Op 10 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking uitgesproken in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant voor de duur van een jaar. De ouders van [minderjarige] zijn met elkaar gehuwd geweest en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. De ouders hebben een zorgregeling afgesproken, maar door de voortdurende conflicten tussen hen is de omgang tussen [minderjarige] en haar vader sinds eind november 2024 stil komen te liggen. De Raad heeft geconstateerd dat de situatie van [minderjarige] ernstig is verslechterd en dat zij in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de ouderstrijd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om samen te werken in het belang van [minderjarige] en dat hulpverlening binnen een vrijwillig kader niet meer kans van slagen heeft. Daarom is besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de GI belast met de uitvoering van de maatregel en hoopt op een ervaren jeugdbeschermer die de situatie kan verbeteren.