4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Algemene inleiding
Op 4 augustus 2023 heeft de heer [persoon] een melding gemaakt bij de politie dat hij was opgelicht, omdat hij had betaald voor een seksafspraak maar de afspraak niet was doorgegaan. Door de politie is onderzoek gedaan naar de persoon waarmee de seksafspraak was gemaakt. Dit bleek de minderjarige [aangeefster] te zijn. Op 11 augustus 2023 heeft er met [aangeefster] een intake mensenhandel plaatsgevonden. In dit gesprek heeft [aangeefster] verklaard dat zij seksueel is uitgebuit. Hierna is het strafrechtelijk onderzoek ‘Kleinpolderplein’ opgestart. Onder meer de telefoon en bankrekeningen van [aangeefster] zijn onderzocht. Bij dit onderzoek zijn transacties en Tikkie betalingen waargenomen die mogelijk van klanten van [aangeefster] afkomstig zijn voordat zij de leeftijd van achttien jaar had bereikt. Verdachte is aangewezen als één van deze mogelijke klanten.
Wettelijk kader
In artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht (oud) (hierna: Sr) is strafbaar gesteld de klant die seksueel contact heeft met een sekswerker die zestien of zeventien jaar oud was. De verdachte hoeft niet bekend te zijn met de leeftijd van het slachtoffer. De leeftijd is namelijk geobjectiveerd, waardoor opzet of schuld niet is vereist. In dit artikel staat de bescherming van de minderjarige centraal. De klant heeft een vergaande onderzoeksplicht om achter de (werkelijke) leeftijd van de sekswerker in kwestie te komen.
Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het feit dat zij zich voordoen in een situatie waarbij slechts twee personen aanwezig zijn: een verondersteld slachtoffer en een veronderstelde dader. Als de veronderstelde dader ontkent moet de rechter beoordelen of aan het bewijsminimum is voldaan. De bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) houdt in dat een feit niet kan worden bewezen op basis van de verklaring van één getuige; daarvoor is meer bewijs vereist. Dit geldt voor de hele tenlastelegging, maar niet elk onderdeel van de tenlastelegging hoeft door twee bewijsmiddelen bevestigd te worden. Bij zedenzaken geldt daarbij in het bijzonder dat het niet nodig is dat het ten laste gelegde misdrijf zelf wordt bevestigd in ander bewijs. Het is voldoende als de verklaring van aangever/aangeefster op onderdelen wordt ondersteund door ander objectief bewijs, afkomstig uit een andere bron. De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van de concrete omstandigheden.
Toepassing op onderhavige zaak
[aangeefster] heeft verklaard dat klanten soms via een Tikkie betaalden en dat zij degene was die de Tikkie meestal zelf aanmaakte. Als omschrijving bij de Tikkie zette zij zomaar iets neer, bijvoorbeeld ‘Boodschappen’, ‘afspraak’ of ‘eten’. Ze gebruikte Tikkie nooit privé, dus als zij Tikkie gebruikte, dan was dit altijd voor een klant in verband met een seksafspraak.
Verdachte heeft op 20 mei 2022 en 8 juli 2022 in totaal twee Tikkies betaald vanaf zijn bankrekening naar de bankrekening van [aangeefster] . De eerste Tikkie bedroeg € 150,- en had als omschrijving ‘eten’. De tweede Tikkie bedroeg € 200,- en had als omschrijving ‘Boodschappen’. Het gaat in totaal om een bedrag van € 350,-.
[aangeefster] heeft verklaard dat zij zich niet kan herinneren dat zij een seksafspraak met verdachte heeft gehad en dat zij hem niet herkent op de door de politie aan haar getoonde foto’s. Wel heeft [aangeefster] in zijn algemeenheid bij de politie verklaard dat het gezien de ‘lage’ door verdachte betaalde bedragen zou moeten gaan om zogeheten
car dates. Dat de Tikkie betalingen inderdaad zien op
car datesblijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de omstandigheid dat verdachte in de telefoon van [aangeefster] stond opgeslagen onder de naam ‘Fiat’, zijnde een automerk. Bovendien stond het telefoonnummer van verdachte opgeslagen in de telefoon van de tussenpersoon die voor [aangeefster] seksafspraken regelde. In de naam waaronder dit nummer is opgeslagen, komen zowel de voornaam van verdachte namelijk ‘ [voornaam verdachte] ’ als de initialen ‘ [initialen] ’ voor. [aangeefster] heeft hierover verklaard dat met de initialen [initialen] zijzelf wordt bedoeld.
Naar het oordeel van de rechtbank staat de omstandigheid dat [aangeefster] deze specifieke verdachte niet herkent, niet aan een bewezenverklaring in de weg. Dit mede gelet op de grote hoeveelheid klanten met wie [aangeefster] een seksafspraak heeft gehad. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat niet is gebleken dat verdachte om andere redenen deze Tikkies aan [aangeefster] heeft betaald.
Door de advocaat van verdachte is een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat verdachte zijn vriend zijn telefoonnummer en bankrekening heeft laten gebruiken. De rechtbank constateert dat verdachte zelf niet over dit scenario heeft verklaard. Bovendien heeft de rechtbank verdachte niet over dit scenario kunnen bevragen, nu dit scenario pas in het pleidooi naar voren is gekomen. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat dit alternatief scenario op geen enkele wijze wordt ondersteund door de inhoud van het dossier. De rechtbank gaat dan ook aan dit verweer van de advocaat voorbij.
Gelet op de hiervoor aangehaalde verklaring van de klant [persoon] constateert de rechtbank dat het kennelijk kan voorkomen dat er een betaling door een klant wordt gedaan aan [aangeefster] , zonder dat dit daadwerkelijk leidt tot een seksafspraak. Het ligt voor de rechtbank echter, zonder uitleg door de verdachte, niet in de rede dat iemand in mei 2022 een bedrag van € 150,- overmaakt aan een sekswerker en als daar geen seksafspraak tegenover staat vervolgens in juli 2022 nogmaals een bedrag van € 200,- betaalt aan dezelfde sekswerker.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte twee keer een seksafspraak, zijnde een
car date,heeft gehad met [aangeefster] .
Conclusie
Gelet op de door [aangeefster] gebruikte omschrijvingen bij de Tikkies en de aard van een seksafspraak dan wel
car datetegen betaling, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 20 mei 2022 tot en met 9 juli 2022 twee keer tegen betaling een seksafspraak heeft gehad met [aangeefster] , toen zij zestien jaar oud was, waarbij seksuele handelingen zijn verricht.