ECLI:NL:RBZWB:2025:9093

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
02-219652-25 + 01-296216-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en vrijspraak voor poging tot woninginbraak met gevangenisstraf

Op 23 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een woninginbraak en een poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de woninginbraak die plaatsvond op 20 juli 2025 in Bergen op Zoom, waarbij de verdachte samen met anderen contant geld, een zilveren ketting en een sleutelbos heeft weggenomen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere door camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte werd echter vrijgesproken van de poging tot woninginbraak, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij betrokken was bij het forceren van een slot van een andere woning. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, zonder voorwaardelijk strafdeel, omdat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en er geen aanleiding was voor een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die onder toezicht stond van de reclassering. De rechtbank besloot dat de gevangenisstraf volledig ten uitvoer moest worden gelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-219652-25 + 01-296216-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. M. Houweling, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 december 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen in één nacht schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak en een poging daartoe.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen nu uit de verklaringen van [benadeelde] en haar vader, waartegen zij haar waarnemingen heeft verteld, blijkt dat alle drie de verdachten op de camerabeelden van de woning te zien waren. Daarnaast heeft de politie beschreven dat de kleding die bij drie personen op de diverse camerabeelden is gezien, overeenkomt met de kleding van de drie verdachten die zijn aangehouden. Daarbij komt dat bij [verdachte] een hoeveelheid contant geld is aangetroffen die overeenkomt met het weggenomen geld. Ook feit 2 acht hij wettig en overtuigend bewezen nu het de naastgelegen woning van feit 1 betreft en het slot op dezelfde wijze is geforceerd. Bovendien heeft de politiehond het geurspoor van de verdachten gevolgd vanaf [straat 1] [huisnummer 1] via [huisnummer 2] naar de tuin [huisnummer 3] waar verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de tuin zijn aangehouden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1 en voert daartoe aan dat op de camerabeelden van [straat 1] [huisnummer 1] op de achterzijde van de jas van de persoon die door de politie als verdachte wordt aangemerkt een reflecterende streep is te zien die niet is te zien op de foto’s van de kleding ten tijde van zijn aanhouding. Verder bevat het dossier geen objectieve bewijsmiddelen waaruit betrokkenheid van verdachte bij dit feit blijkt.
Ook van feit 2 bepleit de verdediging vrijspraak, omdat niet kan worden vastgesteld wanneer het slot van de woning is geforceerd en deze inbrekersmethode niet uniek is. Verder is er geen bewijs dat wijst op betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op 20 juli 2025 om 03.17 uur kreeg [benadeelde] tijdens haar vakantie een melding op haar telefoon van de camera in haar woning aan de [straat 1] [huisnummer 1] te [plaats] , dat er beweging werd gesignaleerd. Op de camerabeelden zag zij dat er meerdere onbekende personen in haar woning waren, waarop zij om 03.26 uur de politie heeft gebeld. Omstreeks 03:30 uur is de politie ter plaatse gekomen en heeft om 03:40 uur op de aan de [straat 1] aangrenzende [straat 2] [verdachte] aangehouden. Om 04:00 uur zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de tuin van [straat 1] [huisnummer 3] aangehouden. Bij thuiskomst heeft [benadeelde] ontdekt dat zij tussen de 350 tot 400 euro aan contant geld, een zilveren ketting en een sleutelbos mistte.
Hoeveel personen zijn er in de woning geweest?
Allereerst zal de rechtbank vaststellen hoeveel personen er in de woning van [benadeelde] zijn geweest. [benadeelde] heeft verklaard dat zij op de camerabeelden zag dat er meerdere personen in haar woning bezig waren bij haar bureau en in de keuken en dat uiteindelijk te zien was dat drie personen de woning verlieten. Uit de verklaring van haar vader blijkt dat zij tegen hem heeft verteld dat er drie mannen in haar woning waren waarvan twee mannen beneden in de woning bezig waren en de andere de hele tijd boven in de woning was. Op grond hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat er drie mannen in de woning zijn geweest en dat zij zich in de woning hebben verdeeld om deze te doorzoeken. Dat op de door [benadeelde] ter beschikking gestelde screenshots van de camerabeelden slechts twee personen zijn te zien, doet daaraan niet af.
Zijn [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] de inbrekers?
De rechtbank is van oordeel dat het [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn geweest die in de woning aan de [straat 1] [huisnummer 1] hebben ingebroken. Zij zijn namelijk alle drie kort na de melding van de inbraak in de directe nabijheid van [straat 1] [huisnummer 1] aangehouden. Zoals hiervoor al overwogen bevonden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich tijdens hun aanhouding binnen de afgezette omgeving in de tuin van [straat 1] [huisnummer 3] . [verdachte] werd uit het niets gezien op de [straat 2] , terwijl deze weg was afgezet waardoor het niet anders kan dan dat hij uit het afgezette gebied kwam. De verdachten passen qua uiterlijk in de door [benadeelde] opgegeven signalementen, namelijk twee kleinere mannen en een wat langere man waarvan één man een fors postuur had. Ook droegen zij alle drie donkere kleding, die volgens de politie niet alleen kenmerkende overeenkomsten vertoonde met de waargenomen kleding van de personen op de camerabeelden van de [straat 1] [huisnummer 1] maar ook met de personen op de camerabeelden van [straat 1] [huisnummer 4] , welke camera was gericht op de straat.
Dat er een reflecterende streep op de achterzijde van de jas van een persoon op de camerabeelden van [straat 1] [huisnummer 1] is te zien, die niet op de foto’s van de kleding van verdachte is te zien, doet hieraan niet af. Deze streep is evenmin te zien op de camerabeelden van [straat 1] [huisnummer 4] , hetgeen mogelijk kan worden verklaard, doordat de opnames van [straat 1] [huisnummer 1] volledig in het donker hebben plaatsgevonden, terwijl de foto van zijn jas na diens aanhouding in het kunstlicht is genomen. Op de beelden van [straat 1] [huisnummer 4] was verder nog te zien dat een van de personen een zwarte rugzak met een groot wit logo op zijn rug heeft. Deze rugzak is in de tuin van [huisnummer 3] aangetroffen, waar ook verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn aangetroffen.
Op grond van de camerabeelden van [straat 1] [huisnummer 4] stelt de rechtbank ook vast dat deze drie verdachten gezamenlijk in deze samenstelling met een Audi naar [plaats] zijn gekomen met het doel om de inbraak te gaan plegen. Op de beelden is namelijk te zien dat dat rond 02.39 uur een donkere auto de [straat 1] te [plaats] in reed die vervolgens opvallend langzaam afsloeg richting [straat 3] . Dit is de straat waar de politie later een Audi heeft aangetroffen waarvan [medeverdachte 2] tijdens zijn aanhouding de sleutel onder zich had en waarin drie telefoons en inbrekerswerktuigen zijn aangetroffen. Om 02.41 uur, ongeveer een half uur voor de melding van de inbraak, is te zien dat er drie manspersonen vanuit [straat 3] de [straat 1] in liepen. Dat er sprake zou zijn geweest van nog meer of andere daders is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken.
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien kan het naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat het deze drie verdachten waren die tezamen en in vereniging dit feit hebben gepleegd.
Feit 2
Op 20 juli 2025 heeft [naam 1] , wonende aan de [straat 1] [huisnummer 2] te [plaats] , van haar buren vernomen dat er in hun woning was ingebroken. Hierop heeft [naam 1] om 03.45 uur haar vader [naam 2] gebeld om bij haar woning te gaan kijken aangezien zij ook op vakantie was. Daar aangekomen werd met de politie die reeds ter plaatse was, geconstateerd dat het slot van de voordeur was geforceerd. Verdachte wordt er samen met de medeverdachten van verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan een poging woninginbraak. De rechtbank kan op grond van het dossier echter niet vaststellen of het slot op 20 juli 2025 is geforceerd en of dat door deze verdachten is geforceerd. Temeer nu het forceren van het slot een veel voorkomende inbrekershandeling betreft. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 primair:
op 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met anderen, in een woning en op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [straat 1] [huisnummer 1] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, contant geld en een zilveren ketting en een sleutelbos, die geheel of ten dele aan [benadeelde] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 300 dagen met aftrek van voorarrest. Hij baseert zijn eis op de richtlijnen en ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken nu er sprake is van recidive. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet hij geen aanleiding gelet op het reclasseringsadvies en omdat het toegestuurde stuk van Zorggroep Brabant niet als een door een onafhankelijk zorgverlener opgemaakt stuk kan worden aangemerkt. Daarbij komt dat verdachte in een proeftijd van een voorwaardelijke straf liep die hem er niet van heeft weerhouden om dit feit te plegen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met daaraan gekoppeld dezelfde bijzondere voorwaarden als die aan de schorsing zijn verbonden waaronder de elektronische monitoring (verder EM). Dit omdat als strafdoel niet vergelding, maar preventie voorop moet staan. Verdachte is als gevolg van zijn achtergrond, zijn beperkte copingvaardigheden en zijn licht verstandelijke beperking voor de rest van zijn leven aangewezen op hulpverlening. Gebleken is dat verdachte het goed doet bij structuur en een strak ingebed hulpverleningskader waaronder de EM. Dit heeft geleid tot positieve stappen en ook de EMDR-therapie kan volgende week na een lange wachttijd eindelijk van start gaan. Van belang is dat deze weg kan worden voortgezet, waarvoor wordt verwezen naar het toegezonden stuk van de begeleider van verdachte vanuit Zorggroep Brabant die een heldere en objectieve blik op hem heeft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkeling onwenselijk doorkruisen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte is samen met de twee medeverdachten in de nacht van 19 op 20 juli 2025 op roverspad gegaan. Met een gehuurde auto, inbrekerswerktuigen en gekleed in donkere kleding zijn zij naar [plaats] gegaan en hebben hier ingebroken in een woning waarvan de bewoners op dat moment op vakantie waren. Verdachte en de mededaders hebben de gehele woning doorzocht en overhoop gehaald en uiteindelijk een aantal goederen, waaronder een contant geld bedrag uit een spaarpot van een van de kinderen, buit gemaakt.
Dit zijn buitengewoon ernstige en nare feiten waarvan met name de woninginbraak een grote impact heeft op de bewoners van de woning. Hiermee wordt voor de bewoners namelijk niet alleen overlast en financiële schade veroorzaakt, maar het zorgt ook gevoelens van angst, onveiligheid en onrust. Een eigen woning staat namelijk voor veiligheid en privacy. Het moet voor [benadeelde] erg onaangenaam zijn geweest om vanaf haar vakantieadres te zien dat vreemden tegen haar wil en de wil van de medebewoners in hun woning stonden en al hun persoonlijke spullen doorzochten. Temeer nu zij dachten hun woning tijdens hun vakantie veilig achter te kunnen laten en hun eigendom zou worden gerespecteerd. Hierdoor is hun vakantie ook nog eens verstoord. Daarnaast hebben dergelijke feiten ook een grote impact op de directe omgeving van de bewoners omdat hierdoor algemene gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust worden veroorzaakt. Verdachte heeft bij al deze gevolgen niet stilgestaan en alleen maar oog gehad voor zijn eigen gewin.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte bij de strafoplegging ook rekening met de proceshouding van verdachte door geen enkele verklaring te geven voor zijn in het donker geklede aanwezigheid in de directe nabijheid van de betreffende woning waar kort daarvoor de inbraak plaatsvond.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 september 2025 van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook liep verdachte in een proeftijd van voorwaardelijk opgelegde straffen en liep hij in een schorsingskader. De rechtbank houdt hiermee in strafverzwarende zin rekening.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 26 november 2025 dat over verdachte is opgesteld. Hierin komt onder meer naar voren dat hoewel er door de zwijgende houding van verdachte geen delictanalyse kan worden opgesteld, er wel gesproken kan worden van een langdurig en zorgwekkend delictpatroon aangaande vermogens- en verkeersdelicten. Ondanks de reclasseringstoezichten, werkstraffen en detenties blijft verdachte in beeld komen bij politie en justitie. Daarvoor is aan de ene kant van belang dat er sprake is van een man met beperkte leervermogens, maar aan de andere kant lijkt hij ook telkens bewust te kiezen voor het plegen van de delicten. Gedurende het lopende toezicht in het kader van de schorsing heeft de reclassering enkel een monitorende rol gehad door middel van EM. Het momenteel goed nakomen van de meldplicht en behandel-/trainingsafspraken lijkt sterk afhankelijk te zijn van externe sturing door middel van EM. Zodra EM komt te vervallen, vervalt verdachte op een bepaald moment ook weer in nachtelijk crimineel gedrag. Van risicobeheersing is geen sprake en het algemeen recidiverisico blijft dan ook onverminderd aanwezig. Volgens de reclassering zijn de mogelijkheden voor interventies gericht op risicobeheersing en of gedragsbeheersing uitgeput, waardoor zij geen meerwaarde meer zien in een nieuw toezicht.
De strafoplegging
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Zij kent bij de strafoplegging veel gewicht toe aan de proceshouding van verdachte zoals hiervoor beschreven en het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor woninginbraak en diefstallen en in een proeftijd van een voorwaardelijke straf liep ten tijde van het bewezen verklaarde feit. Dat alles heeft kennelijk geen enkele indruk op verdachte gemaakt, althans heeft hem er niet van weerhouden dergelijke feiten te plegen. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. Gelet op de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen en het verloop van de eerdere reclasseringstoezichten ziet de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte lijkt het momenteel immers enkel goed te doen en gemotiveerd te zijn voor begeleiding en behandeling als gevolg van externe sturing zoals de EM en niet als gevolg van daadwerkelijke intrinsieke motivatie, gedragsverandering en/of risicobeheersing. De inhoud van de stukken van Zorggroep Brabant ontkrachten dit niet.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

Onder verdachte is 385,- euro in beslag genomen. De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag terug dient te worden gegeven aan [benadeelde] nu zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straffen van acht weken hechtenis en een taakstraf van 25 uur die aan verdachte zijn opgelegd bij vonnis van 17 april 2023 ten uitvoer zullen worden gelegd. Hij is ter terechtzitting bij deze vordering gebleven.
De verdediging heeft zich voor wat betreft de taakstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor de acht weken hechtenis heeft de verdediging bepleit de proeftijd te verlengen vanwege de hulpvraag die verdachte heeft en dat de behandeling die in geval van een toewijzing zou worden doorkruist.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in een proeftijd van voorwaardelijk opgelegde straffen liep. Met het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft hij zich voor deze voorwaardelijk opgelegde straffen voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. Daarmee heeft hij de daaraan verbonden algemene voorwaarde overtreden. De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de raadsman, omdat verdachte met de voorwaardelijke straf een gewaarschuwd mens was en hij nu de consequenties van het niet in acht nemen van deze waarschuwing zal moeten dragen. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de motivatie voor behandeling en begeleiding enkel lijkt voort te komen uit de externe omstandigheid van de huidige EM door de reclassering. De vordering tot tenuitvoerlegging zal daarom in zijn geheel worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Diefstal door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van acht maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [benadeelde] van het inbeslaggenomen voorwerp, weten:
385 euro;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straffen die bij vonnis van 17 april 2023 zijn opgelegd in de zaak onder parketnummer 01-296216-21 ten uitvoer zullen worden gelegd, te weten acht weken hechtenis en een taakstraf van 25 uur.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. P.E. van Althuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 december 2025.
Bijlage I
De gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [straat 1] [huisnummer 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), contant geld (400 euro) en/of een zilveren ketting en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [straat 1] [huisnummer 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), contant geld (400 euro) en/of een zilveren ketting en/of een sleutelbos,
althans een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met een (scherp en/of puntig) voorwerp heeft getracht een slot van een voordeur te forceren en/of te verbreken en/of te verwijderen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [straat 1] [huisnummer 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten
weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met een (scherp en/of puntig) voorwerp heeft getracht een slot van een voordeur te forceren en/of te verbreken en/of te verwijderen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )