ECLI:NL:RBZWB:2025:8420

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
02-206049-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van online handelsfraude en veroordeling voor opzetwitwassen met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van online handelsfraude en opzetwitwassen. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van online handelsfraude, omdat niet kon worden bewezen dat hij de oplichtingshandelingen had verricht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de gebruiker was van de Instagram- en Marktplaatsaccounts die betrokken waren bij de frauduleuze activiteiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar veroordeelde hem wel voor opzetwitwassen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat de geldbedragen die op zijn bankrekeningen waren ontvangen, afkomstig waren uit misdrijf, namelijk online handelsfraude. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 150 uur, die kon worden omgezet in 75 dagen hechtenis. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat er voldoende verband bestond tussen het handelen van de verdachte en de geleden schade door de benadeelden. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, zodat de benadeelde partijen hun schade vergoed zouden krijgen.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-206049-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
[plaats] ,
raadsman mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 november 2025, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich meermaals schuldig heeft gemaakt aan online handelsfraude door goederen te koop aan te bieden en deze niet te leveren. Subsidiair wordt hem het opzet- of schuldwitwassen van de opbrengsten verweten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde opzetwitwassen. Verdachte dient van de online handelsfraude te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat hij de gebruiker was van de Instagramaccounts waarmee de oplichtingshandelingen zijn verricht.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak. Voor het primair ten laste gelegde feit ontbreekt wettig bewijs. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de advertenties en dat deze door hem zouden zijn aangemaakt. Verdachte was daarnaast niet op de hoogte van de bankrekeningen op zijn naam noch van de daarop gestorte gelden. Zowel opzet als schuld ontbreekt, zodat verdachte ook van het subsidiaire feit dient te worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verkoop goederen
Door twintig aangevers is aangifte gedaan van online handelsfraude. Via Instagram of Marktplaats hebben zij kleding, schoenen en/of accessoires besteld. Zij ontvingen (meerdere) betaalverzoeken en hebben geld overgemaakt naar verschillende bankrekeningen op naam van verdachte, te weten [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] . In totaal hebben de aangevers ten minste € 3.178,00 overgemaakt.. Op de bankrekeningen is te zien dat de ontvangen bedragen zijn overgemaakt naar andere bankrekeningen of contant zijn opgenomen.
Verdachte heeft bij de politie geen verklaring willen afleggen. Ter zitting heeft hij betrokkenheid bij de online handelsfraude ontkend. Hij heeft verklaard dat hij in de sportschool een man is tegengekomen die hem vroeg bankrekeningen te openen op naam van verdachte. Verdachte zou daar geld voor krijgen. Verdachte is hiermee akkoord gegaan en zou aan die persoon zijn (identificerende) gegevens hebben afgestaan. Verdachte heeft verklaard dat hij in de veronderstelling was dat het uiteindelijk niet gelukt was om de bankrekeningen te openen, omdat de betreffende persoon dit tegen hem had gezegd. Hij heeft dan ook nooit geld ontvangen.
Online handelsfraude
Hoewel de rechtbank de door verdachte op zitting afgelegde verklaring volstrekt onaannemelijk acht, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde online handelsfraude. Aan de hand van het dossier is niet vast te stellen dat verdachte de gebruiker was van de Instagram- en/of Marktplaatsaccounts waarop de goederen te koop werden aangeboden en van waaruit de betaalverzoeken werden verstuurd. Er is hier door de politie geen nader onderzoek naar gedaan.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Opzetwitwassen
Subsidiair wordt verdachte opzetwitwassen verweten. Ingevolge artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht maakt verdachte zich hier schuldig aan als hij wist dat de geldbedragen die werden overgemaakt naar zijn rekeningen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Op grond van het dossier is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat er in de periode van 10 april 2024 tot en met 29 mei 2024 op verschillende bankrekeningen van verdachte in totaal ten minste € 3.178 is overgemaakt. Het geld was afkomstig van voorgenoemde aangevers, die allemaal het slachtoffer zijn geworden van online handelsfraude via Instagram of Marktplaats. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat voornoemd geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte ook wist dat dit geldbedrag afkomstig was van enig misdrijf. De rechtbank neemt hiervoor als uitgangspunt dat de tenaamgestelde van een bankrekening weet van het bestaan van de bankrekening en ook weet van of ten minste inzage heeft in de transacties die hiermee worden verricht. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als door de verdachte een aannemelijke verklaring wordt afgelegd waaruit anders blijkt, maar verdachte heeft zelf op zitting verklaard dat hij zijn persoonlijke gegevens beschikbaar heeft gesteld om bankrekeningen op zijn naam te kunnen openen.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij zijn persoonlijke gegevens heeft afgestaan aan een nagenoeg vreemde om bankrekeningen op zijn naam te kunnen openen, hoogst onaannemelijk. De verklaring van verdachte is bovendien niet te verifiëren, omdat verdachte deze niet heeft onderbouwd en de naam van de onbekend gebleven persoon niet wil noemen. Ook bevat de verklaring van verdachte onwaarheden. Zo heeft verdachte verklaard in het geheel niet op de hoogte te zijn geweest van het bestaan van de kort voor de online fraude geopende bankrekeningen, maar heeft hij wel een bedrag overgemaakt van zijn privérekening ( [rekeningnummer 5] ) naar de hiervoor al genoemde, eveneens op zijn naam staande rekening [rekeningnummer 4] die in verband wordt gebracht met de online handelsfraude. Bovendien zijn niet alle bij de handelsfraude gebruikte rekeningen op naam van verdachte op dezelfde dag geopend, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard. Daarnaast heeft verdachte zijn verklaring in een zeer laat stadium afgelegd, namelijk pas op de zitting van 14 november 2025, terwijl hem hiertoe reeds eerder voldoende gelegenheid is geboden, zoals tijdens het stopgesprek en het verhoor bij de politie.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn ongeloofwaardige verklaring kennelijk heeft afgelegd omdat hij wetenschap had van de bankrekeningen en de daarop gestorte, van misdrijf afkomstige bedragen zoals hiervoor overwogen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde opzetwitwassen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
omstreeks 10 april 2024 tot en met 29 mei 2024, te [plaats]
meerdere geldbedragen (van in totaal 3178 euro)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en
daarvangebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat die
bedragen- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar en daarnaast een taakstraf van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de verdediging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is bezig met het opbouwen van zijn toekomst en het is niet wenselijk dat dit wordt doorkruist. Artikel 63 Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen die afkomstig zijn van online handelsfraude. Hiervan is door twintig mensen aangifte gedaan. Het dossier en de transacties op de bankrekeningen van verdachte bieden aanknopingspunten voor het vermoeden dat er nog veel meer slachtoffers zijn gemaakt. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij door het (laten) openen van speciaal voor de fraude bedoelde rekeningen heeft bijgedragen aan het planmatig en geraffineerd financieel benadelen van de slachtoffers en het aantasten van het algemene vertrouwen dat het winkelend publiek in online handel heeft. Meerdere aangevers hebben verklaard dat zij hierdoor wantrouwend zijn geworden tegenover webwinkels en hier niet meer durven te bestellen. Verdachte heeft zich kennelijk niet, of in elk geval niet voldoende, om de gevolgen voor de slachtoffers bekommerd.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van 17 september 2025. De reclassering schat het risico op recidive in als laag tot gemiddeld. Ondanks de jeugdige leeftijd van verdachte ziet zij geen aanknopingspunten om het jeugdstrafrecht toe te passen. Ook ziet de reclassering geen meerwaarde in een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank zijn proceshouding mee. Verdachte heeft tegenover de rechtbank een volstrekt ongeloofwaardige en niet te verifiëren verklaring afgelegd en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn strafbare handelen.
De straf
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. De rechtbank slaat acht op de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ondanks het reclasseringsrapport ziet de rechtbank in de houding van verdachte problemen voor de toekomst en acht zij een stok achter de deur noodzakelijk. Alles afwegend vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank legt aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 150 uur te vervangen door 75 dagen hechtenis.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1.
Voldoende verband
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen.
Door de verdediging is bepleit de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, omdat er geen sprake is van een causaal verband tussen de schade en het handelen van verdachte. De schade die is gevorderd vloeit voort uit de online handelsfraude en hieraan heeft verdachte geen bijdrage geleverd, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt voorop dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het handelen van verdachte en de door de benadeelden geleden schade.
Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partijen geld hebben overgemaakt naar bankrekeningen die op naam stonden van verdachte. Het openen en gebruiken of beschikbaar stellen van die rekeningen vormt een noodzakelijke schakel in de keten van de online handelsfraude. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er dan ook voldoende verband tussen de online handelsfraude en het witwassen.
Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en hij verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden.
7.2.
Algemene overweging over de materiële schade
Voldoende is gebleken dat de benadeelde partijen materiële schade hebben geleden. De rechtbank zal de hoogte van de materiële schade per benadeelde partij vaststellen op het bedrag dat zij in de aangifte hebben genoemd. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
7.3.
De vorderingen
7.3.1.
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 99,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
7.3.2.
De benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 139,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij de vergoeding van de proceskosten gevorderd ten bedrage van € 100,00 vanwege verloren tijd en kosten voor verplaatsing. De rechtbank is van oordeel dat deze omvang van deze schade niet voldoende vast is komen te staan, omdat een onderbouwing ontbreekt. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in dat deel van de vordering.
7.3.3.
De benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 68,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding van de immateriële schade gevorderd voor een bedrag van € 50,00. De benadeelde partij heeft haar vordering onvoldoende onderbouwd. De vaststelling daarvan vergt nader onderzoek, dat naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.3.4.
De benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 149,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
7.3.5.
De benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert een schadevergoeding van € 138,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. Ondanks dat de benadeelde partij het gevorderde bedrag buiten de ten laste gelegde periode aan verdachte heeft overgemaakt ziet de rechtbank voldoende verband tussen de schade en het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
7.3.6.
De benadeelde partij [benadeelde 6]
De benadeelde partij [benadeelde 6] vordert een schadevergoeding van € 197,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
7.3.7.
De benadeelde partij [benadeelde 7]
De benadeelde partij [benadeelde 7] vordert een schadevergoeding van € 158,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
7.3.8.
De benadeelde partij [benadeelde 8]
De benadeelde partij [benadeelde 8] vordert een schadevergoeding van € 65,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
7.3.9.
De benadeelde partij [benadeelde 9]
De benadeelde partij [benadeelde 9] vordert een schadevergoeding van € 359,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
7.3.10.
De benadeelde partij [benadeelde 10]
De benadeelde partij [benadeelde 10] vordert een schadevergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft haar vordering onvoldoende onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om immateriële schadevergoeding toe te wijzen. Wel is uit het dossier gebleken dat de benadeelde partij € 188,00 aan materiële schade heeft geleden. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen dit bedrag als materiële schade toewijzen. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
7.3.11.
De benadeelde partij [benadeelde 11]
De benadeelde partij [benadeelde 11] vordert een schadevergoeding van € 129,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
7.3.12.
De benadeelde partij [benadeelde 12]
De benadeelde partij [benadeelde 12] vordert een schadevergoeding van € 99,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
7.3.13.
De benadeelde partij [benadeelde 13]
De benadeelde partij [benadeelde 13] vordert een schadevergoeding van € 159,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank stelt aan de hand van de vordering vast dat de benadeelde partij € 139,00 aan verdachte heeft overgemaakt. De rechtbank stelt de geleden schade dan ook vast op € 139,00 en zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen dit bedrag toewijzen. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
7.3.14.
De benadeelde partij [benadeelde 14]
De benadeelde partij [benadeelde 14] vordert een schadevergoeding van € 315,00 aan materiële schade voor de vergoeding van het overgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen het gevorderde bedrag in zijn geheel toewijzen.
7.4.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van alle toegekende schadebedragen. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal over de toegewezen schadebedragen de wettelijke rente toewijzen, steeds gerekend vanaf de einddatum van de ten laste gelegde periode, te weten 29 mei 2024.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Opzetwitwassen, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 99,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] , € 99,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 139,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering, voor zover deze ziet op de kosten van rechtsbijstand;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [benadeelde 2] , € 139,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 68,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] , € 68,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 149,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] , € 149,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 5] van € 138,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [benadeelde 5] , € 138,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 6] van € 197,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 6] , € 197,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 7]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 7] van € 158,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 7] , € 158,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 8]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 8] van € 65,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 8] , € 65,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 9]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 9] van € 359,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 9] , € 359,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 10]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 10] van € 188,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 10] , € 188,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 11]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 11] van € 129,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 11] , € 129,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 12]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 12] van € 99,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 12] , € 99,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 13]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 13] van € 159,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 13] , € 159,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 14]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 14] van € 315,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 14] , € 315,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 6 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Polak, voorzitter, en mr. J.C.A.M. Los en
mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is
uitgesproken ter de openbare zitting op 28 november 2025.
Mr. J.B. Polak en mr. K. Verdult zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2024 tot en met 29 mei 2024 te
[plaats] , althans in Nederland,
een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een
geautomatiseerd werk verkopen van goederen en/of het verlenen van diensten
tegen betaling, te weten
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[benadeelde 1] voor 139 euro en/of (KV: aangifte zegt 99,00)
- via de servers waarop marktplaats en/of de servers waarop Instagram wordt
gehost een of meerdere kledingstukken aan [naam 1] voor 119 euro en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[naam 2] voor 200 euro en/of
- via de servers waarop marktplaats en/of de servers waarop Whatsapp wordt gehost
een of meerdere kledingstukken aan [benadeelde 2] voor 139 euro en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[benadeelde 3] voor 49 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[benadeelde 4] voor 149 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[naam 3] voor 160 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[benadeelde 5] voor 138 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost en/of de servers waarop
marktplaats wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan [naam 4] voor
217 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[naam 5] voor 110 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[benadeelde 6] voor 178 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[benadeelde 7] voor 158 euro, en/of
- via de servers waarop marktplaats wordt gehost een of meerdere kledingstukken
aan [benadeelde 8] voor 65 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken
en/of een horloge aan [benadeelde 9] voor 359 euro, en/of
- via de servers waarop marktplaats wordt gehost en/of de servers waarop
Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken en/of een horloge aan [benadeelde 10]
[benadeelde 10] voor 188 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[benadeelde 11] voor 119 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[benadeelde 12] voor 99 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[naam 6] voor 217 euro, en/of
- via de servers waarop Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan
[benadeelde 13] voor 139 euro, en/of
- via de servers waarop marktplaats wordt gehost en/of de servers waarop
Instagram wordt gehost een of meerdere kledingstukken aan [benadeelde 14] voor 315 euro,
met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling
van die goederen of diensten te verzekeren
( art 326e Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in of omstreeks 10 april 2024 tot en met 29 mei 2024, te [plaats]
(van) een of meerdere geldbedragen (van in totaal 3178 euro), althans een of meer
voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art
420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )