ECLI:NL:RBZWB:2025:8345

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/4562
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen de Dienst Toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de Dienst Toeslagen in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.M. van den Heuvel, heeft een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen. Tijdens de zitting op 4 november 2025 heeft de gemachtigde van verzoekster het beroep ingetrokken, maar tegelijkertijd verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Dienst Toeslagen heeft zich tijdens de zitting geconformeerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank moet echter beoordelen of de Dienst Toeslagen daadwerkelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen. Verzoekster had zich gemeld voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag en had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Dienst Toeslagen.

De rechtbank concludeert dat de Dienst Toeslagen niet in de proceskosten kan worden veroordeeld, omdat er geen aanleiding is om te stellen dat het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist op het bezwaar. Bovendien is er sprake van gesplitste besluitvorming, waardoor de Dienst Toeslagen al in een andere zaak is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten. De rechtbank wijst het verzoek van verzoekster af en maakt de uitspraak openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/4562 KINDER

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),
en

de Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de Dienst Toeslagen in de proceskosten.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep in de zaak BRE 24/5429 en dit beroep tegen het niet tijdig beslissen op 4 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster en haar gemachtigde. Namens de Dienst Toeslagen waren aanwezig mr. [persoon 1] en mr. [persoon 2] .
1.2.
De gemachtigde van verzoekster heeft ter zitting gewezen op zijn bericht van 26 oktober 2025 waarin hij het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingetrokken onder gelijktijdig verzoek om vergoeding van proceskosten.
1.3.
De Dienst Toeslagen heeft ter zitting gereageerd op het verzoek en meegedeeld zich te conformeren aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [1]
Is de Dienst Toeslagen aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de Dienst Toeslagen geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Verzoekster heeft zich gemeld voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Bij besluiten van 28 juli 2021 en 6 oktober 2021 heeft Belastingdienst/Toeslagen beoordeeld of verzoekster recht heeft op compensatie over de toeslagjaren 2007, 2009 en 2013 tot en met 2019. Bij beslissing op bezwaar van 13 mei 2024 heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van verzoekster tegen de voornoemde besluiten deels ongegrond en deels gegrond verklaard. Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar (zaaknummer BRE 24/5429).
4.2.
In de bezwaarprocedure die vooraf is gegaan aan de beslissing op bezwaar van 13 mei 2024 heeft verzoekster (tevens) aangevoerd dat de Dienst Toeslagen ten onrechte de toeslagjaren 2005, 2006, 2008, 2010, 2011 en 2012 niet heeft beoordeeld. De Dienst Toeslagen heeft vervolgens het besluit van 29 november 2024 genomen over deze toeslagjaren, met daaronder een bezwaarclausule. Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt, en na enige tijd de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld en op 1 september 2025 dit beroep tegen het niet tijdig beslissen ingediend.
4.3.
De rechtbank heeft het beroep met zaaknummer BRE 24/5429 op 21 oktober 2025 op zitting behandeld. Ter zitting is met partijen vastgesteld dat het besluit van 29 november 2024 een aanvullend besluit is op de beslissing op bezwaar van 13 mei 2024 en dat het beroep tegen die beslissing op bezwaar daarom van rechtswege mede ziet op het besluit van 29 november 2024. [2]
4.4.
De Dienst Toeslagen had zich echter eerder op het standpunt gesteld dat het besluit van 29 november 2024 los stond van de beslissing op bezwaar van 13 mei 2024 en dat daartegen bezwaar moest worden gemaakt. Weliswaar heeft de gemachtigde van verzoekster geen fout gemaakt door conform de rechtsmiddelclausule van het besluit van 29 november 2024 bezwaar aan te tekenen, doch als gemachtigde, zoals hij ter zitting op 21 oktober 2025 desgevraagd bevestigde, van oordeel was dat tegen het aanvullende besluit geen bezwaar open stond maar dat het tegen het besluit op bezwaar van 13 mei 2024 ingestelde beroep ook van rechtswege gericht was tegen het aanvullende besluit van 29 november 2024, had het op zijn weg gelegen om dat aan de Dienst Toeslagen te melden bij het maken van het bezwaar én het ook aan de rechtbank te berichten toen hij dat bezwaar indiende.
4.5.
Als geen bezwaar kan worden ingediend, maar in een al lopend beroep aanvullende gronden kunnen worden ingediend, tegen het aanvullende besluit, is bovendien geen plaats voor het verwijt dat het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist op het bezwaar.
De rechtbank ziet daarom geen aanleiding de Dienst Toeslagen te veroordelen om de door verzoekster gemaakte proceskosten te vergoeden.
4.6.
De rechtbank wijst er ten overvloede nog op dat, omdat sprake is van gesplitste besluitvorming, de Dienst Toeslagen bij uitspraak van vandaag in de zaak met nummer BRE 24/5429 al wordt veroordeeld om de door verzoekster gemaakte proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 27 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
2.Dit volgt uit artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.