ECLI:NL:RBZWB:2025:9035
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en de toekenning van immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende, een B.V. uit een onbekende plaats, tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst van 13 oktober 2023. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 4.019, met € 8 aan belastingrente. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2025 behandeld, waarbij mr. M.U. Sahin namens belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag en belastingrentebeschikking terecht heeft opgelegd. Belanghebbende had op 17 januari 2022 aangifte gedaan voor de registratie van een Porsche Macan 2.0 en een Bpm van € 7.740 voldaan. De inspecteur heeft een hertaxatie laten uitvoeren, die leidde tot een hogere verschuldigde Bpm van € 11.759. Belanghebbende stelde dat het tijdsverloop tussen de controle en de naheffingsaanslag het vertrouwen wekte dat er geen naheffingsaanslag zou volgen, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag en belastingrentebeschikking niet te hoog zijn opgelegd. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.000 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar voor de beslechting van het geschil. De rechtbank wijst de kostenvergoedingen toe aan zowel de inspecteur als de Staat, waarbij de Staat mede als partij wordt aangemerkt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.