ECLI:NL:RBZWB:2025:8443

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
02-301704-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 17 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van betrokkene, geboren in 1981 en verblijvende in een tbs-instelling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank baseert haar beslissing op het advies van de tbs-instelling, waarin wordt gesteld dat er nog steeds sprake is van een stoornis en dat het recidivegevaar aanwezig is. Betrokkene is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf en tbs met voorwaarden, maar zijn situatie is verslechterd, wat heeft geleid tot de huidige vordering tot verlenging. Tijdens de zitting op 17 november 2025 zijn de officier van justitie en de raadsman van betrokkene gehoord, evenals deskundigen van de tbs-instelling. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de tbs-maatregel eist. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene nog stappen moet maken in zijn behandeling en dat de positieve ontwikkeling die eerder zichtbaar was, niet is doorgezet. De rechtbank heeft daarom besloten de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-301704-20
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 17 november 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [tbs-instelling] ,
raadsman mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
 het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 oktober 2021;
 de vordering van de officier van justitie d.d. 4 september 2025, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege met twee jaar;
 het rapport van de [tbs-instelling] d.d. 22 augustus 2025, waarin het advies van deze instelling is vermeld;
 het rapport van [psychiater 1] d.d. 21 juli 2025;
 het rapport van [psycholoog] d.d. 8 augustus 2025.

2.De procesgang

Bij vonnis van deze rechtbank van 22 oktober 2021 is [betrokkene] (hierna: betrokkene), wegens overtreding van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), veroordeeld tot een gevangenisstraf van 340 dagen met aftrek van voorarrest en tbs met voorwaarden. Daarbij is bevolen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Op 21 december 2021 heeft de rechtbank beslist dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank heeft daarbij geconstateerd dat hieraan een misdrijf ten grondslag ligt zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. Op 12 oktober 2023 is de tbs met dwangverpleging met 2 jaar verlengd.
Tijdens de zitting van de rechtbank op 21 oktober 2025 is betrokkene niet verschenen. Door zijn ernstige ontregeling en psychotische toestand was het niet verantwoord om hem op dat moment ter zitting te horen. Daarom is besloten de behandeling van de zaak uit te stellen en betrokkene op een later moment in de kliniek te horen, waarna de zaak zal worden voortgezet. Betrokkene is op 12 november 2025 in de tbs-instelling gehoord door de rechter-commissaris.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van de rechtbank van 17 november 2025 zijn de officier van justitie mr. J.A. Castelein en betrokkenes raadsman gehoord. Voorts is gehoord de deskundige [naam] , verpleegkundig specialist bij de tbs-instelling.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling heeft in haar rapport geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar.
[psychiater 2] en Verpleegkundig Specialist [naam] geven in het rapport aan dat het diagnostisch onderzoek en de delictanalyse zijn afgerond en dat passende therapieën zijn ingezet of zelfs al zijn afgerond. De houding van betrokkene is echter sterk verslechterd, waardoor besloten is het eerder aangevraagde begeleid verlof voor langere tijd uit te stellen. Betrokkene heeft daardoor sindsdien geen stappen meer kunnen zetten in het opbouwen van zijn vrijheden. Daarnaast concludeert de tbs-instelling dat de eerder vastgestelde psychotische kwetsbaarheid van betrokkene nu ook aan de orde is bij abstinentie van middelen. Betrokkene heeft in het afgelopen jaar een psychotische episode doorgemaakt, zonder dat sprake was van middelengebruik. Hij is recentelijk overgeplaatst van de steunend-structurerende [afdeling 1] naar de sociotherapeutische [afdeling 2] . Daar zal verder worden ingezet op het verbeteren van zijn houding en de behandeling van zijn antisociale persoonlijkheidsproblematiek. Ook wordt gestreefd naar een geleidelijke en gecontroleerde uitbreiding van zijn vrijheden en zelfstandigheid. Tot op heden acht de tbs-instelling het niet verantwoord dat betrokkene zijn verlof hervat gezien zijn gebrek aan motivatie en zijn antisociale houding. Zijn resocialisatietraject zal gelet op het voorgaande nog zeker twee jaar in beslag nemen.
De stoornissen van betrokkene houden verband met zijn indexdelict en zijn nog altijd actueel. De tbs-instelling acht bij verval van zorg en toezicht het recidiverisico hoog ten aanzien van gewelddadig gedrag wegens een combinatie van onvoldoende zelfredzaamheid, exacerbatie psychose en terugval in drugsgebruik. Betrokkene heeft onvoldoende vaardigheden en ziekte-inzicht om zelfstandig adequaat te handelen naar zijn risicofactoren. Het risico op terugval in middelengebruik en daarmee het risico op gewelddadige recidive is hoog bij een minder strikt kader. Een sterk ingericht extern risicomanagement is dan ook noodzakelijk om recidive te voorkomen.
Ter zitting heeft deskundige [naam] daaraan toegevoegd dat het afgelopen jaar het een en ander is gebeurd in het privéleven van betrokkene. Zijn vader is overleden en zijn moeder is ernstig ziek. Dit heeft bij betrokkene tot aanzienlijke stress geleid. Er heeft een incident plaatsgevonden met personeel van de tbs-instelling en betrokkene heeft een suïcidepoging ondernomen. De behandeling van betrokkene is nog in volle gang en het risico is niet afgenomen. Verder is betrokkene psychotisch zonder dat sprake is van drugsgebruik. Het verlof van betrokkene is in eerste instantie uitgesteld vanwege het incident met het personeel. Vervolgens heeft hij zijn behandeling tegengewerkt en daarna heeft de suïcidepoging plaatsgevonden. De medicatie van betrokkene is daarna aangepast. Het verlof kader van betrokkene is vervolgens verlopen en moet opnieuw worden aangevraagd. Dat is van belang voor resocialisatie.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

Betrokkene heeft niet mee willen werken aan het pro justitia onderzoek door [psychiater 1] en [psycholoog] . Daardoor hebben zij geen advies kunnen uitbrengen. De psychiater geeft wel aan dat er geen doorslaggevende argumenten lijken te bestaan om de conclusie en het advies van de tbs-instelling in twijfel te trekken.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat uit het advies van de tbs-instelling blijkt dat nog steeds sprake is van stoornissen en van risico’s die maken dat de tbs-maatregel moet voortduren. Zij is dan ook bij haar vordering gebleven om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen.

6.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft in zijn verhoor van 12 november 2025 aangegeven dat het minder goed met hem gaat dan een jaar geleden en dat hij de vordering tot verlenging van de tbs begrijpt. Hij is voornemens in een stijgende lijn verder te gaan.
De verdediging voert aan dat betrokkene zich kan vinden in de vordering tot verlenging van de tbs met twee jaar. Betrokkene wil niet zonder goede behandeling terugkeren in de maatschappij. De verdediging verzoekt de rechtbank direct mondeling uitspraak te doen.

7.Het oordeel van de rechtbank

Vooropgesteld wordt dat een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van deze maatregel eist. Dit houdt concreet in dat het recidivegevaar nog aanwezig moet zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Gelet op het advies van de tbs-instelling concludeert de rechtbank dat bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Daarnaast is de rechtbank op basis van de stukken van oordeel dat sprake is van een verhoogd recidiverisico wanneer de tbs-maatregel wegvalt. Het voorgaande betekent dat is voldaan aan het wettelijk criterium voor verlenging en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de tbs-maatregel eist.
De rechtbank is, gelet op het advies van de tbs-instelling en hetgeen door de deskundige ter zitting naar voren is gebracht, van oordeel dat betrokkene nog stappen dient te maken in zijn behandeling. De positieve lijn die betrokkene eerder heeft ingezet heeft zich niet voortgezet, in tegendeel, er is sprake van decompensatie. Het is dan ook niet aannemelijk dat het nog te doorlopen traject in een jaar zal zijn afgerond. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege van betrokkene moet worden verlengd met twee jaar.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. V.M. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. van Spelde en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 november 2025.
Mr. Mullers en mr. Schotanus zijn niet in de gelegenheid om deze beslissing mede te ondertekenen.