Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres,
,verweerder.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft eiseres zich op 2 juni 2023 bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda gemeld voor begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Het college heeft op 30 augustus 2023 een besluit genomen waarin de aanvraag voor individuele begeleiding is toegewezen voor de periode van 1 september 2023 tot en met 31 augustus 2025. Eiseres heeft op 11 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit. Vervolgens heeft zij het college in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar. Het college heeft op 16 februari 2024 laten weten dat eiseres geen recht heeft op een dwangsom, waartegen zij geen bezwaar heeft gemaakt. Eiseres heeft op 27 maart 2024 opnieuw het college in gebreke gesteld en uiteindelijk heeft het college op 18 april 2024 meegedeeld dat zij recht heeft op een dwangsom van € 23,-. Op 3 juni 2024 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
Het college heeft op 21 juni 2024 een nieuw besluit genomen waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft haar beroep niet ingetrokken, omdat zij het niet eens was met dit besluit en verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep aangehouden vanwege een mediationtraject, maar na beëindiging van dit traject is de behandeling hervat. Tijdens de zitting op 8 december 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft, omdat het geschil betrekking heeft op een reeds verstreken periode. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen en het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn niet was overschreden, omdat er bijzondere omstandigheden waren die een verlenging rechtvaardigden.
De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op 11 december 2025.