ECLI:NL:RBZWB:2025:8423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
02-172716-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overval op juwelier met gebruik van vuurwapen en heling van gestolen voertuigen

Op 12 juli 2023 heeft de verdachte samen met anderen een gewapende overval gepleegd op een juwelier in [plaats 1]. Tijdens de overval zijn sieraden buitgemaakt en is er gebruik gemaakt van een (semi)automatisch vuurwapen. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van deze overval, het bezit van een vuurwapen en de heling van twee gestolen voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de overval, mede op basis van DNA-onderzoek en camerabeelden. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden en heeft een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken, waarbij de verdachte ook aansprakelijk is gesteld voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-172716-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2025
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met anderen een juwelier heeft overvallen en daarbij sieraden heeft
buitgemaakt;
feit 2:samen met anderen een semi-automatisch vuurwapen in zijn bezit heeft gehad;
feit 3:zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de heling van twee auto’s en
een kentekenplaat.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten begaan heeft.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van de overval bij de juwelier. De verdachte ontkent betrokken te zijn bij de overval. Hij stelt dat hij de Renault Talisman niet heeft bestuurd op het moment van de overval. Omdat hij niet zichtbaar is op de camerabeelden bij de juwelier en er niemand anders is die bevestigt dat hij daar wel aanwezig was, betoogt de verdediging dat niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat de verdachte uit de Renault in de witte Toyota is gestapt. Evenmin kan worden bewezen dat hij bestuurder is geweest. Voor medeplegen is dubbel opzet vereist. Medeplegen op de samenwerking en op het delict zelf. Bij gebrek aan bewijs en omstandigheden die erop wijzen dat de verdachte wist of had moeten weten wat er speelde, kan dit niet worden aangenomen. De DNA-hit verandert daar niets aan, aangezien dit niet betekent dat de verdachte op
datmoment daadwerkelijk zijn DNA heeft achtergelaten. Dat kan ook op een ander tijdstip zijn geweest. De raadsvrouw heeft subsidiair bepleit dat de feitelijke handelingen van verdachte niet gekwalificeerd kunnen worden als medeplegen. Deze handelingen kunnen hoogstens aangemerkt worden als medeplichtigheid, hetgeen niet is ten laste gelegd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1:
De rechtbank stelt het volgende vast:
Op 12 juli 2023 rond 14:00 uur stopte een donkere Renault Talisman met [kenteken]
vrijwel tegenover de winkel van [juwelier] aan de [straat 1] te [plaats 1] . De Renault was gestolen op 3 juli 2023. Uit de Renault stapten drie personen met een bivakmuts over hun hoofd. Eén van de personen droeg een vuurwapen, een ander een moker en een zwarte tas en de derde persoon droeg een koevoet. De personen met de moker en de koevoet renden de winkel van [juwelier] binnen, sloegen daar vitrinekasten kapot, haalden sieraden uit die kasten en namen deze mee. De andere aanwezigen in de winkel renden naar het kantoorgedeelte van de winkel. De persoon met het vuurwapen bleef in de deuropening van de winkel staan en keek geregeld om zich heen. De Renault vervolgde zijn weg in de richting van de Beeklaan te [plaats 1] , kwam even later weer terug uit die richting en stopte recht voor de winkel schuin op de weg. Hierdoor werd de weg geblokkeerd voor andere weggebruikers. De drie personen renden vervolgens terug naar de Renault. De persoon met het wapen schoot in de lucht. Twee hulzen lagen vlakbij de deur van de winkel. De drie stapten in de Renault, die wegreed.
Een uur later werd op de parkeerplaats aan de [straat 2] te [plaats 2] , ongeveer 3 à 4 km van de [straat 1] te [plaats 1] , de Renault aangetroffen, met daarin een moker, een bivakmuts en oorringen die zojuist gestolen waren bij [juwelier] . Kort na de overval had een getuige een auto gezien die hard wegreed van genoemde parkeerplaats. Uit camerabeelden bleek het te gaan om een Witte Toyota CH-R met schade en een ontbrekend trimpaneel aan de achterportier aan de bijrijderskant. De Toyota was gestolen op 24 of 25 juni 2023. Deze Toyota stond op videobeelden van 14:20 uur, terwijl deze het erf van [adres 2] opreed en daar stopte. Uit de Toyota stapten vier personen, die diverse tassen, waaronder een zwarte tas, uit de auto haalden en binnen brachten bij [huisnummer] . De aangegeven schade van [juwelier] bedroeg € 134.095,59.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte één van de vier mannen is geweest die de overval hebben gepleegd. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 25 juli 2023 zijn de Renault Talisman en de Toyota CH-R door de politie forensisch onderzocht. Ten behoeve van DNA-onderzoek zijn verschillende voorwerpen bemonsterd op sporen. Daaronder de onderzijde van het stuur van de Renault Talisman.
Het NFI heeft het DNA-profiel dat daarbij is verkregen vergeleken met het DNA-profiel van referentiemateriaal dat is afgenomen bij verdachte. Uit de bemonstering van de onderzijde van het stuur van de Renault Talisman werd een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal vier personen, waarbij sprake was van een match met het profiel van verdachte. De hypothese dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en drie willekeurige onbekende personen is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat de bemonstering DNA bevat van vier willekeurig onbekende personen.
De rechtbank oordeelt op grond van de resultaten van dit DNA-onderzoek, waarbij sprake is van een match met een bijzonder hoge zeldzaamheidswaarde, dat verdachte de donor is van het betreffende celmateriaal. De rechtbank komt verder, gezien de hierna besproken bewijsmiddelen en de aard van het bemonsterde voorwerp (de door de overvallers gebruikte vluchtauto), tot de conclusie dat dit celmateriaal is achtergelaten tijdens het plegen van de overal en dat het dus gaat om delictgerelateerde sporen. Het pas ter terechtzitting door de verdediging gepresenteerde alternatieve verhaal met betrekking tot de DNA-hit is naar het oordeel van de rechtbank niet concreet en bovendien in het licht van alle gehanteerde bewijsmiddelen volstrekt ongeloofwaardig.
De beelden van de overval, afkomstig van de bewakingscamera van de juwelierszaak, en de camerabeelden van het terrein van het woonwagencentrum aan [adres 2] zijn bekeken door een verbalisant. Verdachte werd op de camerabeelden van [adres 2] door de verbalisant herkend als zijnde de bestuurder van de Toyota CH-R. De verbalisant herkende verdachte aan zijn kleding en aan zijn zichtbare, fysieke beperking aan zijn rechter onderarm.
[medeverdachte] heeft op 6 november 2024 als getuige in de zaak van verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij betrokken was bij de overval, dat hij verdachte kent, dat hij en zijn mededaders na de overval op de parkeerplaats van de voetbalvereniging aan [adres 3] van auto zijn gewisseld en dat alle personen uit de zwarte Renault Talisman zijn overgestapt in de witte Toyota.
Bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien kunnen tot geen andere conclusie leiden dan dat verdachte als bestuurder van de vluchtauto’s betrokken was bij de overval. De professionele, snelle en ‘geoliede’ wijze waarop de overval is uitgevoerd te weten met een duidelijke taakverdeling tussen verdachten voor, tijdens en na de overval, met gebruikmaking van 2 vluchtauto’s (Renault en Toyota), bivakmutsen, een wapen plus gereedschappen (en dus moet zijn voorbereid) geeft blijk van een nauwe en bewuste samenwerking door de daders, zodat sprake is van medeplegen (zie ook bij feit 2).
Feit 2:
De rechtbank stelt vast dat, op het moment dat de verdachten in de Renault Talisman stapten om richting de juwelier in [plaats 1] te rijden, zij allen op de hoogte waren van het feit dat er een vuurwapen aanwezig was. Verdachten zijn immers naar [plaats 1] gereden met het idee om op klaarlichte dag een juwelier te overvallen. Dat hierbij gebruik zou moeten worden gemaakt van voor afdreiging geschikte materialen, lijkt evident. Uit de manier waarop de overval is uitgevoerd, namelijk het gezamenlijk met de gestolen Renault naar de juwelier rijden, het dragen van gezichtsbedekkende kleding, de Renault die schuin op de weg wordt geparkeerd zodat de weg wordt geblokkeerd en het op korte afstand overstappen op een andere gestolen auto, maakt dat kan worden geconcludeerd dat er vooraf door de verdachten afspraken zijn gemaakt over hoe de overval plaats zou vinden. Het gebruik van de hamer, de koevoet én het wapen maakte deel uit van dit plan. Verdachte heeft daarnaast in de auto gezien dat [medeverdachte] een vuurwapen bij zich had, zowel op weg naar de juwelier als tijdens de vlucht. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake was van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Derhalve kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachten tezamen en in vereniging het vuurwapen voorhanden hebben gehad.
Feit 3:
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling of schuldheling van de twee auto’s en de kentekenplaat.
Om tot bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling te kunnen komen, is op de eerste plaats vereist dat kan worden vastgesteld dat de dader de auto’s en kentekenplaat voorhanden heeft gehad, in die zin dat hij daarover een zekere beschikkingsmacht heeft gehad. Voorts is vereist dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto’s en kentekenplaat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de auto’s en kentekenplaat gestolen waren. Opzetheling kan om die reden niet bewezen worden, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto’s en kentekenplaat gestolen waren. Beide auto’s en de kentekenplaat zijn gebruikt bij de overval op [juwelier] in [plaats 1] . Juist omdat het zeer ongebruikelijk is om bij een overval gebruik te maken van een eigen auto en op jouw naam geregistreerde kentekenplaten, had verdachte bijvoorbeeld de autopapieren moeten controleren op de juiste tenaamstelling. Nu verdachte dit heeft nagelaten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de twee personenauto’s en de kentekenplaat. Zij hanteert voor het medeplegen dezelfde redenering als hierboven aangegeven bij feit 1 en 2.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 12 juli 2023 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen, sieraden die geheel aan [juwelier] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met gezichtsbedekking, de juwelier, waarbinnen die [slachtoffer 1] en [slachtoffers 2 en 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zich bevonden binnen te rennen en
- met meerdere sloophamers/hakbijlen de vitrines kapot te slaan en
- met een vuurwapen in de hand zich bij de toegangsdeur van de juwelier op te houden en zo de toegang/uitgang te blokkeren en
- met een vuurwapen (waarschuwings)schoten te lossen;
2
op 12 juli 2023 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II, te weten een (semi)(automatisch)vuurwapen, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
3
op 12 juli 2023 te [plaats 1] en [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen,
- een voertuig van het merk en type Renault Talisman en
- een kentekenplaat voorzien van het [kenteken] en
- een voertuig van het merk en type Toyota CH-R,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
Gelet op de aard en ernst van de feiten vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 48 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle feiten. Subsidiair heeft zij verzocht om aan verdachte een straf op te leggen die maakt dat hij niet opnieuw gedetineerd raakt, meer subsidiair wordt verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat verdachte in aanmerking kan komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders op 12 juli 2023 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een professioneel voorbereide overval op [juwelier] in [plaats 1] . Bij de overval werd gezichtsbedekkende kleding gedragen en werd een vuurwapen gebruikt. Er zijn vitrines ingeslagen met een hamer en is er voor een enorm bedrag aan sieraden buitgemaakt. Verdachte was uitsluitend uit op geldelijk gewin heeft zich bij het plegen van de overval geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze voor de slachtoffers emotioneel zeer ingrijpende gebeurtenissen. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke feit daarvan langdurig de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dat dit in het onderhavige geval niet anders is, is de rechtbank gebleken uit de in het voegingsformulier door een van de medewerkers van de juwelier vermelde gevolgen van het voorval. Tijdens de overval hebben ze hevige angst en paniek ervaren. In de periode daarna kampten zij thuis met slaapproblemen en verminderde concentratie. De aanhoudende stress veroorzaakte bovendien fysieke klachten en heeft geleid tot een afname van hun vertrouwen in andere mensen. In het algemeen brengt een brutale overval als deze gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg, te meer daar de overval op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden in de [straat 1] van [plaats 1] en er meerdere personen getuigen van waren. Daarnaast is materiële schade aangericht, waaronder aan de vitrines van de juwelier en bleken er diverse sierraden beschadigd te zijn.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het bezit van een (semi)automatisch vuurwapen, dat is gebruikt tijdens de overval op 12 juli 2023. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt grote veiligheidsrisico’s met zich. Het illegale bezit van vuurwapens vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een maatschappelijk kwaad dat ernstig dient te worden bestraft. Bovendien heeft verdachte samen met zijn mededaders bij de overval gebruik gemaakt van twee gestolen auto’s en een gestolen kentekenplaat en zich daarmee schuldig gemaakt aan heling. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten, nu dit bijdraagt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 19 september 2025, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensfeiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en op de oriëntatiepunten vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn in zeer geringe mate, met drie maanden, is overschreden. Vanwege deze geringe overschrijding is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Alles overwegend acht de rechtbank de duur van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van [verdachte] geschorst. Op grond van r.o. 5.3.2 van HR 24 juni 2025 ECLI:NL:HR2025:987 dient de rechtbank dan te beoordelen of de actuele situatie het aflopen van de schorsing van de voorlopige hechtenis noodzakelijk maakt.
De rechtbank ziet in de actuele situatie van verdachte geen reden de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
Vordering van [slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
7.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast verzoekt zij de hoofdelijke aansprakelijkheidsclausule op te nemen.
7.1.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de gevorderde immateriële schade een matiging naar € 1.000,00 op zijn plaats is, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.1.3
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank de gevorderde vergoeding van € 1.000,00 billijk. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen, dan wel tijdens een eventueel hoger beroep nader toelichten.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 juli 2023.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens enmunitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 3:schuldheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 48 (achtenveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 5] , € 1.000,00 (duizend euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 (twintig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 28 november 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of een hoeveelheid contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [juwelier] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met gezichtsbedekking, de juwelier/het pand, waarbinnen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffers 2 en 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] zich bevonden binnen te lopen/rennen en/of
- met een of meerdere sloophamers/hakbijlen de vitrines kapot te slaan en/of
- met een vuurwapen in de hand zich bij de toegangsdeur van de juwelier/het pand op te houden en zo de toegang/uitgang te blokkeren en/of
- met een vuurwapen (waarschuwings)schoten te lossen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen van categorie II en/of categorie III, te weten een (semi)(automatisch)vuurwapen, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een voertuig van het merk en type Renault Talisman en/of
- een kentekenplaat voorzien van het [kenteken] en/of
- een voertuig van het merk en type Toyota CH-R,
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )