ECLI:NL:RBZWB:2025:8322

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
24/7282
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging arbeidsongeschiktheidspercentage in het kader van de Wet WIA

Deze uitspraak betreft de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser van 80-100% naar 35,23% in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser is het niet eens met deze wijziging en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht het arbeidsongeschiktheidspercentage heeft gewijzigd. Eiser was werkzaam als productiemedewerker machine operator en is sinds 21 oktober 2015 arbeidsongeschikt door een combinatie van klachten. Hij heeft op 19 juli 2017 een WIA-uitkering aangevraagd, die aanvankelijk werd toegekend op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. Na een herbeoordeling door het UWV op 15 november 2023, is eiser voor 35,23% arbeidsongeschikt geacht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser per 13 oktober 2022 voor 35,23% arbeidsongeschikt is. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om een onafhankelijke verzekeringsarts aan te stellen af, omdat er voldoende medische gegevens beschikbaar waren voor de beoordeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7282 WIA

uitspraak van 26 november 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. G.Z.U. Viragh),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser van 80-100% naar 35,23% in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand hiervan beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht het arbeidsongeschiktheidspercentage heeft gewijzigd.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV dit terecht heeft gedaan. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Feiten en omstandigheden

2. Eiser is werkzaam geweest als productiemedewerker machine operator voor 40 uur per week. Voor dat werk is hij uitgevallen op 21 oktober 2015 vanwege een combinatie van klachten. Eiser heeft op 19 juli 2017 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft met het besluit van 25 augustus 2017 aan eiser een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend met ingang van 18 oktober 2017, naar mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De loongerelateerde WIA-uitkering is per 18 oktober 2019 omgezet in een loonaanvullingsuitkering. De ex-werkgever heeft op basis van het oordeel van de bedrijfsarts een herbeoordeling aangevraagd op 17 oktober 2022.

Procesverloop

3. Het UWV heeft met het besluit van 15 november 2023 (primair besluit) eiser voor 35,23% arbeidsongeschikt geacht. De eerste 24 kalendermaanden na dit besluit wijzigt de WIA-uitkering niet. Deze periode loopt tot en met 30 november 2025. Vanaf 1 december 2025 wordt gekeken of eiser meer dan de helft van zijn restverdiencapaciteit kan verdienen en welke WIA-uitkering hij dan gaat ontvangen.
3.1
Eiser is het niet eens met het arbeidsongeschiktheidspercentage en heeft hiertegen bezwaar ingediend. Met het bestreden besluit van 18 september 2024 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
3.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.3
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn zoon, de gemachtigde van eiser en namens het UWV mr. H.M. van Gent.

Beoordeling door de rechtbank

Grondslag bestreden besluit
4. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 13 oktober 2022 voor 35,23% arbeidsongeschikt is.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
6. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
6.1
De verzekeringsarts heeft de dossiergegevens bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur van 16 augustus 2023. Bij het spreekuur waren ook een psycholoog en een arts aanwezig
,beiden namens het UWV. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser bekend is met diabetes mellitus, rugpijn aspecifiek chronisch en een depressieve episode. Vanwege de fysieke en psychische klachten zijn beperkingen aangenomen op persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Een adequate behandeling biedt een grotere kans op verbetering, maar de verzekeringsarts verwacht dat er beperkingen zullen blijven bestaan. De belastbaarheid van eiser per 13 oktober 2022 is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 september 2023.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en zag geen aanleiding voor een spreekuur tijdens bezwaar, omdat voldoende medische gegevens aanwezig waren voor een beoordeling. Er is geen sprake van geen benutbare mogelijkheden. Eiser was niet bedlegerig, niet opgenomen in een ziekenhuis of een instelling, is niet afhankelijk voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen en had geen sterk wisselende mogelijkheden. Ook kan er niet uit worden gegaan van onvermogen tot persoonlijk en/of sociaal functioneren op basis van een ernstige psychische stoornis. Daarnaast voldoet eiser niet aan één van de voorwaarden voor een urenbeperking (geen stoornis in de energiehuishouding, preventief of wegens verminderde beschikbaarheid). De verzekeringsarts b&b is het eens met de beperkingen en belastbaarheid weergegeven in de FML van 22 september 2023.
In beroep heeft de verzekeringsarts b&b vastgesteld dat de trillingsbelasting ten onrechte niet was opgenomen in de FML. Deze beperking is alsnog toegevoegd en de belastbaarheid is neergelegd in de FML van 11 april 2025.
6.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er ten onrechte geen fysiek spreekuur met de verzekeringsarts b&b heeft plaatsgevonden. Verder is het onbegrijpelijk dat hij eerst volledig arbeidsongeschikt werd geacht en vanaf 13 oktober 2022 35,23%. Zijn fysieke en psychische beperkingen zijn onderschat, en zou het begrijpelijk zijn geweest als er een urenbeperking was opgenomen. Op zitting heeft eiser toegelicht dat er geen extra beperkingen opgenomen hadden moeten worden, maar dat de geduide beperkingen zwaarder zijn dan nu opgenomen in de FML. Tot slot verzoekt eiser de rechtbank om een onafhankelijke verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige te benoemen.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn bezwaren tijdens een hoorzitting toe te lichten en dat geen spreekuur in bezwaar heeft plaatsgevonden. Daar zag het UWV geen noodzaak toe, omdat voldoende medische gegevens aanwezig waren voor de beoordeling. Ook is in primair een fysiek spreekuur gehouden door een geregistreerde verzekeringsarts, inclusief een psychisch en lichamelijk onderzoek, en daarvan is een consistente uitgebreide rapportage aanwezig in het dossier. Volgens het UWV kon de beoordeling in bezwaar daardoor op de stukken plaatsvinden. De rechtbank kan deze motivering volgen.
7.1
Daarnaast ziet de rechtbank in de beroepsgronden van eiser geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen en legt hierna uit waarom. In elke rubriek van de FML zijn beperkingen aangenomen. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde fysieke klachten op datum in geding, waaronder zijn rugklachten en diabetes, en dat hiervoor beperkingen zijn aangenomen. Ten aanzien van de psychische klachten op datum in geding heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat sprake is van een lichte aandoening en dat eiser na 2018 niet meer onder behandeling is geweest. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn er uitgebreide beperkingen aangenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, zodat psychische overbelasting wordt voorkomen in een daaraan aangepaste functie. Ook is uitgebreid gemotiveerd waarom urenbeperking niet geïndiceerd is. De rechtbank kan ook deze motivering volgen. Eiser heeft overigens ook geen medische informatie overgelegd waarin een aanknopingspunt gevonden kan worden dat hij ‘zwaarder’ beperkt moet worden geacht in de geduide beperkingen van de FML van 11 april 2025.
De rechtbank merkt nog op dat het niet onbegrijpelijk is dat het UWV eiser eerder wel volledig arbeidsongeschikt heeft geacht. Dat heeft ermee te maken dat het UWV eerder heeft aangenomen dat geen sprake was van benutbare mogelijkheden en in een eerdere beoordeling forsere beperkingen heeft aangenomen in het persoonlijk en sociaal functioneren, waardoor er te weinig functies konden worden geduid.
7.2
Nu de rechtbank geen reden ziet om te twijfelen aan het onderzoek en de conclusies van de verzekeringsartsen, ziet zij ook geen aanleiding om een onafhankelijke verzekeringsarts als deskundige te raadplegen. De rechtbank wijst dit verzoek daarom af.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
8. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de FML van 11 april 2025, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten; SBC-code 111180), textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel; SBC-code 111160) en productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043).
8.1
Eiser stelt dat hij slecht tot matig de Nederlandse taal beheerst en dat het UWV daar onvoldoende rekening mee heeft gehouden. De rechtbank overweegt dat de arbeidsdeskundige b&b voldoende heeft onderbouwd dat eiser op een eenvoudig niveau Nederlands spreekt, begrijpt en leest, en dat de geduide functies daarbij passen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
8.2
Volgens eiser heeft het UWV ook onvoldoende rekening gehouden met zijn opleidingsniveau. De arbeidsdeskundige B&B heeft gemotiveerd dat de opleidingseisen van de geduide functies aansluiten bij de opleiding en werkervaring van eiser. De rechtbank is met het UWV van oordeel dat het eenvoudige en voorspelbare productiefuncties zijn en dat het UWV voldoende gemotiveerd heeft dat deze functies van eiser kunnen worden gevergd.
8.3
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit deels voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank 7.1 heeft geoordeeld is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dus worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
9. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 35,23%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
10.1
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 26 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.