ECLI:NL:RBZWB:2025:8706

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
02-006755-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot afpersing en bedreiging

Op 9 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing en bedreiging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 november 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot afpersing, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte het oogmerk had om de aangever te dwingen tot afgifte van geld door middel van geweld of bedreiging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet actief had deelgenomen aan de afpersing en dat er geen bewijs was voor opzet op het dreigen met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daarnaast verklaarde de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de vorderingen ten grondslag lagen.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-006755-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2025
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [woonplaats] ,
raadsman: mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 november 2025, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich (samen met anderen) schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van [aangever 1] dan wel aan bedreiging van [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] .
Voor de leesbaarheid van dit vonnis worden aangevers [aangever 1] en [aangever 2] hierna respectievelijk [aangever 1] en [aangever 2] genoemd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben geprobeerd om [aangever 1] af te persen door hem te dwingen € 112.000,00 te betalen onder bedreiging van geweld.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging meent dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot afpersing. Verdachte is enkel met de medeverdachten naar de woning van [aangever 1] gegaan en heeft geen actieve uitvoeringshandelingen verricht. Hij heeft dus geen wezenlijke bijdrage geleverd aan het geheel en kan niet als medepleger worden gezien. Verdachte had ook niet het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling en van opzet op het toepassen van of dreigen met geweld was geen sprake.
Voor het subsidiair ten laste gelegde geldt dat verdachte zowel opzet als het wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen ontbreekt, zodat verdachte ook daarvan moet worden vrijgesproken. Verdachte wist niet van de aanwezigheid van het neppistool bij
[medeverdachte 1] en de overige ten laste gelegde gedragingen en verbale uitlatingen kunnen niet als bedreigend worden gekwalificeerd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen op basis van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
In december 2022 is een conflict van financiële aard ontstaan tussen [medeverdachte 1] en
[naam 1] . [medeverdachte 1] heeft van [naam 1] een Landrover gekocht voor € 112.000,00, maar na betaling van dit bedrag werd de Landrover niet geleverd. [medeverdachte 1] bleek te zijn opgelicht en besloot onderzoek te laten verrichten door een privédetective. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat het bankrekeningnummer waar het door hem betaalde bedrag naar was overgeboekt op naam stond van [aangever 1] , een zakenpartner van [naam 1] . [medeverdachte 1] verkeerde hierna in de veronderstelling dat [aangever 1] betrokken was bij de oplichting.
In december 2022 en januari 2023 had [medeverdachte 1] via Whatsapp contact met [medeverdachte 2] , verdachte (hierna: [verdachte] ) en [naam 2] over de niet geleverde Landrover en de (vermeende) betrokkenheid hierbij van [aangever 1] . Uit de onderling gevoerde chatberichten volgt dat [medeverdachte 1] via [aangever 1] meer te weten wilde komen over [naam 1] om zo zijn geld terug te krijgen. Hierbij werden grote en bedreigende woorden gebruikt zoals “met n loop op ze knar gaat hij wel vertellen waar ik m kan vinden”, “ik zal me wel ff extra als bad boy kleden en “maat ik pak hem aan mij kent ie niet”. Besloten werd om naar het woonadres van [aangever 1] te gaan, omdat, zo volgt uit de chatberichten, “het toch minder leuk is als je gezin niet veilig is” en “op het privéadres meer paniek kan worden veroorzaakt”. Onder een valse naam werd telefonisch contact met [aangever 1] gelegd en er werd onder valse voorwendselen een afspraak met hem gemaakt.
Op 5 januari 2023 zijn de vier mannen in twee auto’s naar [plaats] gereden. [naam 2] is op enige afstand van de woning van [aangever 1] blijven wachten. De andere drie zijn daadwerkelijk naar de woning van [aangever 1] gegaan. Toen werd opengedaan door de nietsvermoedende [aangever 1] zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de woning binnengegaan. In de woning waren op dat moment ook [aangever 2] en [aangever 3] ,
de zoon en toenmalige partner van [aangever 1] , aanwezig. [medeverdachte 1] heeft op indringende toon en met stemverheffing gevraagd waar zijn € 112.000,00 was gebleven.
[medeverdachte 1] droeg een neppistool bij zich op het moment dat hij de woning binnenging. Hij heeft dit neppistool ook getoond aan en gericht op het hoofd van [aangever 2] . Zowel vader als zoon [aangever 1] en [aangever 3] hebben hierover consistent, gedetailleerd en eensluidend verklaard. Hun verklaringen komen op essentiële onderdelen overeen, ook wat betreft de volgorde van de handelingen met de telefoon van [aangever 2] , waarmee hij de politie wilde bellen.
Vrijwel direct na het tonen en richten van het neppistool was voor alle aanwezigen duidelijk dat dit wapen nep was. De gemoederen bedaarden daarna enigszins en er werd in de woning telefonisch contact gelegd door [aangever 1] met [naam 1] . [medeverdachte 1] en [verdachte] verlieten hierna de woning. [medeverdachte 2] was al op een eerder moment vertrokken.
Het primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de hierboven omschreven feiten en omstandigheden kan worden geconcludeerd dat [medeverdachte 1] door middel van eigenrichting heeft geprobeerd om in een dreigende sfeer en op intimiderende wijze te achterhalen waar de door hem betaalde € 112.000,00 was gebleven en/of waar hij [naam 1] zou kunnen vinden. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat [medeverdachte 1] - laat staan verdachte - het oogmerk had om [aangever 1] met (bedreiging met) geweld te dwingen tot
afgiftevan het geld. Dit volgt niet uit de aangiftes of latere verklaringen van aangevers noch uit de chatberichten tussen verdachte en zijn medeverdachten. Bovendien leek [medeverdachte 1] voor het bezoek aan de woning al te weten dat [aangever 1] het geld niet onder zich had. Dit blijkt uit de bevindingen van de door hem ingehuurde privédetective en uit de inhoud van de chatberichten. In reactie op het chatbericht van [verdachte] “Ja en hope dat hij poen heeft” zegt [medeverdachte 1] namelijk “Ja maar moet die [naam 3] hebben” en “Moet via hem die [naam 1] pakken” en “Maar hij heeft het geld ontvangen” en “en zal t overgemaakt hebben naar die [naam 1] ”. Het voorgaande betekent dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van een poging tot afpersing komt. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de subsidiair ten laste gelegde bedreiging en zij zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit niets blijkt dat verdachte (op voorhand) op de hoogte was van de aanwezigheid van het neppistool bij [medeverdachte 1] , zodat van opzet op of het medeplegen van het dreigen met dit pistool geen sprake kan zijn. De rechtbank is verder van oordeel dat uit de overige ten laste gelegde gedragingen en verbale uitlatingen onvoldoende het dreigende karakter blijkt.

5.De vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 9.090,53, waarvan € 5.090,53 voor materiële schade en € 4.000,00 voor immateriële schade.
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 4.000,00 voor immateriële schade.
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 58.654,53, waarvan € 54.654,53 voor materiële schade en € 4.000 immateriële schade.
Verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

6.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair tenlastegelegde;
De benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] niet-ontvankelijk in de door hen ingestelde vorderingen;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los voorzitter,
en mr. P.E. van Althuis en mr. J.B. Polak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 december 2025.
Mr. Polak is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 5 januari 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van €112.000,-, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [aangever 1] en/of [naam 1]
en/of [B.V.] en/of een derde toebehoorde(n)
- zich heeft begeven naar het woonadres van voornoemde [aangever 1] en/of
- hem heeft toegevoegd "je weet waar we voor komen" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een (nep)pistool althans (nep)wapen heeft getoond en/of voornoemd (nep)wapen op/naar [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] heeft gericht en/of daarmee heeft gezwaaid en/of
- hem/hen heeft toegevoegd “er staan 50 mensen buiten met echte wapens” en/of “over 30 minuten komen we terug” althans woorden van gelijke aard en/of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 januari 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- naar het woonadres van hem/haar/hun toe te gaan en/of aldaar naar binnen te gaan en/of
- hem/haar/hen toe te voegen "je weet waar we voor komen" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een (nep)pistool althans (nep)wapen te tonen en/of voornoemd (nep)wapen op hem/haar/hen te richten en/of daarmee te zwaaien en/of
- hem/haar/hen toe te voegen “er staan 50 mensen buiten met echte wapens” en/of “over 30 minuten komen we terug” althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)