Uitspraak
Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
afgiftevan het geld. Dit volgt niet uit de aangiftes of latere verklaringen van aangevers noch uit de chatberichten tussen verdachte en zijn medeverdachten. Bovendien leek [medeverdachte 1] voor het bezoek aan de woning al te weten dat [aangever 1] het geld niet onder zich had. Dit blijkt uit de bevindingen van de door hem ingehuurde privédetective en uit de inhoud van de chatberichten. In reactie op het chatbericht van [verdachte] “Ja en hope dat hij poen heeft” zegt [medeverdachte 1] namelijk “Ja maar moet die [naam 3] hebben” en “Moet via hem die [naam 1] pakken” en “Maar hij heeft het geld ontvangen” en “en zal t overgemaakt hebben naar die [naam 1] ”. Het voorgaande betekent dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van een poging tot afpersing komt. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.