ECLI:NL:RBZWB:2025:9089

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
02-219662-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en vernieling van schuttingen met vrijspraak voor poging tot woninginbraak

Op 20 juli 2025 vond er een woninginbraak plaats in een woning aan de [straat 1] [huisnummer 1] te [plaats], waarbij de verdachte en twee medeverdachten betrokken waren. De inbraak werd ontdekt door de benadeelde, die op vakantie was, toen zij een melding van haar beveiligingscamera ontving. De politie arriveerde snel ter plaatse en kon de verdachten aanhouden in de nabijheid van de woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met anderen schuldig had gemaakt aan de inbraak en de vernieling van twee schuttingen. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot woninginbraak in een naastgelegen woning, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij daarbij betrokken was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd aangemerkt en zich had ingespannen om zijn leven te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-219662-25
vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. W.N. Ramnun, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 december 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen in één nacht schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak, een poging daartoe en een vernieling van schuttingen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen nu uit de verklaringen van [benadeelde] en haar vader, waartegen zij haar waarnemingen heeft verteld, blijkt dat alle drie de verdachten op de camerabeelden van de woning te zien waren. Daarnaast heeft de politie beschreven dat de kleding die bij drie personen op de diverse camerabeelden is gezien, overeenkomt met de kleding van de drie verdachten die zijn aangehouden. Daarbij komt dat bij [medeverdachte 1] een hoeveelheid contant geld is aangetroffen die overeenkomt met het weggenomen geld. Ook feit 2 acht hij wettig en overtuigend bewezen nu het de naastgelegen woning van feit 1 betreft en het slot op dezelfde wijze is geforceerd. Bovendien heeft de politiehond het geurspoor van de verdachten gevolgd vanaf [straat 1] [huisnummer 1] via [huisnummer 2] naar de tuin [huisnummer 3] waar verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] in de tuin zijn aangehouden. Van feit 3 vordert de officier van justitie vrijspraak omdat niet kan worden vastgesteld door wie de schuttingen zijn vernield en of dit al dan niet met opzet is gebeurd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primair onder 1 tenlastegelegde omdat niet kan worden vastgesteld dat het aangetroffen geld aan [benadeelde] toebehoorde en aangezien de overige goederen niet ook zijn aangetroffen. Ten aanzien van het subsidiair onder 1 tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Van feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken omdat hij niet aan dit feit kan worden gekoppeld. Het aantreffen van verdachte in de nabijheid van de woning kan niet daartoe leiden. Verder valt er niet uit te sluiten dat dit feit door anderen is gepleegd. De wijze van forceren van het slot is bovendien een standaard modus operandi bij woninginbraken. Tot slot bepleit de verdediging vrijspraak van feit 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op 20 juli 2025 om 03.17 uur kreeg [benadeelde] tijdens haar vakantie een melding op haar telefoon van de camera in haar woning aan de [straat 1] [huisnummer 1] te [plaats] , dat er beweging werd gesignaleerd. Op de camerabeelden zag zij dat er meerdere onbekende personen in haar woning waren, waarop zij om 03.26 uur de politie heeft gebeld. Omstreeks 03:30 uur is de politie ter plaatse gekomen en heeft om 03:40 uur op de aan de [straat 1] aangrenzende [straat 2] [medeverdachte 1] aangehouden. Om 04:00 uur zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] in de tuin van [straat 1] [huisnummer 3] aangehouden. Bij thuiskomst heeft [benadeelde] ontdekt dat zij tussen de 350 tot 400 euro aan contant geld, een zilveren ketting en een sleutelbos mistte.
Hoeveel personen zijn er in de woning geweest?
Allereerst zal de rechtbank vaststellen hoeveel personen er in de woning van [benadeelde] zijn geweest. [benadeelde] heeft verklaard dat zij op de camerabeelden zag dat er meerdere personen in haar woning bezig waren bij haar bureau en in de keuken en dat uiteindelijk te zien was dat drie personen de woning verlieten. Uit de verklaring van haar vader blijkt dat zij tegen hem heeft verteld dat er drie mannen in haar woning waren waarvan twee mannen beneden in de woning bezig waren en de andere de hele tijd boven in de woning was. Op grond hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat er drie mannen in de woning zijn geweest en dat zij zich in de woning hebben verdeeld om deze te doorzoeken. Dat op de door [benadeelde] ter beschikking gestelde screenshots van de camerabeelden slechts twee personen zijn te zien, doet daaraan niet af.
Zijn [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] de inbrekers?
De rechtbank is van oordeel dat het [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn geweest die in de woning aan de [straat 1] [huisnummer 1] hebben ingebroken. Zij zijn namelijk alle drie kort na de melding van de inbraak in de directe nabijheid van [straat 1] [huisnummer 1] aangehouden. Zoals hiervoor al overwogen bevonden [medeverdachte 2] en [verdachte] zich tijdens hun aanhouding binnen de afgezette omgeving in de tuin van [straat 1] [huisnummer 3] . [medeverdachte 1] werd uit het niets gezien op de [straat 2] , terwijl deze weg was afgezet waardoor het niet anders kan dan dat hij uit het afgezette gebied kwam. De verdachten passen qua uiterlijk in de door [benadeelde] opgegeven signalementen, namelijk twee kleinere mannen en een wat langere man waarvan één man een fors postuur had. Ook droegen zij alle drie donkere kleding, die volgens de politie niet alleen kenmerkende overeenkomsten vertoonde met de waargenomen kleding van de personen op de camerabeelden van de [straat 1] [huisnummer 1] maar ook met de personen op de camerabeelden van [straat 1] [huisnummer 4] , welke camera was gericht op de straat. Op laatstgenoemde beelden was verder nog te zien dat een van de personen een zwarte rugzak met een groot wit logo op zijn rug heeft. In de tuin van [huisnummer 3] is een zwarte rugzak met een wit logo aangetroffen, waar ook verdachten [medeverdachte 2] met zwarte gezichtsbedekking en [verdachte] in het tuinhuis zijn aangetroffen. In het tuinhuis van [huisnummer 3] zijn bovendien handschoenen en een bivakmuts aangetroffen.
Op grond van de camerabeelden van [straat 1] [huisnummer 4] stelt de rechtbank ook vast dat deze drie verdachten gezamenlijk in deze samenstelling met een Audi naar [plaats] zijn gekomen met het doel om de inbraak te gaan plegen. Op de beelden is namelijk te zien dat dat rond 02.39 uur een donkere auto de [straat 1] te [plaats] in reed die vervolgens opvallend langzaam afsloeg richting de [straat 3] . Dit is de straat waar de politie later een Audi heeft aangetroffen waarvan [verdachte] tijdens zijn aanhouding de sleutel onder zich had en waarin drie telefoons en inbrekerswerktuigen zijn aangetroffen. Om 02.41 uur, ongeveer een half uur voor de melding van de inbraak, is te zien dat er drie manspersonen vanuit de [straat 3] de [straat 1] in liepen. Dat er sprake zou zijn geweest van nog meer of andere daders is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken.
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien kan het naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat het deze drie verdachten waren die tezamen en in vereniging dit feit hebben gepleegd.
Feit 2
Op 20 juli 2025 heeft [naam 1] , wonende aan de [straat 1] [huisnummer 2] te [plaats] , van haar buren vernomen dat er in hun woning was ingebroken. Hierop heeft [naam 1] om 03.45 uur haar vader [naam 2] gebeld om bij haar woning te gaan kijken aangezien zij ook op vakantie was. Daar aangekomen werd met de politie die reeds ter plaatse was, geconstateerd dat het slot van de voordeur was geforceerd. Verdachte wordt er samen met de medeverdachten van verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan een poging woninginbraak. De rechtbank kan op grond van het dossier echter niet vaststellen of het slot op 20 juli 2025 is geforceerd en of dat door deze verdachten is geforceerd. Temeer nu het forceren van het slot een veel voorkomende inbrekershandeling betreft. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 3
Na de inbraak op 20 juli 2025 aan de [straat 1] [huisnummer 1] is er door [naam 3] en [naam 4] geconstateerd dat er schade was aan de schutting tussen nummers [huisnummer 2] en [huisnummer 5] en de schutting tussen nummers [huisnummer 5] en [huisnummer 6] , waarvan zij beiden aangifte hebben gedaan. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit samen met medeverdachte [verdachte] heeft gepleegd. De politie is namelijk enkele minuten na de melding van de inbraak op [huisnummer 1] ter plaatse gekomen en heeft direct de omgeving afgezet. [benadeelde] heeft verklaard dat de drie personen de woning hebben verlaten via de tuindeur. De politie hoorde hard krakend geluid uit de achtertuinen komen, wat werd herkend als brekend hout. Op zoek naar de verdachten is er met een politiehond gezocht in de tuinen van de [straat 1] vanaf nummer [huisnummer 7] richting nummer [huisnummer 8] . Vanaf [huisnummer 1] werd door de politiehond een geurspoor opgepikt dat over de schutting tussen [huisnummer 1] en [huisnummer 2] ging waaruit bleek dat de verdachten hier overheen zijn gegaan. In de tuin van [huisnummer 2] werd gezien dat de houten schutting kapot was. Het geurspoor liep door de kapotte schutting naar [huisnummer 5] waaruit bleek dat de verdachten door de kapotte schutting waren gegaan. Het geurspoor liep vervolgens van [huisnummer 6] en eindigde in de met een hekwerk afgesloten tuin van [huisnummer 3] . In het tuinhuis werden verdachte en medeverdachte [verdachte] aangetroffen. De rechtbank acht verdachte samen met zijn medeverdachte [verdachte] dan ook schuldig aan het vernielen van de schuttingen tussen nummers [huisnummer 2] en [huisnummer 5] en nummers [huisnummer 5] en [huisnummer 6] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
op 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met anderen, in een woning en op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [straat 1] [huisnummer 1] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, contant geld en een zilveren ketting en een sleutelbos, die geheel of ten dele aan [benadeelde] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
3
op 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere schuttingen, die geheel of ten dele aan [naam 5] en/of [naam 1] toebehoorden heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek van voorarrest. Voor wat betreft de strafmodaliteit voert hij aan dat zowel de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS als de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor dit soort feiten uitgaan van een gevangenisstraf. Bij de hoogte van de eis houdt de officier van justitie rekening met de ernst van de feiten, het blanco strafblad en de persoonlijke omstandigheden zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit om niet de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS te volgen maar om maatwerk toe te passen. Dit vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarover de reclassering vanwege de doorlooptijden geen rapport heeft opgesteld. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen en heeft als ZZP-er een eigen transportbedrijf. Hij heeft zich twee jaar als wijkcoach ingezet en, omdat hij niet opnieuw in deze situatie terecht wil komen, heeft hij zich ingeschreven voor de MBO-opleiding sociaal werker waarmee hij inmiddels ook is gestart. Een gevangenisstraf zou verlies van zijn toekomstperspectieven en verdere afglijding betekenen. Bepleit wordt daarom aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en daarnaast een taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte is samen met de twee medeverdachten in de nacht van 19 op 20 juli 2025 op roverspad gegaan. Met een gehuurde auto, inbrekerswerktuigen en gekleed in donkere kleding zijn zij naar [plaats] gegaan en hebben hier ingebroken in een woning waarvan de bewoners op dat moment op vakantie waren. Verdachte en de mededaders hebben de gehele woning doorzocht en overhoop gehaald en uiteindelijk een aantal goederen, waaronder een contant geld bedrag uit een spaarpot van een van de kinderen, buit gemaakt. Om te kunnen vluchten heeft verdachte samen met één van de mededaders twee schuttingen van naastgelegen woningen vernield.
Dit zijn buitengewoon ernstige en nare feiten waarvan met name de woninginbraak een grote impact heeft op de bewoners van de woning. Hiermee wordt voor de bewoners namelijk niet alleen overlast en financiële schade veroorzaakt, maar het zorgt ook gevoelens van angst, onveiligheid en onrust. Een eigen woning staat namelijk voor veiligheid en privacy. Het moet voor [benadeelde] erg onaangenaam zijn geweest om vanaf haar vakantieadres te zien dat vreemden tegen haar wil en de wil van de medebewoners in hun woning stonden en al hun persoonlijke spullen doorzochten. Temeer nu zij dachten hun woning tijdens hun vakantie veilig achter te kunnen laten en hun eigendom zou worden gerespecteerd. Hierdoor is hun vakantie ook nog eens verstoord. Daarnaast hebben dergelijke feiten ook een grote impact op de directe omgeving van de bewoners omdat hierdoor algemene gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust worden veroorzaakt. Verdachte heeft bij al deze gevolgen niet stilgestaan en alleen maar oog gehad voor zijn eigen gewin.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte bij de strafoplegging ook rekening met de proceshouding van verdachte door geen enkele verklaring te geven voor zijn in het donker geklede aanwezigheid in een van de tuinen in de directe nabijheid van de betreffende woning waar kort daarvoor de inbraak plaatsvond.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 november 2025 van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie waardoor hij als first offender kan worden aangemerkt.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat er door de verdediging is gevraagd om een reclasseringsrapport over verdachte op te stellen om zicht te krijgen op de reden of omstandigheden waardoor verdachte betrokken is geraakt bij onderhavig feit. Vanwege de lange doorlooptijden heeft de verdediging hier uiteindelijk vanaf gezien en voorrang gegeven aan de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
De strafoplegging
Gelet op de aard en ernst van de feiten waarbij de nadruk ligt op de woningbraak en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, is in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt. De rechtbank zal, alles afwegende, daartoe deze keer nog niet overgaan. Vanwege het gebrek aan een reclasseringsadvies met nadere informatie over hoe verdachte tot dit feit is gekomen alsmede de ter terechtzitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, krijgt verdachte het voordeel van de twijfel en zal aan hem geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd dan het voorarrest. Dat leidt er wel toe dat de rechtbank aan verdachte niet alleen een forse taakstraf maar ook een forse voorwaardelijke straf zal opleggen teneinde de ernst van het feit de benadrukken en hem ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 64 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek en met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Daarnaast legt zij aan verdachte een taakstraf op van 180 uur te vervangen door 90 dagen hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Diefstal door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3:Medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. P.E. van Althuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 december 2025.
Bijlage I
De gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [straat 1] [huisnummer 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), contant geld (400 euro) en/of een zilveren ketting en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [straat 1] [huisnummer 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), contant geld (400 euro) en/of een zilveren ketting en/of een sleutelbos,
althans een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met een (scherp en/of puntig) voorwerp heeft getracht een slot van een voordeur te forceren en/of te verbreken en/of te verwijderen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [straat 1] [huisnummer 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten
weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met een (scherp en/of puntig) voorwerp heeft getracht een slot van een voordeur te forceren en/of te verbreken en/of te verwijderen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere schutting(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 5] en/of [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )