ECLI:NL:RBZWB:2025:861

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
02-303541-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak

In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2025 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het Openbaar Ministerie vorderde een bedrag van € 15.327.837,27, gebaseerd op een transactieberekening van de politie. De verdediging betwistte de hoogte van het gevorderde bedrag en stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel lager zou zijn, met een schatting van maximaal € 2.500.000,- voor cocaïne en € 1.500.000,- voor ketamine. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie gedeeltelijk toegewezen en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 9.651.883,60. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten uit de handel in cocaïne en ketamine. De rechtbank heeft de waarde van in beslag genomen goederen niet in mindering gebracht op het vastgestelde bedrag, aangezien deze nog niet onherroepelijk was. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verplichting opgelegd tot betaling aan de staat van het vastgestelde bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-303541-22 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 14 februari 2025
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. R.D.A van Boom, advocaat te Utrecht

1.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd tot een bedrag van € 15.327.837,27.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 4, 7 en 15 oktober 2024, waarbij de officieren van justitie mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 14 februari 2025.

2.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie stelt dat op grond van de transactieberekening in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van de politie, het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 15.327.837,27. In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, ziet het geen aanleiding om de vordering aan te passen. Het Openbaar Ministerie voegt naar aanleiding daarvan nog toe dat de waarde van verbeurd verklaarde goederen niet in mindering dient te worden gebracht op het vast te stellen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel, maar uiteindelijk in de executiefase kan worden verrekend met de betalingsverplichting. Voor de motivering van dit standpunt wordt verwezen naar het requisitoir van het Openbaar Ministerie.

3.Het standpunt van de verdediging

Bij een veroordeling voor de tenlastegelegde feiten, kan er wederrechtelijk verkregen voordeel worden vastgesteld, maar wel voor een lager bedrag dan wordt gevorderd. Volgens de verdediging kan er op basis van de chats voor de cocaïne maximaal een winst tussen € 2.400.000,- en € 2.500.000,- vastgesteld worden en voor de ketamine € 1.500.000,-. De gehanteerde toerekening en verdeling in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt betwist. Daarnaast dient er bij de berekening nog rekening te worden gehouden met diverse aftrekposten waaronder de boot, de inkoopkosten van de inbeslaggenomen ketamine en de diverse in beslag genomen geldbedragen.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
De grondslag van de vordering
Het Openbaar Ministerie heeft het gevorderde ontnemingsbedrag vastgesteld met toepassing van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr).
Op grond van artikel 36e lid 2 Sr kan wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen voor strafbare feiten waarvoor veroordeelde is veroordeeld in de hoofdzaak en daarnaast voor wederrechtelijk verkregen voordeel uit andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door de betrokkene zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat aan beide voorwaarden is voldaan en overweegt daartoe als volgt. De veroordeelde (hierna ook [veroordeelde] genoemd) is bij vonnis van deze rechtbank van 14 februari 2025 veroordeeld voor het handel in cocaïne en het zonder registratie handelen in ketamine en gewoontewitwassen tot de in die uitspraak vermelde straf.
Verder stelt de rechtbank vast dat er voldoende aanwijzingen zijn dat veroordeelde andere strafbare feiten heeft begaan waardoor hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, zoals hieronder zal worden uiteengezet. De rechtbank gaat er daarbij op basis van het dossier vanuit dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat er gedurende een langere periode en frequenter is gehandeld in cocaïne en ketamine dan bewezenverklaard.
4.2
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vonnis in de strafzaak aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit cocaïnehandel en het zonder registratie handelen in ketamine. Veroordeelde heeft hierover geen verklaring afgelegd en heeft zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank gaat voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van het onderstaande, waarbij zij zich heeft gebaseerd op vermelde delen van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (verder: het rapport) en de overige hierna genoemde bewijsmiddelen uit het dossier.
Onderzoeksperiode cocaïne en ketamine
De rechtbank gaat net als de politie in het rapport uit van de onderzoeksperiode van 15 maart 2022 tot en met 3 februari 2023.
Ketamine
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de strafbare ketamine-handel gaat de rechtbank uit van het volgende:
Ingekochte hoeveelheid
Om het wederrechtelijk verkregen voordeel te kunnen berekenen, dient eerst de hoeveelheid ingekochte ketamine in de onderzoeksperiode te worden vastgesteld. Met name op basis van de diverse lijstjes (K-notes) die door [veroordeelde] aan [medeverdachte 1] zijn verstuurd via de Exclu-app gaat de rechtbank er vanuit dat er 2900 kilo ketamine via [medeverdachte 2] is gekocht en geleverd aan de groep van [medeverdachte 1] en [veroordeelde] . Daaruit volgt namelijk dat zij vier inkooprondes hebben gehad van respectievelijk 300, 600, 1000 en nog een keer 1000 kilo met aldus een totaal van 2.900 kilo ketamine.
De in deze lijstjes genoemde, ingekochte hoeveelheden, en dan meer in het bijzonder het meest recente lijstje van 1 februari 2023 oftewel de K(11).note, worden onder meer ondersteund door de inhoud van de Exclu-berichten tussen de verdachten over de leveringen en transporten, de facturen van de bedrijven [bedrijf 1] GmbH (verder: [bedrijf 1] ) en [bedrijf 2] AG (verder: [bedrijf 2] ) en door de verklaringen van de medewerkers van deze Duitse leveranciers van de ketamine.
Anders dan waarvan in het rapport is uitgegaan, ziet de rechtbank onvoldoende concrete aanwijzingen om naast deze vier rondes, ook nog andere leveringen van ketamine bij de berekening van het wederrechtelijk voordeel te betrekken. De in de lijstjes niet benoemde leveringen van 16, 25 en 27 januari 2023 lijken immers al onderdeel uit te maken van de wel benoemde leveringen van tweemaal 1000 kilo. Dat volgt namelijk onder meer uit de pro-forma factuur van [bedrijf 2] die zich in het dossier bevindt met [nummer] die ziet op een levering van 2.000 kilo ketamine aan [bedrijf 3] van [medeverdachte 2] . Die ketamine is volgens de delivery orders van [bedrijf 2] verdeeld over de volgende dagen opgehaald:
* 16 januari 2023: 525 kilo,
* 18 januari 2023: 525 kilo,
* 25 januari 2023: 425 kilo en
* 27 januari 2023: 525 kilo.
Op grond van het voorgaande neemt de rechtbank naast de leveringen van 16, 25 en 27 januari 2023 ook de levering van 525 kilo op 18 januari 2023 mee in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Buiten de lijstjes van [veroordeelde] en de gegevens van [bedrijf 2] ziet de rechtbank ook een aanwijzing in het nachtregister van het [hotel] dat deze levering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Daaruit volgt namelijk dat [medeverdachte 3] op 17 januari 2023 bij dit hotel in Duitsland is gearriveerd, hetgeen overeenkomt met de werkwijze bij de overige leveringen. Ook is er een chat van [medeverdachte 1] op 15 januari 2023: ‘morgen ochtend maat ket ophalen grote naalden En dan paarcdagen later Nog x 500 Volgenfexweek zelfde liedje’, hetgeen aansluit bij deze vier leveringen.
Toebedeling/onderverdeling van de kilo’s ketamine
In het eerder aangehaalde lijstje van 1 februari 2023, oftewel de K(11).note, wordt door [veroordeelde] - kennelijk in het kader van de afrekening - een toebedeling / onderverdeling voor de kilo’s ketamine gemaakt die er schematisch als volgt uitziet:
ronde
1
2
3
4
totaal
totaal kilo
300
600
1000
1000
2.9
voor ‘ons’
175
250
400
400
1.225
andere (bij ons)of
de boys
25
50
100
100
275
paling/
andere
100
50/50
100
50/50
200
(wv 100 paling, 100 andere)
paling
200
(zelf betaald)
200
400
derden ( [nickname 1] , [nickname 2] , [nickname 3] , [nickname 4] )
-
200
300
300
800
Hoeveelheid winst opleverende kilo’s ketamine voor [veroordeelde] en [medeverdachte 1]
Op grond van dit schema gaat de rechtbank ervan uit dat van tenminste de genoemde kilo’s in de regel ‘voor ons’ winst voor [medeverdachte 1] en [veroordeelde] opleverden. Daaruit blijkt dat het totaal aantal ingekochte kilo’s ketamine van de vier inkooprondes dat voor hen winst op kon leveren aldus
1.225 kilobedroeg.
Daarnaast lijken op basis van dit schema alle overige genoemden (waarbij voor ‘derden’ wordt uitgegaan van [nickname 3] , [nickname 1] / [nickname 5] , [nickname 4] en [nickname 2] ) de winst van een deel van de overige ingekochte kilo’s toebedeeld te krijgen, al dan niet op basis van het feit dat zij zelf betaald hebben voor de inkoop.
Aangezien er op 3 februari 2023 bij de inval in de loods van [medeverdachte 5] in [plaats] 1.700 kilo ketamine is aangetroffen, gaat de rechtbank er vanuit dat er in totaal 2.900 – 1.700 =
1.200 kilo is verkocht. Anders dan bij de medeverdachten die bij de leveringen en het transport betrokken zijn geweest en die daarvoor mede blijkens de lijstjes al betaald zijn, gaat de rechtbank er, evenals de politie in het rapport heeft gedaan, vanuit dat voor [medeverdachte 1] en [veroordeelde] geldt dat zij hun winst met de ketamine-handel eerst behaalden bij een verkoop.
Uitgaande van een aandeel van 1.225 kilo op de totale ingekochte hoeveelheid van 2.900 kilo, levert dit voor [medeverdachte 1] en [veroordeelde] een aandeel in de winst van 1.225/2.900 maal 1.200 = een
aandeel van 506,90 kilovan de hoeveelheid van 1.200 kilo verkochte ketamine op.
Winst per kilo
Voor de winst per kilo ketamine gaat de rechtbank, net zoals de politie in het rapport heeft gedaan, uit van een aankoopbedrag van € 623,-, en inclusief onkosten van een kostprijs van € 750,-, nu daarvoor voldoende aanwijzingen in de lijstjes en Exclu-berichten zijn te vinden. Bij een verkoopbedrag van € 2.000,- waarbij de rechtbank ook weer aansluit bij hetgeen in het rapport is opgenomen, is de
winst per kilo € 1.250,-.
Daarnaast wordt er in chats tussen [medeverdachte 1] en [veroordeelde] op 13 januari 2023 nog gesproken over extra winst die behaald zou kunnen worden met ‘een deal met [nickname 3] en meeloop naar uk’, maar de rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen of en hoeveel winst daar daadwerkelijk mee is behaald.
Winst [medeverdachte 1] en [veroordeelde]
Met een aandeel van 506,90 kilo is dan vervolgens door [medeverdachte 1] en [veroordeelde] een winst behaald van (506,90 kilo x € 1.250,- winst per kilo)
= € 633.625,-.
Mede gelet op de opmerking van [medeverdachte 1] in een Exclu-gesprek met [veroordeelde] van 27 januari 2023 te 17:19:48 UTC inhoudende "niet voor mij voor ons" gaat de rechtbank ervan uit dat deze winst in gelijke delen aan hen beiden is toegekomen.
Kosten
Voor het in aanmerking nemen van andere kosten ziet de rechtbank geen aanleiding. De betalingen aan de medeverdachten (in een uitvoerende rol) zoals ‘anderen bij ons, derden en paling’ zijn via de toebedelingen van de kilo’s al in aanmerking genomen. Daarnaast geldt dat de betalingen aan de medeverdachten die zijn gedaan voor leveringen die nog niet zijn verkocht of inkoopkosten voor de inbeslaggenomen (en dus niet verkochte) ketamine, niet in directe relatie staan tot de hoeveelheid verkochte ketamine waarvan de winst aan verdachte wordt toegerekend.
Winst [veroordeelde]
Het voorgaande levert een totale winst voor [veroordeelde] voor de ketamine-handel op van: € 633.625,- / 2 =
€ 316.812,50.
Cocaïne
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de cocaïnehandel hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten uit het rapport.
Totaal aantal verkochte kilo’s cocaïne
In het rapport gaat de politie uit van 3.148 kilo verkochte cocaïne. Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer 1170 blijkt dat dit aantal volgt uit de "pick ups oud.note d.d. 24-10-2022, 14:19:03 UTC' en "pick ups (3).note d.d. 22-11-2022, 14:41:12 UTC' en de voorraadoverzichten die in een Exclu-gesprek tussen [veroordeelde] en [medeverdachte 4] op 17 januari 2023 om 20:36:56 UTC worden verzonden in ‘lijst spullen (3).note. De rechtbank neemt dit over nu zij geen aanleiding ziet om hier vanaf te wijken.
In het dossier wordt ook een aantal van 2.351 stuks genoemd, maar dat heeft kennelijk betrekking op een specifiek deel van de handel ‘de nieuwe job’, terwijl in de notities ook een ‘oude job’ en een ‘ [nickname 3] job’ genoemd worden, waarbij de ‘ [nickname 3] job’ in totaal 3.670 stuks is.
Verkoopprijs
In het rapport gaat de politie uit van een verkoopprijs van € 21.500,- per kilo op grond van het document ‘Betalingen [nickname 2] en [nickname 6] (2).note van 10 oktober 2022 18:41:50 UTC, tenzij er voor een specifieke levering (aan bijvoorbeeld [nickname 7] of [nickname 8] ) een andere verkoopprijs bekend is. Deze wijze van berekening komt uit op een gemiddelde verkoopprijs van iets meer dan € 21.500,-. In het voordeel van veroordeelde zal de rechtbank uitgaan van het genoemde bedrag van € 21.500,-.
Inkoopprijs
In het rapport wordt uitgegaan van een inkoopprijs van € 7.125,-. Hierover blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer 1170 dat dit bedrag is gebaseerd op het door de Landelijke Recherche van de Nationale Politie opgestelde document ‘Prijzen drugs & precursoren 2021. Daarbij is aansluiting gezocht bij het vastgestelde bedrag voor tussenhandel in Latijns-Amerika. De rechtbank ziet geen aanleiding in het dossier om aan te nemen dat er geen sprake is van aankoop via tussenhandel in Latijns-Amerika, mede gelet op de omstandigheid dat er kennelijk ook kosten voor boot en lading worden gemaakt. Gelet op hetgeen daarover is vermeld in de notitie [nickname 9] (3).note (bijlage bij proces-verbaal 358) ziet de rechtbank wel aanleiding om een correctie op de inkoopprijs toe te passen. Daarin wordt immers, naast de prijs voor de boot en de lading, gesproken over een prijs per stuk van € 7.450,-. In het voordeel van veroordeelde zal de rechtbank van een inkoopprijs van € 7.450,- uitgaan.
Kosten
In het rapport worden op basis van de [nickname 9] (3).note de volgende posten als kosten aangemerkt:
  • Kosten boot: € 1.500.000,-
  • Kosten lading: € 200.000,-
In het rapport worden deze kosten volledig in mindering gebracht op het totaal verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel uit de cocaïne, nu niet duidelijk is op welke specifieke lading cocaïne of welke hoeveelheid cocaïne deze kosten betrekking hebben.
De rechtbank sluit zich daarbij aan en zal deze kosten als kosten voor het totaal aantal verkochte kilo’s aanmerken. Dat betekent dat een bedrag van
€ 1.700.000,- / 3.148 kg = € 540,- per kilo cocaïne aan kosten zal worden berekend.
winst per kilo
Op grond van het voorgaande bedraagt de (bruto) winst per kilo:
€ 21.500,- verkoopprijs per kilo
€ 7.450,- inkoopprijs per kilo
€ 540,--/- kosten boot + lading per kilo
€ 13.510,-
Aandeel van [medeverdachte 1] en [veroordeelde] in het aantal kilo’s cocaïne
Om de winst voor [medeverdachte 1] en [veroordeelde] te kunnen berekenen moet vervolgens worden berekend wat hun aandeel was in het totaal aantal verkochte kilo’s cocaïne van 3.148. Bij gebrek aan andere aanknopingspunten, is hiervoor door de politie in het rapport aangesloten bij het percentage dat hiervoor voor hen uit de ketamine-handel kan worden afgeleid. In het rapport komt dat neer op 68% voor [medeverdachte 1] en [veroordeelde] en 32% voor de uitvoerders (‘de boys’ niet zijnde [medeverdachte 2] , die als leverancier een aparte positie inneemt).
De rechtbank acht het gebruiken van een percentage dat is afgeleid uit de informatie in de notities voor de ketamine voor de berekening van het voordeel voor de winst op de cocaïne op zichzelf een redelijk uitgangspunt. Het dossier bevat hiervoor immers geen aanknopingspunten en veroordeelde, noch een van de andere betrokkenen, heeft hierover een verklaring afgelegd. De rechtbank is echter wel van oordeel dat van andere percentages moet worden uitgegaan dan in het rapport is gedaan. Er is namelijk bij de berekening van deze percentages in het rapport geen rekening gehouden met het deel, en dus een percentage, voor derden. Dit terwijl er in het rapport voor de berekening voor het ingekochte aantal kilo’s ketamine wel rekening is gehouden met een deel voor derden (800 kilo) en er ook aanwijzingen zijn dat er bij de handel in cocaïne sprake was van deelname door derden.
De rechtbank berekent het aandeel van [medeverdachte 1] en [veroordeelde] daarom als volgt. Zoals hiervoor onder de ketamine is overwogen, gaat de rechtbank uit van een andere hoeveelheid ingekochte ketamine dan de politie. De rechtbank verwijst voor de verdeling van het aantal kilo’s naar het hiervoor aangehaalde schema, dat is opgesteld naar aanleiding van het lijstje van [veroordeelde] van 1 februari 2023 oftewel de K(11).note.
Wanneer op basis van de verdeling in dat schema een aandeel in de ingekochte kilo’s wordt berekend, betekent dit dat wordt uitgegaan van een totaal aantal kilo van 2.900, van een aandeel van 1.225 kilo hierin voor [medeverdachte 1] en [veroordeelde] en 375 kilo voor degene die in de K(11).note als ‘andere’ of ‘de boys’worden aangeduid. Daaronder staan namen genoemd met aantallen, welke aantallen in totaal corresponderen met de aantallen die bij de ‘andere’ of de ‘boys’ worden genoemd. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat daarmee worden bedoeld: [nickname 10] , [nickname 11] , [nickname 12] , [nickname 13] , [nickname 14] , [nickname 15] , [nickname 16] en [nickname 17] . Het percentage in het ingekochte aantal kilo’s ketamine bedraagt dan:
1.225/2.900 x 100% = 42,24% voor [medeverdachte 1] en [veroordeelde]
375/2.900 x 100% = 12,93% voor ‘de boys’.
Het resterende percentage van 44,83% betreft het deel van de ketamine dat aan derden waaronder [medeverdachte 2] toekomt.
Wanneer ervan uitgegaan wordt dat er bij de cocaïne een gelijke verdeling tussen [medeverdachte 1] en [veroordeelde] , uitvoerders en derden heeft bestaan, komt aan [medeverdachte 1] en [veroordeelde] 42,24% van de winst op de cocaïne toe.
De raadsman heeft aangevoerd dat aan hen een veel lager aandeel toekomt en baseert zich daarbij op een totaal van 2.351 stuks en een aantal chats waarin gesproken wordt over hoeveel er stuks er van hun zijn en hoeveel er nog over zijn (samengevat: “wij hadden 118 en in de laatste 40% van de job zitten nog 48 stuks van jou en mij”). De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. Allereerst gaat de rechtbank ervan uit dat er meerdere jobs zijn geweest (genoemd worden ‘oude job’, ‘nieuwe job’ en ‘grote job’) en het totaal aantal verkochte kilo’s cocaïne hoger ligt, zoals hiervoor al overwogen. De genoemde chats acht de rechtbank daarnaast niet representatief, omdat er ook gesproken wordt over ‘inleveren voor schuld’, waarbij kennelijk verrekeningen op grond van een eerdere schuld plaatsvinden.
Op grond van het voorgaande leidt dat de volgende berekening:
3.148 verkochte kilo’s cocaïne x 42,24% van het totaal verkochte kilo’s cocaïne = 1.329,72 stuks verkochte kilo’s cocaïne van [medeverdachte 1] en [veroordeelde]
De winst op de verkochte kilo’s cocaïne die aan [medeverdachte 1] en [veroordeelde] toekomt is dan:
1.329,72 kilo x € 13.510,- winst per kilo =
€ 17.964.517,20
Betalingen aan uitvoerders
Voor het bedrijven van de cocaïnehandel hebben [medeverdachte 1] en [veroordeelde] gebruik gemaakt van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] als uitvoerders en [medeverdachte 5] voor een stashlocatie. Gelet op de risico’s die deze personen liepen, acht de rechtbank het onaannemelijk dat zij niets kregen voor hun werkzaamheden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [medeverdachte 1] en [veroordeelde] hen betaalden voor hun werkzaamheden. De rechtbank heeft daarmee rekening gehouden door bij de vaststelling van het aan [medeverdachte 1] en [veroordeelde] toekomende aandeel een correctie van 12,93% voor (winst)betalingen aan uitvoerders (‘de boys’) toe te passen. Voor een verdere correctie ziet de rechtbank geen aanleiding.
Andere verdiensten uit de cocaïnehandel
Daarnaast leidt de rechtbank uit de Exclu-gesprekken af dat [medeverdachte 1] en [veroordeelde] ook hebben verdiend op de kilo’s cocaïne die zij voor derden hebben verkocht. De rechtbank ziet daarvoor voldoende concrete aanknopingspunten in het dossier. Zo zegt [veroordeelde] in een Exclu-gesprek van 23 november 2022 tegen zijn vader [medeverdachte 1] : “En we verdienen nog op de verkoop nu overal 500 per stuk ”. Uit het voorgaande kan voorts worden afgeleid dat er van de totale hoeveelheid van 3.148 kilo 44,83% voor derden is verkocht. Dit komt neer op 3.148 x 44,83% = 1.411,25 kilo.
Dat leidt tot geschatte verdiensten voor de verkoop voor derden van in totaal: 1.411,25 kilo x € 500,- =
€ 705.625,-.
Totale winst uit de cocaïnehandel voor [medeverdachte 1] en [veroordeelde]
Op grond van het voorgaande bedraagt de totale winst uit de cocaïnehandel voor [medeverdachte 1] en [veroordeelde] tezamen:
€ 17.964.517,20
€ 705.625,-+
Totaal:
€ 18.670.142,20
Winst [veroordeelde]
Het voorgaande levert een totale winst voor [veroordeelde] voor de cocaïnehandel op van:
€ 18.670.142,20/ 2 =
€ 9.335.071,10
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel uit cocaïne en ketamine
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel op:
Ketamine: € 316.812,50
Cocaïne:
€ 9.335.071,10
Totaal: € 9.651.883,60
4.3
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op
€ 9.651.883,60en de vordering van de officier van justitie voor het overige afwijzen.
Aftrek waarde beslag
Door de verdediging is aangevoerd dat er bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel rekening moet worden gehouden met de waarde van de inbeslaggenomen geldbedragen. De rechtbank volgt dit verweer niet. Voor zover er een beslissing tot verbeurdverklaring met betrekking tot geld en/of goederen is genomen, geldt dat deze nog niet onherroepelijk is. Daarnaast geldt dat met de waarde van in beslag genomen geld en goederen eerst in de executiefase rekening wordt gehouden. Dat kan dan in mindering komen op de betalingsverplichting, maar daar hoeft nu bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en evenmin bij de betalingsverplichting nu al rekening mee te worden gehouden.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op

€ € 9.651.883,60;

- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 9.651.883,60ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- wijst de vordering van het Openbaar Ministerie voor het overige af;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op maximaal
1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2025.