend beperkt acht. Het rapport van verzekeringsarts [deskundige] heeft de rechtbank daarom geen aanleiding gegeven tot twijfel aan de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts b&b.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de aanvullend aangenomen beperkingen door verzekeringsarts [deskundige] ten aanzien van de heupklachten niet leiden tot het niet geschikt zijn van de geduide functies en dat de beroepsgrond daarom nergens toe kan leiden.
4.3.2.
Beperkingen als gevolg van de psychische klachten
De verzekeringsarts b&b heeft eiser vanwege zijn psychische klachten aangewezen geacht op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen. Verzekeringsarts [deskundige] heeft eiser aangewezen geacht op werkzaamheden waarbij hij niet of nauwelijks wordt afgeleid door activiteiten van anderen, wegens sterke gevoeligheid voor prikkels van buitenaf en moeite met het verdelen van aandacht. Daarom zou een prikkelarme werkomgeving nodig zijn. Daarnaast heeft verzekeringsarts [deskundige] een aanvullende beperking aangenomen ten aanzien van het uiten van de eigen gevoelens.
In de rapportage van verzekeringsarts [deskundige] worden de psychische klachten benoemd onder het eigen onderzoek, maar vervolgens is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom dit heeft geleid tot het aannemen van deze twee aanvullende beperkingen. Ter zitting kon eiser desgevraagd hierover geen nadere toelichting geven. Daarmee is onvoldoende medische onderbouwing geleverd voor het aannemen van de aanvullende beperkingen en onvoldoende twijfel gezaaid aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b.
4.3.3.
Urenbeperking
De verzekeringsarts b&b heeft op basis van een verstoord slaappatroon, depressieve klachten en de behandelfrequentie een beperking van maximaal zes uur per dag (30 uur per week) aangenomen. Verzekeringsarts [deskundige] heeft overwogen dat eiser, gezien de sterk wisselende recuperatiemomenten bij een zeer korte en onderbroken nachtrust, maximaal zes uur per dag belastbaar is, maar dat hij dit niet elke dag kan. Dit leidt tot een duurbelastbaarheid van gemiddeld vier uur tot maximaal zes uur per dag en gemiddeld 20 uur tot ongeveer 25 uur per week.
Volgens de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid is een duurbelastbaarheid van gemiddeld ongeveer zes uur per dag aan de orde als er na ongeveer vier uur werken een zodanige recuperatietijd nodig is dat binnen dezelfde dag niet nogmaals gedurende ongeveer vier uur een arbeidsprestatie kan worden geleverd. Een duurbelastbaarheid van gemiddeld ongeveer vier uur per dag is aan de orde als er na ongeveer vier uur werken een zodanige recuperatietijd nodig is dat binnen dezelfde dag (vrijwel) in het geheel geen arbeidsprestatie meer kan worden geleverd.
Uit het rapport van de primaire arts blijkt van een dagverhaal met voldoende structuur en verminderde activiteiten. Eiser is ADL-zelfstandig, wandelt wat en doet soms boodschappen. Er bestaan geen specifieke rustmomenten. Uit het dagverhaal tijdens het onderzoek in bezwaar blijkt dat eiser de noodzakelijke dingen thuis doet en nog steeds slecht slaapt. Hij gaat overdag niet extra rusten omdat slapen toch niet lukt. Eiser gaat elke dag twee uur lopen in het bos en is daarna op. Eiser heeft vervolgens bij verzekeringsarts [deskundige] verklaard dat hij gedurende de dag en op wisselende tijden korte rustperiodes neemt op de bank. Hij slaapt hierbij niet, omdat hij anders in de nacht niet meer kan slapen.
De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij slechts gemiddeld vier uur per dag belastbaar is. De genoemde rustmomenten op de bank zijn (ook desgevraagd ter zitting) niet nader toegelicht. Zo wordt niet duidelijk hoeveel tijd dit in beslag neemt, hoe eiser zich voor en na een rustmoment voelt en wat er gebeurt als eiser de mogelijkheid tot deze rustmomenten niet heeft. Het dagverhaal zoals verzekeringsarts [deskundige] dit heeft opgenomen is daarom onvoldoende gedetailleerd om aansluiting bij te zoeken. Daar komt bij dat eiser tijdens de onderzoeken door de primaire arts en de verzekeringsarts b&b geen specifieke rustmomenten op de dag benoemde. Uit het dagverhaal zoals genoteerd door de verzekeringsarts b&b blijkt niet van een situatie waarin eiser na vier uur werken een zodanige recuperatietijd nodig heeft dat hij in het geheel geen arbeidsprestatie meer kan leveren (zoals passend zou zijn bij een duurbelastbaarheid van ongeveer vier uur per dag). De toegepaste urenbeperking door de verzekeringsarts b&b lijkt voldoende rekening te houden met enerzijds de mogelijkheid om extra rust te pakken en anderzijds de ruimte om behandelingen te volgen. De verzekeringsarts b&b heeft verder in het rapport van 17 september 2025 inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat en waarom het rapport van verzekeringsarts [deskundige] hem geen redenen heeft gegeven om een grotere urenbeperking aan te nemen. Her feit dat eiser zich niet kan vinden in die conclusie, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig.
4.3.4.
Conclusie
Niet gebleken is dat in de FML van 29 februari 2024 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.
Arbeidsdeskundige beoordelingen door het UWV
De arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), medewerker postverzorging (SBC-code 315140) en textielproductenmaker (SBC-code 111160). Hiermee komt de arbeidsdeskundige tot het oordeel dat eiser in passende werkzaamheden en rekening houdend met de beperkingen van eiser een zodanig inkomen kan verdienen dat meer bedraagt dan 65% van het loon dat hij verdiende voor zijn uitval.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft, rekening houdend met de gewijzigde FML in bezwaar, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043), telefonisch verkoper (SBC-code 315173) en productiemedewerker industrie (SBC-code 111180). De arbeidskundige b&b heeft de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 62,73%.
5.1.
Beroepsgronden
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Uitgaande van de FML zoals deze door de verzekeringsarts b&b van het UWV is vastgesteld, zijn de geselecteerde functies passend. Echter gelet op de aanvullende beperkingen die verzekeringsarts [deskundige] van toepassing acht, zijn volgens de arbeidsdeskundige van het Expertise Instituut de (reserve)functies van telefonisch verkoper, productiemedewerker industrie en productiemedewerker confectie niet langer geschikt voor eiser.
5.2.
Arbeidsdeskundig oordeel van de rechtbank
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3.4. heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,73%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat er voor eiser niks verandert. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 25 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: wettelijk kader

Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.