ECLI:NL:RBZWB:2025:8644

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
02-036570-24 en 02-206048-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen met bedreiging van geweld en diefstal door zich voor te doen als politieagent

Op 9 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009. De zaak betreft twee parketnummers: 02-036570-24 en 02-206048-25. De verdachte is veroordeeld voor diefstallen met bedreiging van geweld in vereniging en voor diefstal door zich voor te doen als politieagent. De feiten vonden plaats op 30 januari 2024 en 31 maart 2025. Tijdens de zitting op 25 november 2025 heeft de officier van justitie, mr. M.A.M. Dekker, de verdenkingen gepresenteerd, waarbij de verdachte heeft bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 36 dagen, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 120 uur. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor materiële en immateriële schade heeft vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partijen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter, mr. J.F.C. Janssen, niet in de gelegenheid was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST- BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-036570-24 en 02-206048-25 (ttz gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2025
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonplaats]
raadsman mr. R.A.H. van Huijgevoort, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 25 november 2025 waarbij de officier van justitie, mr. M.A.M. Dekker, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer 02-036570-24
samen met anderen op 30 januari 2024 te [plaats] en te [woonplaats] onder bedreiging met woorden en met een mes een telefoon heeft weggenomen van [aangever 1] (
feit 1) en een iPad heeft weggenomen van [aangever 2]
(feit 2).
parketnummer 02-206048-25
samen met een ander op 31 maart 2025 te [woonplaats] door zich voor te doen als politie-agent goederen heeft gestolen van [aangever 3] , dan wel [aangever 3] heeft opgelicht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de onder parketnummer 02-036570-24 ten laste gelegde diefstallen heeft gepleegd, waarbij met een mes is gedreigd. Ook acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander de onder parketnummer 02-206048-25 primair ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd door zich voor te doen als politieagent.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten. Verdachte heeft de feiten bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
parketnummer 02-036570-24
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met zaaknummer 2024178231 van de regionale eenheid politie Zeeland-West- Brabant , opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 406.
feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 november 2025;
- de aangifte van [aangever 1] , pagina 190 van voornoemd eindproces-verbaal.
feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 november 2025;
- de aangifte van [aangever 2] , pagina 227 van voornoemd eindproces-verbaal.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de mondeling geuite bedreiging met geweld, omdat de aangever heeft aangegeven dat hij niet zeker weet of dit daadwerkelijk is gezegd en verdachte dit specifieke deel van de tenlastelegging heeft ontkend.
parketnummer 02-206048-25
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met zaaknummer 2025081041 van de regionale eenheid politie Zeeland-West- Brabant , opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 59.
Primair:
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 november 2025;
- de aangifte van [aangever 3] , pagina 5 van voornoemd eindproces-verbaal.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02-036570-24
1.
op 30 januari 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung), toebehorende aan [aangever 1] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders:
- die [aangever 1] een mes hebben getoond en
- tegen die [aangever 1] hebben gezegd: "pas op ik kom uit Amsterdam West ,
dus kijk maar uit";
2.
op 30 januari 2024 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een IPad, toebehorende aan [aangever 2] , welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders:
- die [aangever 2] messen hebben getoond.
parketnummer 02-206048-25
primair:
op 31 maart 2025 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen
gel
dbedragen (van in totaal 3.500 euro) en een bankpas en gouden sieraden en
horloge en etuis en portemonnees en een kistje die geheel aan [aangever 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse hoedanigheid
endoor een samenweefsel van verdichtsels, door
- voornoemde persoon telefonisch te benaderen onder de naam [naam]
van de politie
en inde hoedanigheid als politieagent,
- voornoemde persoon mede te delen dat er inbrekers in de wijk actief zijn en dat er
om die reden waardevolle goederen en contact geld en bankpassen meegenomen moeten worden om veilig te stellen en
- voornoemde persoon mede te delen dat een medewerker van de politie langs zou
komen om de goederen op te halen en veilig te stellen en
- voornoemde persoon een [code] te geven, waarmee die "politieagent" zich mee gaat identificeren en
- vervolgens naar de woning van die voornoemde persoon te gaan en
- voornoemde goederen in ontvangst te nemen en mee te nemen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten, middels cursief, in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 66 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de voorwaarden die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) heeft geadviseerd. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie indien verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren zou verrichten. Verder vordert de officier van justitie te bevelen dat de voorwaarden en het hierop uit te voeren toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij de bepaling van de straf rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van de feiten, zijn bekennende proceshouding en zijn blanco strafblad. Ook verzoekt de verdediging om hierbij rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de beschermende factoren die door de Raad zijn geconstateerd. Gelet hierop verzoekt de verdediging om de gevorderde werkstraf te matigen. Ten aanzien van de duur van de deels voorwaardelijke jeugddetentie refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging kan instemmen met de door de Raad geadviseerde voorwaarden en met de dadelijke uitvoerbaarheid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen twee keer op een dag schuldig gemaakt aan diefstal met bedreiging met geweld. Verdachte was onderdeel van een groep die met twee afzonderlijke slachtoffers via Marktplaats een afspraak hebben gemaakt (zogenaamd) om van hen aan huis een iPad en een telefoon te kopen, maar met de eigenlijke bedoeling hen van deze goederen te beroven. Verdachte is samen met drie medeverdachten naar de woningen van de slachtoffers gereden, waar hij met een van de medeverdachten aan de deur is gegaan en zij onder bedreiging van een mes van één aangever een telefoon en van de andere aangever een iPad met toetsenbord hebben weggenomen. Het kan niet anders dan dat het voor de slachtoffers een beangstigende situatie is geweest om voor en in hun woning te worden bedreigd met een mes en te worden bestolen van hun goederen. Dat hebben de slachtoffers ook verteld tijdens hun aangifte en in hun verzoek om schadevergoeding. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de slachtoffers in hun eigen woning en het vertrouwen dat zij hadden in hun medemens met wie zij handelden op Markplaats. Diefstallen als deze leiden ook nog eens tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van geld en gouden sieraden van een slechtziende dame van destijds 83 jaar oud. Zij hebben zich voorgedaan als politieagenten en zo op doortrapte en schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hen dacht te mogen hebben. Onder het valse voorwendsel dat vanwege inbrekers in de wijk haar geld en sieraden niet veilig zouden zijn, hebben zij het slachtoffer bewogen om haar waardevolle bezittingen af te staan. Extra kwalijk is dat dit feit bij het slachtoffer thuis heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte zelfs in haar slaapkamer is geweest. Het gevoel van veiligheid dat iedereen in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is hierdoor ernstig geschaad. De afgenomen sieraden hadden daarnaast, zoals blijft uit de schriftelijke slachtofferverklaring, een emotionele waarde voor het slachtoffer. Daarbij wordt met deze werkwijze het gezag van en het vertrouwen in de politie aangetast en dit heeft een ontwrichtend effect op de samenleving. Kortom: een zeer ernstig misdrijf.
De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan. Zijn handelswijze getuigt ervan dat hij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met het leed en de schade van de slachtoffers. Het komt de rechtbank daarbij ongeloofwaardig voor dat verdachte deze feiten onder bedreiging dan wel druk zou hebben gepleegd en dat het hem niet om het geld was te doen. Bij alle feiten was verdachte namelijk een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld.
De persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met het blanco strafblad van verdachte.
Ook houdt de rechtbank hierbij rekening met het rapport van de Raad van 14 november 2025 dat over verdachte is opgemaakt en de toelichting hierop op de zitting. De Raad heeft aangegeven dat verdachte in het verleden is gediagnosticeerd met ADHD. Zowel de ouders van verdachte als de jeugdreclassering maken zich zorgen over het impulsieve gedrag van verdachte, waarbij hij de gevolgen van zijn daden niet lijkt te overzien. Door dit gedrag is mogelijk ook de schoolgang moeizaam verlopen. Gelet hierop vindt de Raad een diagnostisch onderzoek naar verdachte van belang om de kracht en de valkuilen van verdachte goed in kaart te brengen en hierop actief hulp te verlenen. Dit zal de kans op recidive verkleinen. Het algemeen recidiverisico komt uit op hoog, terwijl het dynamische risicoprofiel uitkomt op heel laag. Dit laatste komt omdat bij verdachte sprake is van een stabiele thuissituatie met ouders, broers en zussen die erg betrokken op hem zijn. Zij keuren het delictgedrag van verdachte af en staan open voor de ingezette hulp. Verdachte heeft op dit moment een regelmatige dagbesteding bij [onderwijscentrum] , waar hij goed meewerkt. Daarnaast heeft hij contact met [ggz] en zal, vanuit [ggz] , binnenkort gestart worden met [hulpverlening] . Binnen deze hulpverlening is er al veel aandacht voor het vergroten van de weerbaarheid van verdachte. De Raad vindt een lange periode van begeleiding door de jeugdreclassering zinnig, zodat zaken als dagbesteding en continuïteit in hulp gewaarborgd blijven om zo de kans op recidive te verkleinen. Dit alles maakt dat de Raad adviseert om aan verdachte op te leggen een taakstraf in de vorm van werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met, naast de algemene en van rechtswege geldende voorwaarden, als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zolang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleend aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
- gedurende de proeftijd onderwijs volgt en/of zich (in overleg met de jeugdreclassering) inzet voor een zinvolle dagbesteding;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan hulp en/of behandeling en/of diagnostisch onderzoek wanneer dat nodig wordt geacht door de jeugdreclassering.
Daarnaast adviseert de Raad, gelet op het hoge recidiverisico en de al aanwezige recidive, te bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verder houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met hetgeen namens de jeugdreclassering tijdens de zitting naar voren is gebracht. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat verdachte al een aardig traject achter de rug heeft. Hij is echter na zes maanden huisarrest en begeleiding door de jeugdreclassering met de diefstal van de oudere dame toch in de fout gegaan. Daarom vindt ook de jeugdreclassering een diagnostisch onderzoek naar verdachte van groot belang. Hierdoor zal er meer zicht op hem komen en wat hij nodig heeft ter voorkoming van recidive.
De straf
Verder houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Ook houdt de rechtbank hierbij rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 02-036570-24 waarbinnen de strafzaak van verdachte moest zijn afgedaan, is overschreden. Deze overschrijding is niet aan de verdediging te wijten. Dit zal, net als de nog jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten, tot een lagere straf leiden dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie en een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 36 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de voorwaarden die de Raad heeft geadviseerd. Hierbij gaat de rechtbank uit van een voorarrest van 6 dagen, zodat verdachte, als hij zich aan de voorwaarden houdt, voor deze feiten niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, niet bepalen dat de voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank is namelijk van oordeel dat er niet ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Er is dan ook niet aan de strenge, wettelijke vereisten voor een dadelijke uitvoerbaarheid voldaan.

7.De benadeelde partij

parketnummer 02-036570-24

Benadeelde [aangever 1] (feit 1)
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 1.550,35, waarvan € 700,35 aan materiële schade, bestaande uit schade door diefstal van de telefoon
(€ 300,-) en verlies arbeidsvermogen (€ 400,35), en € 850,- aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met bedreiging met geweld in vereniging heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding van € 300,- voor de diefstal van de telefoon acht de rechtbank geheel toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
Het gedeelte van de vordering dat ziet op het verlies van arbeidsvermogen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, waardoor beoordeling hiervan nader onderzoek vergt dat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van de bewezenverklaarde handelingen en hier een bedrag van € 850,- voor gevorderd. Ook hier heeft te gelden dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij, dat gekoppeld kan worden aan de bewezenverklaarde feit en dat hij verplicht is de schade van deze benadeelde partij te vergoeden. Artikel 6:106 van het Burgerlijke Wetboek bevat een limitatieve opsomming voor gevallen waarin de wet een aanspraak geeft op vergoeding van immateriële schade. In het overzichtsarrest van de Hoge Raad (HR:2019:793) zijn overwegingen opgenomen over een “aantasting van de persoon op andere wijze”, als bedoeld in genoemd artikel. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte en zijn mededaders mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. De geleden immateriële schade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 850,- billijk. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank zal ten aanzien van deze vordering tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf 30 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, en de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht zal de duur van de gijzeling op 0 dagen worden vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij tezamen naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover het bedrag aan schade door de mededaders is betaald, en andersom.
Benadeelde partij [aangever 2] (feit 2)
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 1.950,-, waarvan € 450,- aan materiële schade, bestaande uit schade door diefstal van de iPad,
en € 1.500,- aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met bedreiging met geweld in vereniging heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 370,-. De rechtbank gaat daarbij uit van de afgesproken verkoopprijs van de iPad. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de vordering aan resterende materiële schade voor een bedrag van € 80,- afwijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van de bewezenverklaarde handelingen en hier een bedrag van € 1.500,- voor gevorderd. Ook hier heeft te gelden dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij, dat gekoppeld kan worden aan de bewezenverklaarde feit en dat hij verplicht is de schade van deze benadeelde partij te vergoeden. Artikel 6:106 van het Burgerlijke Wetboek bevat een limitatieve opsomming voor gevallen waarin de wet een aanspraak geeft op vergoeding van immateriële schade. In het overzichtsarrest van de Hoge Raad (HR:2019:793) zijn overwegingen opgenomen over een “aantasting van de persoon op andere wijze”, als bedoeld in genoemd artikel. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte en zijn mededaders mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. De geleden immateriële schade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen, zoals feit 1, zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 850,- billijk. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de overige gevorderde immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank zal ten aanzien van deze vordering tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf 30 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, en de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht zal de duur van de gijzeling op 0 dagen worden vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij tezamen naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover het bedrag aan schade door de mededaders is betaald, en andersom.
parketnummer 02-206048-25
Benadeelde [aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 23.266,- waarvan € 21.766,- aan materiële schade, bestaande uit schade door diefstal van contant geld (€ 3.500,-) en van sieraden (€ 18.266,-) en € 1.500,- aan immateriële schade. De benadeelde partij verzoekt de rechtbank om ten aanzien van de sieraden gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 3.500,- (schade door diefstal van contant geld). De benadeelde partij heeft al snel na het feit aangifte hiervan gedaan bij de politie. Daarbij heeft zij direct verklaard dat er € 3.500,- aan contant geld is weggenomen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
Het gedeelte van de vordering dat ziet op de schade door diefstal van sieraden is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, waardoor beoordeling hiervan nader onderzoek vergt dat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De onderbouwing van deze schade is daarbij zo schaars dat er voor de rechtbank geen beginpunt is waarop zij haar schatting zou kunnen baseren. Zo is onduidelijk wat het gewicht was van de sieraden, het goudgehalte en het aantal karaat van de diamanten. De rechtbank zal dan ook geen gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van de bewezenverklaarde handelingen en hier een bedrag van € 1.500,- voor gevorderd. Ook hier heeft te gelden dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij, dat gekoppeld kan worden aan de bewezenverklaarde feit en dat hij verplicht is de schade van deze benadeelde partij te vergoeden. Artikel 6:106 van het Burgerlijke Wetboek bevat een limitatieve opsomming voor gevallen waarin de wet een aanspraak geeft op vergoeding van immateriële schade. In het overzichtsarrest van de Hoge Raad (HR:2019:793) zijn overwegingen opgenomen over een “aantasting van de persoon op andere wijze”, als bedoeld in genoemd artikel.
Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte en zijn mededader mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in hun eer of goede naam. Er is immers sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Verdachte en zijn mededader hebben bewust een slachtoffer op leeftijd gekozen en op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare persoon. Zij hebben in de valse hoedanigheid van politieagent gedaan alsof de benadeelde financieel gevaar liep en zij degenen waren die daarbij konden helpen. Zij hebben de illusie gecreëerd dat het veilig was om het geld en de sieraden aan verdachte af te geven. Verdachte is daarbij bij de benadeelde thuis geweest om het geld en de sieraden op te halen. Hij is zelfs in haar slaapkamer geweest. De geleden immateriële schade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 900,- billijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank zal ten aanzien van deze vordering tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf 31 maart 2025 tot de dag van volledige betaling, en de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 maart 2025 tot de dag van volledige betaling. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht zal de duur van de gijzeling op 0 dagen worden vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij tezamen naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover het bedrag aan schade door de mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-036570-24
feit 1:diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
parketnummer 02-206048-25
primair:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 36 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zolang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleend aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
* gedurende de proeftijd onderwijs volgt en/of zich (in overleg met de jeugdreclassering) inzet voor een zinvolle dagbesteding;
* gedurende de proeftijd meewerkt aan hulp en/of behandeling en/of diagnostisch onderzoek wanneer dat nodig wordt geacht door de jeugdreclassering;
van rechtswegegelden hierbij nog de volgende
voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, zijn medewerking verleent aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de jeugdreclassering van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten
een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
60 dagen;
Benadeelde partij
parketnummer 02-036570-24
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 1] van € 1.150,-bestaande uit € 300,- aan materiële schade en € 850,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 2] van € 1.220,-bestaande uit € 370,- aan materiële schade en € 850,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering aan materiële schade voor het overige gedeelte van € 80,- af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 1] € 1.150,-te betalen, en ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 2] € 1.220,-te betalen, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor de gehele bedragen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen vervalt en omgekeerd;

parketnummer 02-206048-25

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 3] van € 4.400,-bestaande uit € 3.500,- aan materiële schade en € 900,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 3] € 4.400,-te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor de gehele bedragen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. E.B. Prenger, rechter, en
mr. S. Tempel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 december 2025.
Mr. J.F.C. Janssen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
parketnummer 02-036570-24
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon
(merk Samsung),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [aangever 1] een mes heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of
- tegen die [aangever 1] heeft/hebben gezegd: "pas op ik kom uit Amsterdam West ,
dus kijk maar uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2024 te [woonplaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen,
een Ipad, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [aangever 2] een of meer mes(sen) heeft/hebben getoond/voorgehouden
en/of
- tegen die [aangever 2] – zakelijk weergegeven - heeft/hebben gezegd dat hij
gestoken zou worden als hij de Ipad niet zou geven, althans woorden van gelijke
aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
parketnummer 02-206048-25
hij op of omstreeks 31 maart 2025 te [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere gelbedragen (van in totaal 3.500 euro) en/of een of meerdere
bankpas(sen) en/of gouden sieraden en/of horloge(s) en/of etuis en/of
portemonnee(s) en/of een kistje, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of
ten dele aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van een valse order of het aannemen van een valse naam of van een valse
hoedanigheid, of door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van
verdichtsels,
door
- voornoemde persoon telefonisch te benaderen onder de naam [naam]
van de politie, althans onder de hoedanigheid als politieagent,
- voornoemde persoon mede te delen dat er inbrekers in de wijk actief zijn en dat er
om die reden waardevolle goederen en/of contact geld en/of bankpassen
meegenomen moeten worden om veilig te stellen en/of bankpassen geblokkeerd
moeten worden en/of vernieuwd moeten worden en/of
- voornoemde persoon mede te delen dat een medewerker van de politie langs zou
komen om de goederen op te halen en/of veilig te stellen en/of
- voornoemde persoon een [code] te geven, waarmee die
"politieagent" zich mee gaat identificeren en/of
- vervolgens naar de woning van die voornoemde persoon te gaan en/of
- voornoemde goederen in ontvangst te nemen en/of mee te nemen;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2025 te [woonplaats] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig(e) goed(eren), het verlenen
van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een
schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meerdere
gelbedragen (van in totaal 3.500,- euro en/of een of meerdere banpas(sen) en/of
gouden sieraden en/of horloge(s) en/of etuis en/of portomonnees en/of een kistje,
door
- voornoemde persoon telefonisch te benaderen onder de naam [naam]
van de politie, althans onder de hoedanigheid als politieagent,
- voornoemde persoon mede te delen dat er inbrekers in de wijk actief zijn en dat er
om die reden waardevolle goederen en/of contact geld en/of bankpassen
meegenomen moeten worden om veilig te stellen en/of bankpassen geblokkeerd
moeten worden en/of vernieuwd moeten worden en/of
- voornoemde persoon mede te delen dat een medewerker van de politie langs zou
komen om de goederen op te halen en/of veilig te stellen en/of
- voornoemde persoon een [code] te geven, waarmee die politieagent
zich mee gaat identificeren en/of
- vervolgens naar de woning van die voornoemde persoon te gaan en/of
- voornoemde goederen in ontvangst te nemen en/of mee te nemen;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)