In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. Het verzoek werd ingediend door de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, met als doel de minderjarige voor een periode van vier weken in een gesloten accommodatie te plaatsen. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen omdat er geen verklaring was van een gedragswetenschapper die de minderjarige kort voor het verzoek persoonlijk had onderzocht. De kinderrechter benadrukte dat persoonlijk onderzoek door een gedragswetenschapper een wettelijke vereiste is, tenzij dit feitelijk onmogelijk is. In dit geval was er geen sprake van een weigering van de minderjarige om mee te werken aan het onderzoek, aangezien zij geen uitnodiging had ontvangen voor een gesprek met de gedragswetenschapper. De kinderrechter merkte op dat het recht van het kind om gehoord te worden een fundamenteel recht is, gewaarborgd door internationale verdragen. De kinderrechter heeft het verzoek om spoedmachtiging afgewezen, maar heeft het reguliere verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een periode van vier maanden aangehouden voor verdere behandeling. De kinderrechter heeft bepaald dat de GI, de minderjarige, haar advocaat en de moeder zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling.