ECLI:NL:RBZWB:2025:8424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/2287
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake tijdigheid van beroep tegen WOZ-beschikking en onroerendezaakbelasting

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De uitspraak op bezwaar, gedateerd 29 augustus 2024, verklaarde het bezwaar tegen de WOZ-beschikking en de aanslag onroerendezaakbelasting voor een object in [plaats] ongegrond. De rechtbank heeft op 7 november 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en mr. A.G. Hendriks, namens de heffingsambtenaar, aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingesteld, omdat de termijn voor het indienen van het beroepschrift pas begint te lopen na de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar. De gemachtigde stelt dat deze bekendmaking pas op 25 maart 2025 heeft plaatsgevonden, terwijl de heffingsambtenaar aanvoert dat de bekendmaking op de dag van dagtekening is gebeurd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de tijdige verzending van de uitspraak op bezwaar. Daarom wordt aangenomen dat de beroepstermijn pas op 25 maart 2025 is ingegaan, waardoor het beroep tijdig is ingediend. De rechtbank heropent het onderzoek en geeft de heffingsambtenaar de gelegenheid om binnen vier weken een verweerschrift in te dienen. Verdere beslissingen worden aangehouden tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/2287

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar met dagtekening 29 augustus 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de WOZ-beschikking en aanslag onroerendezaakbelasting voor het object [adres] in [plaats] met [aanslagnummer] ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep 7 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde, en namens de heffingsambtenaar mr. A.G. Hendriks.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep tijdig is ingesteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
2.1.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Tenzij de uitspraak op bezwaar pas later bekend is gemaakt, dan begint de termijn op de dag na die van de bekendmaking. [2] Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep in beginsel niet-ontvankelijk.
2.2.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 29 augustus 2024 is. Gemachtigde stelt dat de uitspraak op bezwaar pas op 25 maart 2025 per e-mail bekend is gemaakt en dat de beroepstermijn toen pas is gaan lopen. De heffingsambtenaar stelt dat de uitspraak op bezwaar bekend is gemaakt op de datum van dagtekening.
2.3.
Wanneer belanghebbende betwist de uitspraak op bezwaar (tijdig) te hebben ontvangen, dan moet ervan worden uitgegaan dat hierin besloten ligt de betwisting van de (tijdige) verzending van dat besluit. Omdat belanghebbende de verzending van de uitspraak op bezwaar betwist, dient de heffingsambtenaar die verzending aannemelijk te maken. [4] Daartoe zal de heffingsambtenaar mede aannemelijk moeten maken dat, en aan welk, postvervoersbedrijf het desbetreffende stuk is aangeboden. [5]
2.4.
De heffingsambtenaar heeft documenten overgelegd van het bezwaar- en postafhandelingssysteem. De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard dat hij niet beschikt over stukken van de terpostbezorging van de uitspraak op bezwaar, maar voert aan dat het ongeloofwaardig is dat een groot aantal brieven niet bij gemachtigde aan zijn gekomen.
2.5.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast van verzending volgens vaste jurisprudentie bij de heffingsambtenaar ligt. De heffingsambtenaar heeft het proces van verzending niet inzichtelijk gemaakt aan de hand van concrete bewijzen of gegevens met betrekking tot de dag en wijze van aanbieding aan het postvervoerdersbedrijf. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat verzending heeft plaatsgevonden. De rechtbank is niet gebleken dat de uitspraak op bezwaar eerder dan op 25 maart 2025 bekend is gemaakt. De rechtbank neemt daarom als uitgangspunt dat op dat moment de beroepstermijn is gaan lopen. Het beroep is tijdig ingesteld.

Conclusie en heropening van het onderzoek

3. Omdat het beroep tijdig is ingesteld, komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Belanghebbende heeft in het beroepschrift inhoudelijke gronden aangevoerd. De heffingsambtenaar heeft tot nu toe alleen een reactie gegeven over de ontvankelijkheid van het beroep. Daarom stelt de rechtbank de heffingsambtenaar in de gelegenheid om een (inhoudelijk) verweerschrift in te dienen.
3.1.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
 heropent het onderzoek;
 stelt de heffingsambtenaar in de gelegenheid om binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak een verweerschrift in te dienen;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.W. Dekkers, griffier, op 21 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De uitspraak is aan partijen bekendgemaakt op de datum vermeld in de brief waarmee deze uitspraak aan partijen ter beschikking is gesteld.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Hoge Raad 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1004.
5.Vgl. Hoge Raad 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:875 en Hoge Raad 20 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:41.