ECLI:NL:RBZWB:2025:842

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
24/4126
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 17 februari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de hoogte van haar WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die als productiemedewerker heeft gewerkt, heeft een bedrijfsongeval gehad op 22 oktober 2021, wat heeft geleid tot een hersenschudding en arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft haar een WIA-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 47,60%, maar na bezwaar is dit verhoogd naar 48,24%. Eiseres betwist de arbeidsongeschiktheidseisen en stelt dat zij volledig arbeidsongeschikt is vanwege medische redenen, zoals geadviseerd door haar psychiater en psycholoog.

De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aangenomen urenbeperking van 25 uur per week is vastgesteld. De rechtbank geeft het UWV de opdracht om deze motivering te verduidelijken en de geschiktheid van de functies opnieuw te beoordelen. Tevens wordt er een nadere toelichting gevraagd van de verzekeringsarts over de fysieke omgevingseisen, met name wat betreft prikkelgevoeligheid en felle verlichting. De rechtbank stelt een termijn van acht weken voor het UWV om de gebreken te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om te reageren op de herstelpoging van het UWV. De rechtbank benadrukt dat tegen deze tussenuitspraak nog geen hoger beroep openstaat, maar dat dit wel kan bij de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4126
tussenuitspraak van 17 februari 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van de aan haar toegekende uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft met het primaire besluit van 21 november 2023 aan eiseres met ingang van 8 oktober 2023 een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 47,60%. Met het bestreden besluit van 22 april 2024 is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de arbeidsongeschiktheid op 48,24% bepaald.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 februari 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar echtgenoot. Namens het UWV heeft mr. M.B.A van Grinsven deelgenomen.

Overwegingen

2. Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerker. Op 22 oktober 2021 overkwam eiseres een bedrijfsongeval, waarbij er een ijzeren pijp op haar hoofd is gevallen. Vanaf die datum is zij uitgevallen met klachten als gevolg van een hersenschudding. Na het doorlopen van de wachttijd heeft het UWV aan eiseres een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 47,60%. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarna het UWV is overgegaan tot het nemen van het bestreden besluit.
3. In het bestreden besluit heeft het UWV beslist dat eiseres 48,24% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij op grond van het beschikbaarheidscriterium en vanuit preventief oogpunt volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de psychiater en psycholoog van Licht inZicht van mening zijn dat het niet wenselijk is dat eiseres blootgesteld wordt aan een stressfactor zoals werk en dat werkhervatting een verstorend effect kan hebben op de behandeling.
4.1
De rechtbank is het eens met het UWV – en eiseres heeft dat ook niet betwist – dat eiseres op basis van medische gronden niet volledig arbeidsongeschikt is. Er is geen sprake van één van de uitzonderingen van het Schattingsbesluit. Eiseres is niet bedlegerig of opgenomen, zij is ADL zelfstandig en ernstige beperkingen ten aanzien van micro-, meso-, en macroniveau in het functioneren op grond van een ernstige psychiatrische aandoening zijn ook niet aan de orde. De belastbaarheid van eiseres moet daarom worden vastgesteld.
4.2
Uit de door het UWV gehanteerde standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid blijkt dat het beschikbaarheidscriterium en de belastbaarheid uit preventief oogpunt beoordeeld worden in het kader van het aannemen van een urenbeperking. Dit kan dus niet leiden tot het aannemen van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De beroepsgrond van eiseres hierover zal later betrokken worden bij de beoordeling van de urenbeperking
.
4.3
In het kader van het vaststellen van de belastbaarheid van eiseres heeft het UWV een urenbeperking aangenomen die inhoudt dat zij in staat is tot en met 25 uur per week te werken. De rechtbank is aan de hand van de stukken en wat ter zitting is besproken van oordeel dat in het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd waarom een urenbeperking met deze omvang is aangenomen. Ook ter zitting is niet duidelijk geworden hoe deze berekening tot stand is gekomen. De rechtbank geeft het UWV daarom de opdracht om dit nader te motiveren. Mocht het nader motiveren van de urenbeperking leiden tot het wijzigen van de urenbeperking, moet opnieuw arbeidsdeskundig onderzoek plaatsvinden.
4.4
De rechtbank is het verder eens met eiseres dat uit de FML en de rapportage van de verzekeringsarts b&b onvoldoende duidelijk wordt wat in het kader van de fysieke omgevingseisen bij prikkelgevoeligheid verstaan wordt onder felle verlichting. Ook is onduidelijk welke mate van verlichting eiseres wel en niet kan hanteren. Ter zitting is door het UWV de suggestie gewekt dat alleen direct zonlicht onder felle verlichting zou vallen. Het is de rechtbank echter niet duidelijk of ook volgens de verzekeringsarts b&b alleen direct zonlicht onder felle verlichting geschaard moet worden. Er is daarom een nadere toelichting van de verzekeringsarts b&b op dit punt nodig.
4.5
Met die nadere toelichting van de verzekeringsarts b&b moet vervolgens door de arbeidsdeskundige b&b gekeken worden of de geduide functies nog steeds geschikt zijn. Indien de functies nog steeds geschikt zijn, is een aanvullende motivering nodig, waarbij bezien moet worden of het werken met een donkere bril – zoals gesuggereerd door het UWV – wel mogelijk is gelet op de aard van de werkzaamheden behorend bij die functies.
5. Zoals hiervoor is overwogen onder 4.3, 4.4 en 4.5 is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen, moet de verzekeringsarts b&b de aangenomen urenbeperking nader motiveren en de beperking ten aanzien van felle verlichting verduidelijken, waarna de arbeidsdeskundige b&b aanvullend dient te rapporteren of en zo ja, waarom de functies nog steeds geschikt zijn. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV de gebreken kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
6. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan moet het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank meedelen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. In beginsel, ook in de situatie dat het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier op 17 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.