9.De beslissing
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02-291332-24 tenlastegelegde feit;
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-071288-25
feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld
van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
feit 2:poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en
vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
feit 3:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet
wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Jeugddetentie
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 240 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende een door de gecertificeerde instelling, te weten William Schrikker Stichting (WSS), te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd);
- dat verdachte meewerkt aan [hulpverlening 1] ;
- dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de mededaders [medeverdachte 1] geboren op [geboortedag 2] 2002 en [medeverdachte 2] geboren op [geboortedag 3] 2005. Het is aan de jeugdreclassering om te bepalen hoe en onder welk toezicht dit vormgegeven moet worden;
- dat verdachte zich houdt aan de inzet van hulpverlening of behandeling die de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- dat verdachte meewerkt aan dagelijkse een-op-een begeleiding van [hulpverlening 2] , zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding, school en/of werk;
van rechtswege gelden de volgende voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt deze gecertificeerde instelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf inhoudende
een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
75 dagen;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 2.626,97, waarvan € 276,97 aan materiële schade en € 2.350,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] , € 2.626,97 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 2.350,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] , € 2.350,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 2.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] , € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 1.050,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 4]
, € 1.050,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. M. Pellikaan en
mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 december 2025.
Mr. L.W. Boogert, mr. M. Pellikaan en mr. E. Andraws zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
parketnummer 02-071288-25:
1
hij op of omstreeks 04 maart 2025 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een geldbedrag van ongeveer 526,70 euro en/of
- een kassa(lade),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 1] , in elk geval aan een ander dan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan en/of dat vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- naar die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] de woorden, zakelijk weergegeven “kassa, kassa, geld, geld” heeft geroepen en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 28 februari 2025 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een geldbedrag en/of
- een kassa(lade) en/of
- een kluis en/of
- een horloge,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf 2] , gelegen aan [adres 2] , in elk geval aan een ander dan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 4] en/of dat vuurwapen op die [slachtoffer 4] heeft gericht terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 04 maart 2025 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie III, onder i van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- een alarm- c.q. startpistool, merk Bruni (BBM), model .92, kaliber 8 mm, en/of munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- 25 stuks knalpatronen (Salve – Blank), merk onbekend, kaliber 8 mm. voorhanden heeft gehad;
(art. 26 lid 1 Wet wapens en munitie, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht).
parketnummer 02-291332-24:
hij op of omstreeks 13 augustus 2024 te [plaats 3] althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fatbike, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door (eigen) misdrijf verkregen goed betrof;
(art. 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht).