Op 12 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van eiser tegen verweerder over de afwijzing van een aanvraag voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (HPKB). Eiser, die problemen ondervindt in zijn mobiliteit en in het bezit is van een Valys-pas, had een aanvraag ingediend voor een HPKB, waarmee hij meer kilometers met de taxi kan reizen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat eiser in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart als bestuurder, wat volgens het Indicatieprotocol betekent dat hij geen recht heeft op een HPKB. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 31 oktober 2025 heeft de rechtbank de beroepsgronden van eiser beoordeeld. Eiser voerde aan dat hij recht had op een hoorzitting, maar verweerder stelde dat hij dit recht had ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiser aanvankelijk om een hoorzitting had gevraagd, hij niet in zijn belangen was geschaad omdat hij zijn standpunten tijdens de procedure had kunnen toelichten. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was en dat het besluit voldoende gemotiveerd was. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank besloot dat eiser geen griffierecht terugkreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.