ECLI:NL:RBZWB:2025:883

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
BRE 23/3591 WLZ
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking persoonsgebonden budget en verzoek om schadevergoeding in het kader van de Wet langdurige zorg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld met betrekking tot de intrekking van haar persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres had een indicatie voor zorg en regelde haar zorg met een pgb. CZ Zorgkantoor B.V. had op 24 maart 2023 besloten het pgb in te trekken, omdat eiseres niet tijdig een nieuwe gewaarborgde hulp had aangesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar CZ bleef bij haar standpunt. Later, op 27 maart 2024, trok CZ het eerdere besluit in en verleende eiseres opnieuw een pgb per 17 maart 2023. De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard voor het eerste besluit, maar ongegrond voor het tweede besluit. Eiseres verzocht om schadevergoeding van € 39.000,- voor de periode waarin zij geen zorg ontving. De rechtbank oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding niet voldoende was onderbouwd en wees dit af. De rechtbank bepaalde dat CZ het griffierecht van € 50,- aan eiseres moest vergoeden, maar er zijn geen proceskosten gemaakt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht op hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3591 WLZ

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

CZ Zorgkantoor B.V. (CZ), verweerder

gemachtigde: J. Buur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de intrekking van haar persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
2. Met het besluit van 24 maart 2023 heeft CZ aan eiseres meegedeeld dat het pgb wordt ingetrokken (per 17 maart 2023).
2.1.
Met het besluit van 7 juni 2023 (bestreden besluit I) op het bezwaar van eiseres is CZ bij dat besluit gebleven.
Op 27 maart 2024 heeft CZ de rechtbank meegedeeld dat het heeft besloten om de in bezwaar bestreden beschikking van 24 maart 2023 in te trekken; de rechtbank begrijpt dit aldus dat bedoeld is dat het primaire besluit wordt herroepen. Met het besluit van 3 mei 2024 heeft CZ eiseres een nieuwe toekenningsbeslissing gezonden. Eiseres behoudt het pgb per 17 maart 2023. De rechtbank zal het besluit van 27 maart 2024 aanmerken als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (bestreden besluit II).
2.2.
Partijen hebben meegedeeld dat zij geen prijs stellen op een behandeling ter zitting. Er zal daarom uitspraak worden gedaan zonder dat een zitting heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft het onderzoek op 19 februari 2025 gesloten.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiseres heeft een indicatie voor zorg op grond van de Wlz (ZZP 5VG). Zij regelt haar zorg met een persoonsgebonden budget (pgb). Vanaf 27 juni 2022 heeft eiseres als gewaarborgde hulp aangesteld mevrouw [de gewaarborgde hulp] . De gewaarborgde hulp is verantwoordelijk voor alle verplichtingen rondom het pgb, de keuze van zorgverleners en de levering van goede zorg.
Met de brief van 27 september 2022 heeft CZ aan eiseres meegedeeld dat [de gewaarborgde hulp] niet meer voldoet aan de voorwaarden om aangemerkt te worden als gewaarborgde hulp en dat eiseres een nieuwe gewaarborgde hulp moet aanstellen. Eiseres heeft een aantal keren uitstel gevraagd en heeft tot 17 maart 2023 de tijd gekregen om dit te regelen. Omdat het niet gelukt is om een nieuwe gewaarborgde hulp aan te stellen, heeft CZ met het primaire besluit het pgb ingetrokken en eiseres in overweging gegeven om zorg in natura af te nemen.
Met bestreden besluit II heeft CZ het primaire besluit herroepen en eiseres meegedeeld dat zij het pgb per 17 maart 2023 behoudt.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen bestreden besluit I. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond voor zover het is gericht tegen bestreden besluit II. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.
Beroepsgronden
De rechtbank begrijpt het standpunt van eiseres zo dat zij stelt dat CZ ten onrechte op basis van een anonieme tip – zonder zelf onderzoek te doen naar de vermeende belangenverstrengeling – [de gewaarborgde hulp] niet langer accepteerde als gewaarborgde hulp, waardoor zij twaalf weken zonder zorg heeft gezeten. Eiseres stelt dat zij daardoor schade heeft geleden en verzoekt om het pgb-budget over 2023 (zijnde een bedrag van ongeveer € 39.000,-) als schadevergoeding aan haar toe te kennen.
6.
Overwegingen.
6.1.
Procesbelang.
CZ stelt dat met het nemen van bestreden besluit II het procesbelang van eiseres is vervallen. Wat betreft het beroep van eiseres tegen bestreden besluit I is de rechtbank van oordeel dat eiseres inderdaad geen belang meer heeft bij een beoordeling van haar beroep, omdat het betreffende besluit is vervangen door bestreden besluit II. Wat betreft het beroep van eiseres tegen bestreden besluit II overweegt de rechtbank als volgt.
Uit vaste rechtspraak volgt dat pas sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden.
Omdat eiseres heeft verzocht om haar schadevergoeding toe te kennen, is er procesbelang.
6.2.
Eiseres verzoekt om de periode van twaalf weken waarin zij geen zorg heeft ontvangen, te vergoeden. Zij heeft het bedrag begroot op € 39.000,-.
De rechtbank overweegt dat CZ volledig aan de bezwaren van eiseres is tegemoet gekomen. Tegen bestreden besluit II als zodanig heeft eiseres geen gronden ingediend. De rechtbank overweegt dat eiseres de kosten van de verleende zorg in die periode van twaalf weken met het voortgezette pgb kan declareren. Eiseres kan de door haar voorgeschoten kosten van zorg alsnog declareren. Als eiseres, zoals zij stelt, twaalf weken geen zorg heeft ontvangen, heeft zij geen kosten gemaakt. De rechtbank wijst er in dat verband op dat eiseres in deze periode geen eigen bijdrage hoeft te betalen.
Het verzoek om schadevergoeding is verder niet door eiseres onderbouwd en zal daarom worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen bestreden besluit I.
Het beroep is ongegrond voor zover gericht tegen het 6:19 besluit (bestreden besluit II).
Het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.
8. De rechtbank zal bepalen dat de CZ het griffierecht aan eiseres dient te vergoeden, omdat CZ een nieuw besluit heeft genomen tijdens de beroepsprocedure. Er zijn geen proceskosten gemaakt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het bestreden besluit I;
- verklaart het beroep ongegrond voor zover gericht tegen het bestreden besluit II;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat CZ het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.