4.3.2.De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
16-051862-25
Feit 1 en 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er in de nacht en ochtend van 31 januari 2025 twee explosies hebben plaatsgevonden bij een woning in [plaats 2] (feit 1) en bij een woning in [plaats 3] (feit 2). Bij beide gevallen is gebruik gemaakt van een combinatie van zwaar explosief vuurwerk met benzine, een zogenaamde Vuurwerk Brandstof Combinatie. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn verantwoordelijk voor het plaatsen en het aansteken van het explosief bij beide woningen en het filmen van de ontploffingen.
Verdachte is niet degene geweest die bij beide woningen de ontploffing teweeg heeft gebracht, maar is daarbij wel betrokken geweest.
Medeplegen?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de rol van verdachte bij beide feiten kan worden gezien als die van medepleger, zoals primair ten laste is gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft benaderd om de explosies teweeg te brengen, nadat hij eerst zelf benaderd is door een ander (‘ [alias 1] ’). Hij heeft contact met beide medeverdachten opgenomen, en onder andere via een account met als naam ‘ [alias 2] ’ voorafgaand en rondom de uitvoering van ontploffing telefonisch en via berichten telkens contact onderhouden met zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] . Hij heeft de adresgegevens van de woningen waarbij de explosieven geplaatst moest worden doorgegeven en heeft gedurende de nacht en ochtend voortdurend concrete instructies gegeven over wat er moest gebeuren en hoe dat gedaan moest worden. Uit het berichtenverkeer tussen verdachte enerzijds en de medeverdachten anderzijds volgt dat hij bijvoorbeeld de volgende berichten naar [medeverdachte 2] heeft verstuurd: “Probeer aansteker te vinder man”, “Zorg dat je direct weg kan rijden”, “ Zeg tegen die andere film goed”, “Moet nu gebeuren bradda”, ‘ Zorg dat jullie niet gepakt worden a boys”, “En rij direct”, “Jij moet in die waggie blijven”, “Nu nu nu gaan a bradda”, “Nu gaan!!!!”, “Hij gaat die ding doen” en “Jij moet einde van de straat staan” en naar [medeverdachte 1] de volgende berichten heeft verstuurd: “Tegen die voordeur aan”, “Welke boy gaat filmen”, “Wollah broer moet voor half 7 gedaan worden”, “Stuur is goeie video”, “Bel me als je er bent en geparkeerd”, “Check in de buurt of je iemand ziet af wat dan ook”, “Plankgas naar daar”, “Bel mij als jullie zijn aangekomen”, “Nu gassen naar die andere!!!” en “Fix die video bradda”. Hieruit volgt dat verdachte tot in detail instructies heeft gegeven en zijn rol dus verder strekte dan tot die van slechts een tussenpersoon. Zijn rol was cruciaal, doordat hij de personen heeft geronseld die de daadwerkelijke uitvoering voor hun rekening moesten nemen en hen voortdurend van concrete instructies heeft voorzien.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bij beide feiten bewezen.
Levensgevaar / gevaar voor zwaar lichamelijk letsel / gemeen gevaar voor goederen
Op basis van de achtergebleven resten, de verklaringen van de medeverdachten en het onderzoek van het NFI van kan worden vastgesteld dat er in beide gevallen gebruik is gemaakt van zwaar explosief vuurwerk, namelijk een Cobra 6, in combinatie met benzine. Dit betreft een zogenaamde Vuurwerk Brandstof Combinatie.
Op grond van het bewijsmiddelenoverzicht staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat er door het ontsteken van de Vuurwerk Brandstof Combinatie (hierna: VBC) bij de voordeur van de woningen in zowel [plaats 2] (feit 1) als [plaats 3] (feit 2) gemeen gevaar voor goederen is ontstaan nu zich dit ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
Om (in het geval van feit 2) in rechte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of dit gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank was dit het geval.
De VBC is aangestoken bij de voordeur van de woning aan [adres 2] te [plaats 3] . Uit de vakbijlage “Informatieblad Vuurwerk Brandstof Combinaties” blijkt dat hierbij gevaren optreden die direct samenhangen met het vuurwerk zelf, zoals gevaar voor gehoorbeschadiging en gevaar voor letsel door scherfwerking door het vuurwerk zelf of door objecten die door het vuurwerk (en/of een door het vuurwerk ontstane drukgolf) worden rondgeslingerd. Daarnaast is er sprake van gevaar dat samenhangt met de brandstof. Er kan zich binnen een korte tijd binnen een straal van enkele meters brandend materiaal verspreiden in het geval van een brandbare vloeistof, met gevaar voor letsel. Uit een screenshot van een filmpje van de explosie volgt dat er na de explosie vlammen te zien waren die tot boven de woning reikten. Na de explosie stonden de voordeur en brievenbus in brand en waren er vlammen te zien. Er zat een gat in de voordeur ter hoogte van de deurklink en bovenaan de voordeur. Er werd veel brandschade aangetroffen. Gelet op het schadebeeld en de verklaringen is er kort naar het afgaan van het explosief een steekvlam ontstaan waarbij de gehele deur tot aan de deurluifel is aangetast. Daarbij is er een brand ontstaan in de woning vlak achter de voordeur nabij de sluitnaad waarbij de vloermat is gesmolten. Als gevolg van het afgaan van de VBC had zich een woningbrand kunnen voltrekken. De ontstane brand is door de bewoner en door omwonenden geblust. Tijdens de brand bevond de bewoner zich in de woning. Hij lag op dat moment in bed. De ontploffing vond plaats op een tijdstip dat voorzienbaar is dat personen in de woning aanwezig waren en dit was ook daadwerkelijk het geval.
Enkel de veroorzaakte brand in de woning levert naar algemene ervaringsregels al levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op. Dit gevaar moet dus voorzienbaar moet zijn geweest.
02-298151-24
Verdachte heeft bekend dat hij het feit onder parketnummer 02-298151-24 heeft gepleegd. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij op de dag dat het feit is gepleegd, werd benaderd door jongens die hij kende van gezicht om een Cobra voor de deur bij een woning te leggen. Verdachte heeft daarmee ingestemd. Hij zou daar 1000 euro voor krijgen. Hij heeft twee aan elkaar getapete cobra’s gekregen van degene door wie hij benaderd is. Verdachte heeft in eerste instantie in het tunneltje vlakbij de woning van aangever gewacht tot het licht uitging in de woning. Hij kreeg via de telefoon de instructie dat hij toch moest gaan, ondanks dat het licht nog niet uit was. Hij is naar de woning toe gegaan en heeft de cobra’s bij de voordeur van aangever aangestoken. Hij hoorde vervolgens een enorme klap.
Medeplegen?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd. Zoals hiervoor is overwogen, moet dan vast komen te staan dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Hoewel de verklaring van verdachte aanknopingspunten biedt voor de samenwerking met een ander, namelijk degene van wie hij de opdracht kreeg, bevat het dossier onvoldoende overig bewijs dat die verklaring ondersteunt. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Levensgevaar / gevaar voor zwaar lichamelijk letsel / gemeen gevaar voor goederen
Op basis van de achtergebleven resten kan worden vastgesteld dat er een minimaal één Cobra 8 is gebruikt.
Op grond van het bewijsmiddelenoverzicht staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat er door het ontsteken van Cobra 8 bij de voordeur van de woning van aangever gemeen gevaar voor goederen is ontstaan nu zich dit ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
Om in rechte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of dit gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank bestond was dit het geval voor wat betreft het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
De Cobra 8 is aangestoken bij de voordeur van een woning waarin het licht beneden nog brandde, waar aangever beneden aanwezig was en waarin zich boven nog twee andere bewoners bevonden die lagen te slapen. Over een Cobra 8 is bekend dat dit een zwaar knalvuurwerk is dat een forse explosie teweegbrengt. Verder volgt uit de vakbijlage “Gevaarzetting Cobra 8 en vergelijkbare artikelen” dat er ernstig lichamelijk letsel kan ontstaan als een persoon zich op (korte) afstand van een exploderende Cobra 8 bevindt. De hitte die vrijkomt bij de explosie kan licht ontvlambare omgevingsmaterialen (bijvoorbeeld synthetische kleding) ontsteken en zo tot brand van omgevingsmaterialen en brandwonden leiden. De drukgolf geeft binnen een halve meter kans op longschade en kan tot op enkele meters afstand van de explosie tot permanente gehoorschade leiden. Ook kan door de drukgolf en de hitte van de explosie letsel optreden door de impact van schreven en brokstukken. Indien een Cobra 8 een object in de omgeving beschadigt (bijvoorbeeld een ruit), kunnen schreven en brokstukken van dit object het hoge snelheden weggeslingerd worden en lichamelijk letsel veroorzaken. Het is aannemelijk dat een persoon die zich in de directe nabijheid hiervan bevindt en hierdoor wordt geraakt, ernstig lichamelijk letsel kan oplopen. De hiervoor omschreven omstandigheden maken dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in ieder geval aangever op het moment van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. Gelet op het tijdstip waarop de ontploffing teweeg is gebracht, en het branden van de verlichting in het huis was voorzienbaar dat er bewoners thuis zouden zijn.
De rechtbank kan op grond van de inhoud van het dossier niet vaststellen dat er door de ontploffing ook levensgevaar voor anderen te duchten is geweest. Van dat onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken.