In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat Stichting GGZ Breburg Groep heeft ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van haar (ex)werkneemster. De rechtbank stelt vast dat het UWV niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist, ondanks dat de eiseres het UWV op 18 juni 2025 ingebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een langere termijn van vier maanden opgelegd om een zorgvuldige besluitvorming te waarborgen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat het UWV het griffierecht van € 385,- aan eiseres moet vergoeden en daarnaast een proceskostenvergoeding van € 453,50 moet betalen. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten op 9 december 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.