Op 17 februari 2025 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een zaak tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had op 8 augustus 2024 een verzoek om geheimhouding ingediend, waarbij hij stukken had overgelegd die hij deels geheim wilde houden. Dit betrof onder andere emailberichten, een intern memo en klikbrieven. De geheimhoudingskamer heeft de verzoeken om geheimhouding beoordeeld aan de hand van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De geheimhoudingskamer heeft vastgesteld dat de inspecteur gewichtige redenen heeft aangevoerd voor geheimhouding, waaronder de bescherming van persoonsgegevens en de vertrouwelijkheid van intern beraad. Belanghebbende heeft gereageerd op het verzoek om geheimhouding, maar de geheimhoudingskamer heeft besloten dat de redenen van de inspecteur zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van de stukken. De geheimhoudingskamer heeft geen zitting gehouden, omdat schriftelijke uitlatingen voldoende waren voor de beoordeling. Uiteindelijk heeft de geheimhoudingskamer het verzoek om geheimhouding toegewezen, waarbij de inspecteur de geheimgehouden stukken mag behouden. Deze beslissing is openbaar gemaakt op 24 februari 2025.