In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk uitvoeren, vervoeren of aanwezig hebben van heroïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk uitvoeren van heroïne, maar heeft wel geoordeeld dat de verdachte door haar nalatigheid verwijtbaar was met betrekking tot de aanwezigheid van ongeveer 2 kilogram heroïne in de auto waarin zij als passagier zat. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 weken op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.
De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 november 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een ander ongeveer twee kilo heroïne had uitgevoerd, vervoerd en aanwezig had gehad. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet, maar dat de verdachte nalatig was geweest door niet door te vragen naar de inhoud van de pakketten die in de auto aanwezig waren.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 13 augustus 2025 in Zevenbergschen Hoek aanwezig had gehad, ongeveer 2.000 gram heroïne, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat zij geen strafblad had. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf van 2 weken opgelegd, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht.