ECLI:NL:RBZWB:2025:8422

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
02-019620-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsincident na voetbalwedstrijd tussen Willem II en NAC Breda met zware mishandeling van lid van de Mobiele Eenheid

Op 3 september 2023 vond een voetbalwedstrijd plaats tussen Willem II en NAC Breda, die voortijdig werd gestaakt. Na de wedstrijd ontstond er een gewelddadig conflict tussen supporters en de Mobiele Eenheid (ME). Verdachte, die aanwezig was bij de wedstrijd, werd beschuldigd van zware mishandeling van een lid van de ME en openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat verdachte een stalen paal naar de ME had gegooid, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, evenals een gebiedsverbod rondom het Koning Willem II Stadion op wedstrijddagen voor de duur van drie jaar. De rechtbank achtte de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk, gezien de omstandigheden van het geweld. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen overtuigend waren. De benadeelde partij, het slachtoffer, vorderde schadevergoeding voor de opgelopen letsels, die door de rechtbank werd toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-019620-25
Vonnis (vul parketnummer in)van de meervoudige kamer van 28 november 2025
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2005 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende aan [woonadres] ( [land] ),
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 november 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie mr. F.M. van Peski en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: op 3 september 2025 in Tilburg [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door een hekwerk of stalen paal tegen het hoofd en de helm van die [slachtoffer] te gooien, dan wel op die datum en in die plaats openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer] ;
feit 2: op diezelfde datum in Tilburg openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen leden van de Mobiele Eenheid (ME) en tegen goederen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1, zoals primair ten laste is gelegd, en feit 2 heeft begaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit algehele vrijspraak, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de persoon is aan wie de ten laste gelegde feiten kunnen worden toegeschreven.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 3 september 2023 vond de voetbalwedstrijd plaats tussen Willem II en NAC Breda in het Koning Willem II Stadion, gelegen aan de Goirleseweg 34 in Tilburg. Omstreeks 15.15 uur is deze wedstrijd definitief voortijdig gestaakt. Personen die zich in de vakken bevonden die bestemd waren voor Willem II-supporters vertrokken uit het stadion. Bij de in- en uitgang van het stadion in het noordwesten, gelegen aan de Ringbaan-Zuid en de Goirleseweg, zocht een groep relschoppers vervolgens de confrontatie met de inmiddels gearriveerde ME. Leden van de ME zijn daarbij uitgedaagd met schreeuwen en armgebaren, geslagen, geschopt en bekogeld met onder meer rol- en afvalcontainers, blokken, vuilniszakken, hekwerken, ijzeren staven en bekers.
Tussen deze groep relschoppers bevond zich ook een persoon die door de politie is aangeduid als ‘ [bijnaam] ’. Op camerabeelden is te zien dat [bijnaam] tijdens de confrontatie met de ME regelmatig vooraan staat, een rolcontainer richting de ME-linie duwt, met een hekwerk richting de ME-linie loopt en driemaal met kracht met een stalen paal naar de ME-linie gooit. Eén van deze stalen palen belandde op het hoofd en de helm van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) die als lid van de ME ter plaatse was. [slachtoffer] liep hierdoor letsel op.
Het signalement van [bijnaam] is: man, wit-rode bivakmuts, zwarte trui met een capuchon die is opgezet, met een rits bij de hals en met een bruin logo op de linkerarm, donkerblauwe strakke spijkerbroek en zwarte schoenen met een klein wit vlak op de bovenkant van de voeten, mogelijk van het merk en type Nike Air Force.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging deze feiten en omstandigheden niet betwist. Verdachte erkent dat hij bij de betreffende voetbalwedstrijd aanwezig was, maar ontkent dat hij [bijnaam] is.
Is verdachte de persoon die door de politie is aangeduid als [bijnaam] ?
De rechtbank leidt uit de camerabeelden, zoals deze in het dossier zijn omschreven en die ter zitting zijn getoond en benoemd, het volgende af.
Voorafgaand aan de voetbalwedstrijd is verdachte te zien in de rij bij de in- en uitgang van het stadion in het noordwesten. Nadat verdachte is gefouilleerd loopt hij weg met een groep andere supporters, waarvan het merendeel T-shirts met korte mouwen draagt met de opdruk ‘ANTWERP X TILBURG’. Boven het woord ‘ANTWERP’ is op de T-shirts een hoofd met rood-witte bivakmuts gedrukt. Te zien is dat verdachte redelijk stevig is gebouwd. Hij draagt op dat moment een zwarte trui met een capuchon die hij niet op heeft, met een rits bij de hals en met een bruin logo bij de linkerarm. Daarnaast draagt verdachte een donkerblauwe strakke spijkerbroek en zwarte schoenen met een klein wit vlak op de bovenkant van de voeten.
De rechtbank is van oordeel dat de onderscheidende kenmerken van [bijnaam] overeenkomen met de uiterlijke kenmerken van verdachte op 3 september 2023. Ook de redelijk stevige bouw van [bijnaam] komt overeen met de bouw van verdachte. Treffend is daarbij de vergelijking tussen een still van de camerabeelden van [bijnaam] en stills van de camerabeelden van verdachte, zoals weergegeven op pagina 56 en 66 van het einddossier (met [dossiernummer] ).
Kort voor de start van de voetbalwedstrijd is verdachte te zien staand op de tribune van het stadion in vak E. Hij draagt op dat moment nog altijd dezelfde trui en in eerste instantie is zijn hoofd zichtbaar. Op enig moment worden er op de tribune vlaggen uitgerold, waardoor verdachte onder een vlag terechtkomt. Verdachte heeft ook verklaard dat hij onder de vlag is gekomen in het stadion. Nadat de vlaggen weer zijn opgerold, is op de plaats waar verdachte stond een persoon te zien met een rood-witte bivakmuts over het hoofd. Deze persoon draagt een zwarte trui met capuchon, waarbij een bruin logo op de linkerarm zichtbaar is. Gelet hierop en omdat op de stills van de camerabeelden verder rond de plaats waar verdachte stond geen persoon is te zien die op verdachte lijkt, gaat de rechtbank ervan uit dat hij de persoon is die de rood-witte bivakmuts heeft opgezet.
Verdachte heeft dus in het stadion een bivakmuts opgezet die gelijk is aan de bivakmuts die [bijnaam] op had en zijn signalement komt overeen met het signalement van [bijnaam] . Gelet op de combinatie van deze onderscheidende kenmerken kan naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte de persoon betreft die door de politie is aangeduid als [bijnaam] .
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, dat [bijnaam] kleding droeg die veelvoorkomend is bij voetbalsupporters, dat er destijds volgens de politie tientallen personen met een rood-witte bivakmuts aanwezig waren en dat dus de mogelijkheid bestaat dat één van die personen, niet zijnde verdachte, [bijnaam] is, acht de rechtbank niet aannemelijk. Bepalend daarvoor is dat juist de combinatie van alle onderscheidende kenmerken van [bijnaam] overeenkomt met het uiterlijk van verdachte op 3 september 2023.
Tot slot heeft verdachte zijn verklaring, dat hij die dag zijn trui aan iemand anders had gegeven, in het geheel niet nader geconcretiseerd, waardoor die verklaring niet verifieerbaar is en de rechtbank deze als ongeloofwaardig terzijde schuift. Bovendien is op de beelden te zien, zoals hiervoor ook beschreven, dat het verdachte is die onder de vlag terechtkwam en op die plaats daarna iemand staat met alle kenmerken van [bijnaam] , inclusief de zwarte trui met capuchon. Op de beelden is verdachte ook niet te zien zonder zijn trui.
Feit 1: zware mishandeling van [slachtoffer]
Omdat verdachte de persoon betreft die door de politie is aangeduid als [bijnaam] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is die een stalen paal heeft gegooid richting de ME, welke paal op de helm van [slachtoffer] terecht is gekomen. De rechtbank kwalificeert het daardoor opgelopen letsel van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel, gezien de noodzaak van medisch ingrijpen, de met het letsel verband houdende langdurige ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werk als politieambtenaar en de nog altijd bestaande onduidelijkheid over uitzicht op (volledig) herstel. Zo was [slachtoffer] direct na 3 september 2023 in het geheel niet in staat om zijn werk te hervatten en nu, ruim twee jaar later, werkt hij nog maar slechts enkele uren per week. Bij [slachtoffer] is de diagnose hersenschudding/licht traumatisch hoofdhersenletsel gesteld. Uit de medische informatie in het dossier komen onder meer de volgende door [slachtoffer] ondervonden klachten naar voren: nekklachten, verminderde beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom, lage belastbaarheid van het zenuwstelsel en de wervelkolom, hoofdpijn, hoge spiertonus, concentratieverlies, vermoeidheid en slapeloosheid. Deze klachten zijn weliswaar mede door gevolgde behandelingen bij diverse medisch specialisten en een intensief revalidatietraject in de loop van de tijd in ernst afgenomen, maar nu ruim twee jaar later nog altijd niet helemaal verdwenen.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet op het toebrengen van dit zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank stelt voorop dat de kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was, gelet op de volgende omstandigheden. Verdachte heeft driemaal achtereen een langwerpige stalen paal met kracht in de richting van de ME-linie gegooid. De ME-linie bevond zich op relatief korte afstand en de leden stonden dicht opeen geformeerd, waardoor de kans dat de paal iemand zou raken groot was. Een stalen paal die met kracht een persoon raakt, kan ernstige verwondingen veroorzaken, zoals botbreuken, schedel- of hersenletsel of uitwendige verwondingen. Gelet op de aard van de gedraging en de concrete omstandigheden is de kans dat een lid van de ME, in dit geval [slachtoffer] , zou worden geraakt en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, aanmerkelijk te achten. De gedraging van verdachte kan naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het – bij het ontbreken van contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
Feit 2: openlijke geweldpleging
Gelet op het geweld dat is gepleegd door de groep relschoppers zoals hierboven beschreven en de wezenlijke en significante bijdrage van verdachte als [bijnaam] aan dit geweld, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 3 september 2023 te Tilburg aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door een stalen paal tegen de helm en het hoofd van die [slachtoffer] te gooien;
2
op 3 september 2023 te Tilburg op of aan de Goirleseweg en de Ringbaan-Zuid openlijk
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten politieagenten die in de ME-linie stonden, welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit
- het maken van armgebaren richting die personen,
- het schreeuwen richting die personen,
- het gooien van hekwerken, blokken, vuilniszakken en bekers tegen die personen,
- het rollen van rolcontainers naar die personen en
- het slaan en schoppen van die personen,
en tegen goederen, te weten politievoertuigen en hekwerken, welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit
- het gooien van hekwerken en
- het gooien van voorwerpen tegen die politievoertuigen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte een dadelijk uitvoerbare maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een gebiedsverbod rondom het Koning Willem II Stadion op wedstrijddagen van Willem II, zowel tijdens thuis- en uitwedstrijden, voor een periode van drie jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte in het geval van een bewezenverklaring geen gevangenisstraf, maar een taakstraf van 180 uren op te leggen. Een dergelijke strafoplegging sluit aan bij de straffen die in eerdere procedures zijn opgelegd aan relschoppers die betrokken waren bij het incident op 3 september 2023.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met andere relschoppers, schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging na afloop van de voetbalwedstrijd tussen Willem II en NAC Breda. Deze relschoppers hebben zich buitensporig gewelddadig gedragen tegen de daar aanwezige leden van de ME, door deze leden fysiek aan te vallen en door de ME-linie met vrijwel alles wat voorhanden was te bekogelen. Daarnaast moesten ook diverse goederen het ontgelden, zoals politievoertuigen en hekwerken. De betrokken leden van de ME beschrijven dat zij dit als zeer dreigend en beangstigend hebben ervaren. De relschoppers hebben met hun gezamenlijk gewelddadig handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de betrokken leden van de ME. De impact van dit handelen is voor de betrokken leden van de ME – nog los van eventueel opgelopen letsel – groot, zo blijkt ook uit de verklaringen in dossier. Zij zijn met grof geweld geconfronteerd, terwijl zij er juist voor proberen te zorgen dat de veiligheid voor iedereen tijdens of na afloop van een voetbalwedstrijd is gewaarborgd en zij zich niet kunnen distantiëren van situaties waarin zulke gewelddadige gedragingen zich voordoen. De gewelddadigheden zijn ook waargenomen door vreedzame omstanders en zijn breed uitgemeten in de media, waarmee het voorstelbaar is deze hebben geleid tot gevoelens van angst, boosheid en onveiligheid bij deze omstanders en de samenleving als geheel. Dat de gewelddadigheden juist gericht waren tegen leden van de ME rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Verdachte stond regelmatig vooraan bij de confrontatie met de ME en heeft zelf een rolcontainer richting de ME-linie geduwd, is met een hekwerk richting de ME-linie gegaan, en heeft meerdere keren een stalen paal naar de ME-linie gegooid. Daarmee heeft hij het risico genomen dat hierdoor een lid van de ME ernstig gewond zou kunnen raken. Dit risico is werkelijkheid geworden, gelet op het zwaar lichamelijk letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen. Verdachte heeft zich daardoor ook schuldig gemaakt aan zware mishandeling. [slachtoffer] is hierdoor zwaar getroffen en kan nog altijd zijn werk bij de politie niet volledig hervatten. Het is de vraag of hij ooit weer volledig aan de slag kan gaan bij de politie. Ook privé heeft het letsel voor [slachtoffer] en zijn naasten veel gevolgen gehad, zo blijkt onder meer uit de verklaring van [slachtoffer] die ter zitting is voorgedragen. Bij dit risico en de mogelijke gevolgen als dit risico werkelijkheid zou worden, heeft verdachte kennelijk niet bij stilgestaan, dit op de koop toe genomen of zich hier simpelweg niet om bekommerd. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Ter zitting is verdachte niet verschenen. Hij heeft er klaarblijkelijk voor gekozen om geen verantwoordelijkheid te nemen voor zijn strafbare handelen.
Het toe te passen sanctierecht
Ten tijde van de feiten was verdachte achttien jaar oud. Bij deze leeftijd geldt als uitgangspunt dat het volwassenenstrafrecht van toepassing is. In het geval van verdachte wordt niet van dit uitgangspunt afgeweken, omdat er geen indicaties zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank past daarom het volwassenenstrafrecht toe.
De persoon van de verdachte
Verdachte heeft in zowel Nederland als België een blanco strafblad. Er is dus geen sprake van recidive.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de feiten ziet de rechtbank aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van een aanzienlijke duur. Bij de bepaling van deze duur heeft de rechtbank acht geslagen op gevangenisstraffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor straftoemeting. In die oriëntatiepunten wordt voor het opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van het wapen (niet zijnde een vuurwapen) een gevangenisstraf van een jaar als uitgangspunt gehanteerd. De rechtbank acht het strafverzwarend dat het letsel in dit geval is toegebracht aan een lid van de ME. Daarnaast heeft verdachte als onderdeel van een groep relschoppers bij een voetbalwedstrijd, fors geweld gebruikt richting de ME. Verdachte had daarbij een aanjagende rol.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vijftien maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
De op te leggen maatregel
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Deze maatregel houdt een verbod in voor verdachte om zich tijdens thuis- en uitwedstrijden van Willem II in een nader omschreven gebied rondom het Koning Willem II Stadion op te houden gedurende een periode van drie jaren.
Deze maatregel strekt ter voorkoming van toekomstig voetbal gerelateerd geweld en is naar het oordeel van de rechtbank in het geval van verdachte passend en geboden, gelet op het feit dat hij supporter is van de met Willem II bevriende voetbalclub Royal Antwerp FC, hij destijds omging met relschoppers en hij zichzelf ook schuldig heeft gemaakt aan buitensporig gewelddadig gedrag. Met deze maatregel wordt beoogd te voorkomen dat verdachte zich nogmaals in een dergelijke situatie zal begeven en het Koning Willem II Stadion voorlopig van de komst van verdachte gevrijwaard is.
Voor dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak.

7.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 16.519,13 voor feit 1, bestaande uit € 8.519,13 aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De reeds in eerdere procedures vergoede schade, door andere personen dan verdachte, heeft de benadeelde partij bij zijn vordering buiten beschouwing gelaten. Daarnaast heeft de benadeelde partij verzocht om vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten, nu hij zich heeft laten bijstaan door [gemachtigde] , werkzaam als letselschadejurist.
De verdediging betwist deze vordering en zet vraagtekens bij het causaal verband tussen feit 1 en de gestelde schade. Dit causaal verband is volgens de verdediging lastig vast te stellen, omdat niet alle gestelde schade onmiddellijk na feit 1 is ontstaan.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden, voor zover deze schade rechtstreeks het gevolg is van dat bewezenverklaarde feit.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.645,- aan medische kosten gemaakt bij een osteopaat en chiropractor, € 1.057,17 aan verlies van zelfwerkzaamheid, € 4.290,- aan huishoudelijke hulp en mantelzorg en € 1.966,96 aan kosten voor het laten opstellen van het medisch advies van 7 oktober 2025 door [bedrijf] . Van het totaalbedrag van deze materiële schade is reeds € 2.440,- vergoed, waardoor er een schadebedrag van € 8.519,13 resteert.
De rechtbank acht dit resterende schadebedrag geheel toewijsbaar. Elk van deze schadeposten is door de benadeelde partij onderbouwd door facturen of door verwijzing naar de richtlijnen van de Letselschade Raad. De verdediging heeft de juistheid van deze onderbouwing niet betwist.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat deze schade ook in een voldoende verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit 1. Uit het dossier volgt immers dat de medische klachten waarvoor de benadeelde partij tot op heden bij een osteopaat en chiropractor is behandeld en waardoor hij tijdelijk – van 3 september 2023 tot 1 maart 2025 – hulpbehoevend was, bij hem niet aanwezig waren vóór de datum waarop feit 1 plaatsvond. Een andere aannemelijke oorzaak voor deze medische klachten is door verdediging niet gesteld, noch anderszins gebleken.
Verder zijn de kosten voor het laten opstellen van medisch advies naar het oordeel van de rechtbank redelijke kosten ter vaststelling van de schade die op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank zal het toe te wijzen materiële schadebedrag van € 8.519,13 vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2025 tot aan de dag der voldoening. Anders dan door de benadeelde partij is gevorderd, wordt voor de aanvangsdatum van de wettelijke rente aangesloten bij de datum waarop de vordering is ingediend. De reden hiervoor is dat de gevorderde materiële schade is opgebouwd uit verschillende schadeposten die in de tijd alsmaar door- en opliepen. Het voor de wettelijke rente aansluiten bij de concrete datum of data van ontstaan van deze schade, zoals gevorderd, is daarom niet handzaam.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- voor door hem opgelopen lichamelijk letsel. Omdat hiervan reeds € 2.000,- is vergoed, resteert er een schadebedrag van € 8.000,-.
De rechtbank acht dit resterende schadebedrag geheel toewijsbaar, gelet op de ernst van het lichamelijk letsel en de impact die dit op het leven van de benadeelde partij heeft gehad en nog altijd heeft.
Uit de slachtofferverklaring van de benadeelde partij volgt dat hij nog altijd heeft te kampen met medische klachten en daaruit voortkomende beperkingen. Ondanks gevolgde behandelingen bij diverse medisch specialisten en een intensief revalidatietraject werkt hij, nu ruim twee jaar na feit 1, slechts enkele uren per week. De benadeelde partij heeft het voorgaande onderbouwd door een medisch advies van [bedrijf] en informatie van medisch specialisten in te brengen. De verdediging heeft ook de juistheid van deze onderbouwing niet betwist.
De rechtbank zal het toe te wijzen immateriële schadebedrag van € 8.000,- vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023, de datum waarop feit 1 plaatsvond, tot aan de dag der voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het totaal toegekende schadebedrag en de wettelijke rente. Dit betekent dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Proceskosten
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten overweegt de rechtbank dat een redelijke uitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering meebrengt dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal aansluiting zoeken bij het in Nederlandse civiele procedures voor proceskosten gebruikelijke liquidatietarief voor kantonzaken. Daarbij gaat de rechtbank uit van een salaris van € 406,- per punt, passend bij een vordering in de categorie € 10.000,- tot en met € 20.000,-. Voor de door [gemachtigde] verrichte werkzaamheden worden twee punten gehanteerd, namelijk één voor het indienen van de vordering en één voor het bijwonen van de zitting. Op basis hiervan stelt de rechtbank de hoogte van de te vergoeden proceskosten vast op € 812,-.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: zware mishandeling;
feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijftien maanden;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte zich voor de duur van
drie jaren tijdens wedstrijddagen van de voetbalclub Willem II, zowel tijdens uit- als thuiswedstrijden, niet zal ophouden in het navolgende gebied rondom het Koning Willem II Stadion in Tilburg:
het gebied in Tilburg afgebakend door de straten Goirleseweg, Mac Allisterstraat, Rooseveltplein, Coba Pulskenslaan, Berdijksestraat, Korvelplein, Oerlesestraat, Trouwlaan, Stappegoorweg, Professor Goossenslaan, Achter de IJsbaan en Willy den Oudenstraat, inclusief de straten die binnen dit gebied vallen;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 16.519,13, waarvan € 8.519,13 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2025 tot aan de dag der voldoening, en € 8.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 812,-;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] (feit 1), € 16.519,13 te betalen, waarvan € 8.519,13, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2025 tot aan de dag der voldoening, en € 8.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 118 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, en mr. R.H.M. Pooyé en mr. S.H. Stein, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 28 november 2025.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 03 september 2023 te Tilburg aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door
meermalen, althans eenmaal,
met een hekwerk en/of een stalen paal, althans met een of meer voorwerpen, tegen de helm en/of het hoofd, althans tegen overige delen van het lichaam van die [slachtoffer] te gooien;
(art. 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 september 2023 te Tilburg
op of aan de Goirlese Weg en/of de Ringbaan-Zuid, in elk geval openlijk
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een persoon, te weten [slachtoffer] , welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit
- het maken van armgebaren richting die persoon,
- het schreeuwen richting die persoon,
- het gooien van een of meer hekwerken, blokken, vuilniszakken, bekers en/of flessen, althans een of meer voorwerpen, tegen die persoon,
- het rollen van een of meer rolcontainers naar die persoon,
- het vastpakken, duwen, slaan en/of schoppen van die persoon en/of
- het gooien van een hekwerk en/of een stalen paal, althans een of meer voorwerpen, tegen de helm en/of het hoofd, althans tegen overige delen van het lichaam van die persoon,
terwijl het door verdachte gepleegde geweld zwaar, in elk geval enig lichamelijk letsel ten gevolge had;
(art. 141 lid 1 jo lid 2 ahf/sub 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 03 september 2023 te Tilburg
op of aan de Goirlese Weg en/of de Ringbaan-Zuid, in elk geval openlijk
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een of meer personen, te weten politieagenten die in de ME-linie stonden, welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit
- het maken van armgebaren richting die personen,
- het schreeuwen richting die personen,
- het gooien van een of meer hekwerken, blokken, vuilniszakken, bekers en/of flessen, althans een of meer voorwerpen, tegen die personen,
- het rollen van een of meer rolcontainers naar die personen en/of
- het vastpakken, duwen, slaan en/of schoppen van die personen,
en/of
een of meer goederen, te weten politievoertuigen, hekwerken en/of rolcontainers, welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit
- het gooien van een of meer hekwerken,
- het gooien van een of meer hekwerken, blokken, vuilniszakken, bekers en/of flessen, althans een of meer voorwerpen, tegen die politievoertuigen en/of
- slaan en/of trappen tegen die politievoertuigen,
terwijl verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield.
( art. 141 lid 1 jo lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)