ECLI:NL:RBZWB:2025:8838

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
BRE 25/2964
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een magazijnmedewerker na beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 8 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die zijn Ziektewet (ZW)-uitkering betwistte. Eiser, die als magazijnmedewerker werkte, was op 25 februari 2019 uitgevallen door mentale klachten en had zich op 16 augustus 2022 ziekgemeld. Het UWV beëindigde zijn ZW-uitkering per 15 augustus 2023, omdat zij oordeelden dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van eiser correct waren vastgesteld. Eiser had geen nieuwe medische gegevens die zijn standpunt konden onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht had op een ZW-uitkering per 15 augustus 2023. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2964 ZW

uitspraak van 8 december 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Can),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor [plaats] ), verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van de uitkering van eiser op grond van de Ziektewet (ZW). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
1.2
Onder 2 staan de feiten en omstandigheden die van belang zijn. Onder 3 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 4 tot en met 6 zijn de grondslag van het besluit, het wettelijk kader en het toetsingskader opgenomen. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 7. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vragen: zijn de beperkingen juist vastgesteld (medische beoordeling) en is terecht vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is (arbeidskundige beoordeling). Aan het eind staan de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Feiten en omstandigheden

2. Eiser is werkzaam geweest als magazijnmedewerker. Voor dat werk is hij op 25 februari 2019 uitgevallen vanwege mentale klachten.
2.1
Eiser is daarna niet meer werkzaam geweest. Op 16 augustus 2022 heeft hij zich ziekgemeld.

Procesverloop

3. Het UWV heeft met het besluit van 1 december 2023 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 15 augustus 2023. Met het bestreden besluit van 22 april 2025 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3.1
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.3
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en namens het UWV [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

Grondslag bestreden besluit
4. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. [1]
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Toetsingskader
6. Bij de beoordeling of het bestreden besluit juist is, is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
6.1
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
7. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
7.1
De arts heeft het dossier en de ontvangen informatie bestudeerd. Ook heeft de arts eiser gezien op het spreekuur van 25 juli 2023. Tijdens dit spreekuur heeft een psychisch en lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. Daarnaast heeft een verzekeringsarts b&b op 26 april 2023 een medisch onderzoek uitgevoerd in het kader van een eerdere bezwaarprocedure. Eiser heeft aangegeven dat hij dezelfde klachten ervaart tijdens het spreekuur als bij de eerdere bezwaarprocedure. De diagnose rugpijn aspecifiek chronisch is gesteld. De arts komt tot dezelfde beoordeling als de verzekeringsarts b&b destijds. Daarom wordt de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 mei 2023 aangehouden. Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en medische informatie opgevraagd. In bezwaar worden geen nieuwe klachten genoemd. De nog opgevraagde informatie laat geen nieuwe gezichtspunten zien, wel een bevestiging van de bekende pijnklachten van de ribben. Bij de primaire beoordeling is niet gebleken dat de klachten anders waren dan daarover eerder (met name in de bezwaarrapportage van 26 mei 2023) vastgelegd is. In het (aanvullend) bezwaarschrift leest de verzekeringsarts b&b wat dat betreft ook niets nieuws. Er zijn feitelijk geen stoornissen aanwezig die het beperkte bewegen, het gebruik van een rollator en de zelfgekozen rust overdag verklaren. Eiser is volgens de verzekeringsarts b&b medisch objectief bezien tot meer in staat. De verzekeringsarts b&b merkt nog op dat daadwerkelijk beperkende rugpathologie nimmer is vastgesteld. Aan de psychische klachten is voldoende gewicht toegekend. Er zijn op dat gebied geen nieuwe ontwikkelingen geweest en eerder zijn voldoende beperkingen en specifieke voorwaarden voor het functioneren in arbeid vastgelegd. Stoornissen in de aandacht- en geheugenfuncties zijn niet geobjectiveerd. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zoals vastgesteld in de FML van 26 mei 2023 zijn nog van toepassing.
7.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zijn beperkingen zwaar zijn onderschat. Hij is van mening dat zijn klachten niet serieus zijn genomen. Er is sprake van objectiveerbare klachten op basis van de verklaringen van zijn behandelaren.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de rugklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser ter zitting heeft bevestigd dat hij (nog) niet met medische gegevens kan onderbouwen dat zijn belastbaarheid verkeerd is vastgesteld. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij op 12 december 2025 een afspraak heeft op de pijnpoli. Om die reden heeft eiser om aanhouding van de zaak verzocht. Hij stelt dat het duidelijk is dat er wat speelt en hoopt dat er op de afspraak meer duidelijkheid komt. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat het onduidelijk is of eiser behandeld kan worden en hoe die behandeling eruit gaat zien. Mocht eiser de beschikking krijgen over nieuwe medische gegevens die zien op de datum in geding dan kan hij een verzoek tot herziening bij het UWV indienen.
Het is de rechtbank niet gebleken dat in de FML van 26 mei 2023 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
8. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productieplanner, werkvoorbereider (administratief; SBC-code 513010), administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (SBC-code 532040) en schadecorrespondent (SBC-code 516080).
8.1
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 7.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De rechtbank overweegt verder dat de arbeidsdeskundige b&b afdoende heeft toegelicht dat de geduide functies passend zijn. Het betreft namelijk fysiek zeer lichte arbeid in een voorspelbare werksituatie, zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, met regelmatige werktijden in dagdiensten. Bij het klantencontact door de functionaris is er geen sprake van conflicthantering in een face-to-face contact. De door eiser te dragen lichte gewichten (pak papier, stapel dossiermapjes, laptop) kunnen op het plankje of in het mandje van de rollator verplaatst worden. Eiser heeft in beroep hiertegen niets aangevoerd. De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
9. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 15 augustus 2023.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen ZW-uitkering krijgt per 15 augustus 2023.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 8 december 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).

Voetnoten

1.Ter zitting is besproken dat in het bestreden besluit een kennelijke verschrijving staat. Er moet staan dat eiser 26,92% minder kan verdienen.