In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2025, wordt het beroep van eiser tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) beoordeeld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV van 28 oktober 2024, maar stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn van het UWV inmiddels is verstreken. Eiser heeft het UWV op 30 april 2025 in gebreke gesteld, en sindsdien is er geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen vier maanden na deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 453,50, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt het UWV op om binnen de gestelde termijn alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.