ECLI:NL:RBZWB:2025:9098

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
02-112670-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verkrachting met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De verdachte, geboren in 1988, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 9 december 2025, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere het verkrachten van een aangeefster en het stelen van haar gsm en geldbedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door bewijs uit het dossier, en heeft geconcludeerd dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was. De rechtbank heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 27 maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de aangeefster. De rechtbank heeft de straf gematigd ten opzichte van de eis van de officier van justitie, die 36 maanden had gevorderd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 47 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-112670-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
PI te [locatie] ,
raadsvrouw mr. V.C. Andeweg, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 09 december 2025, waarbij de officier van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander [aangeefster] heeft verkracht dan wel samen met een ander haar lichaam seksueel is binnengedrongen terwijl zij sliep (feit 1 primair en subsidiair) en samen met een ander een gsm en een geldbedrag van [aangeefster] heeft gestolen (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangeefster] (hierna: aangeefster) samen met een ander heeft verkracht. Aangeefster heeft een betrouwbare verklaring afgelegd die bovendien op meerdere punten steun vindt in het dossier.
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van de diefstal. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal en voorts niet dat er een geldbedrag is weggenomen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder feit 1 tenlastegelegde feit en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.
Met het nemen van de verklaring van aangeefster als uitgangspunt kan er niet omheen worden gegaan dat de verklaring van medeverdachte (inmiddels veroordeelde) [medeverdachte] volstrekt ongeloofwaardig is. Zijn verklaring vindt ook geen steun in het DNA-onderzoek. De verklaring van aangeefster omtrent de seksuele handelingen die door verdachte zouden zijn verricht, wordt voorts niet gesteund door enig bewijsmiddel in het dossier.
Ook ten aanzien van de tenlastegelegde diefstal (feit 2) verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken. Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte goederen heeft weggenomen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. In dit geval wijzen verdachte en [medeverdachte] (inmiddels veroordeeld) naar elkaar en bedelen zichzelf een reddende rol toe waardoor een vergelijkbare situatie ontstaat wat betreft hun rol. De rechtbank ziet hierin aanleiding om bij de beoordeling van het bewijs aan te sluiten bij het door de Hoge Raad gehanteerde kader. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer). Er moet sprake zijn van steunbewijs, dat afkomstig is van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Uit rechtspraak van de Hoge Raad kan onder meer worden afgeleid dat voor een bewezenverklaring niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de aangifte op bepaalde punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron dan de aangever. Daar staat tegenover dat tussen de aangifte en dat overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Voorgaande betekent dat enerzijds het oordeel dat de verklaring van het veronderstelde
slachtoffer betrouwbaar is en anderzijds het oordeel dat haar verklaring in ander
bewijsmateriaal voldoende steun vindt, twee afzonderlijke beslissingen zijn.
Verklaring aangeefster
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 27 juni 2022 naar haar eigen kamer is gegaan en naar bed is gegaan. Op dat moment waren verdachte en [medeverdachte] ook in de woning. Op enig moment schrok zij wakker en keek toen recht in het gezicht van [medeverdachte]. [medeverdachte] zat op haar en hij hield met beide handen haar polsen boven haar hoofd vast. Ze zag dat verdachte met ontbloot lichaam en zijn penis in de hand naast het bed stond. Ze merkte op dat moment ook dat ze geen slipje meer aanhad en ze voelde één of meerdere vingers in haar vagina.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Aangeefster heeft een aantal verklaringen afgelegd waarin zij consistent en gedetailleerd over de gebeurtenissen van die nacht heeft verklaard. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen. Temeer daar aangeefster, nadat zij direct na het gebeuren uit huis was gevlucht, aan een voorbijganger heeft verteld dat zij door
twee mannenis aangerand en heeft gevraagd de politie te bellen. Daarbij bevat het dossier ook geen enkele aanwijzing om aan haar verklaring te twijfelen.
Steunbewijs
Het dossier bevat ook steunbewijs voor de verklaring van aangeefster. Zoals hierboven weergegeven is aangeefster direct na het gebeuren haar woning uit gevlucht, heeft ze iemand aangeklampt tegen wie ze heeft verteld dat zij was aangerand en is de politie gealarmeerd. [verbalisant], die kort na de melding ter plaatse komt, zag dat aangeefster geëmotioneerd was. Kort daarna zag zij, bij het aanwijzen van [medeverdachte] als één van de daders, dat aangeefster geëmotioneerd op hem reageerde. Dit ondersteunt de verklaring van aangeefster. Ook het gegeven dat de onderbroek van aangeefster, die zij aanhad toen zij ging slapen, later onder haar bed is aangetroffen, ondersteunt haar verklaring over de gebeurtenissen. Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster dat zij [medeverdachte] in het gezicht heeft gekrabd terwijl zij zich verzette, ondersteund door het letsel dat bij hem in het gezicht is gezien, zijnde twee krassen. Dat er seksuele handelingen tegen de zin van aangeefster zijn verricht en dat zowel verdachte als [medeverdachte] op de slaapkamer aanwezig waren, staat niet ter discussie, hetgeen haar verklaring verder ondersteunt.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank voldoende steunbewijs voor de eerder al betrouwbaar bevonden verklaring en zal de rechtbank die verklaring (en niet die van verdachte of [medeverdachte]) als uitgangspunt voor de bewezenverklaring nemen.
Conclusie
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde verkrachting. Aangeefster werd wakker terwijl [medeverdachte] op haar zat en met beide handen haar polsen boven haar hoofd vast hield. Op dat moment voelde ze, zoals aangeefster heeft verklaard, dat “één van de mannen één of meerdere vingers in haar vagina had”. Gelet op het gegeven dat [medeverdachte] op dat moment de polsen van aangeefster met beide handen vasthield en naast [medeverdachte] de enige andere aanwezige in de slaapkamer verdachte betrof, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die zijn vinger in de vagina van het slachtoffer heeft gebracht. Het verrichte DNA-onderzoek sluit deze conclusie overigens ook niet uit. Het DNA-mengprofiel van de bemonstering van de buitenste schaamlippen van aangeefster was onvoldoende informatief om te kunnen beoordelen of verdachte hieraan heeft bijgedragen.
Uit bovenstaande volgt tevens dat er sprake is geweest van dwang. Door de handelingen van [medeverdachte] werd aangeefster gedwongen het seksueel binnendringen van de vinger van verdachte te ondergaan. .
Feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder
feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Uit het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte betrokken zou zijn geweest bij de diefstal dan wel dat er goederen zijn weggenomen.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 27 juni 2022 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander door geweld [aangeefster]
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster],
te weten het betasten van de vagina en het brengen van een of meer
vingers in de vagina van die [aangeefster] en bestaande dat
geweld uit het onverhoeds, terwijl zij sliep en vervolgens ontwaakte,
schrijlings op die in een bed liggende [aangeefster] te gaan zitten en hierbij de polsen van die [aangeefster] gespreid boven haar hoofd vast
te houden en tegen het bed te duwen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal
daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Zo de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de verdediging de eis van de officier van justitie te matigen rekening houdend met de rol van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan verkrachting van [aangeefster]. Verdachte en [medeverdachte] hebben op een afschuwelijke wijze misbruik van haar gemaakt. Amper een dag nadat zij vanuit Spanje naar Nederland was gekomen, is zij in haar eigen slaapkamer door haar huisgenoot ([medeverdachte]) en verdachte, verkracht. Dit moet zeer beangstigend voor haar zijn geweest. Aangeefster heeft ook verklaard doodsbang te zijn geweest. Dit blijkt ook uit het feit dat ze midden in de nacht de straat op is gevlucht met enkel een joggingbroek en topje aan en zonder haar telefoon.
Een zeer ernstig strafbaar feit. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen dan ook zwaar
aan. Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze de lichamelijke integriteit, maar
ook de geestelijke integriteit van [aangeefster] geschonden. Verkrachting is een
schokkende, ingrijpende en beangstigende gebeurtenis die vaak langdurig fysieke,
psychische en emotionele gevolgen heeft voor een slachtoffer. Ook betreft het een feit dat tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij leidt. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk op geen enkel moment stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. Bovendien heeft verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Verdachte ontkent haar verkracht te hebben en heeft zelfs verklaard dat hij haar kwam redden van de medeverdachte.
De straf
De rechtbank ziet reden af te wijken van de eis van de officier van justitie en overweegt hiertoe het volgende.
[medeverdachte] is bij vonnis van 7 maart 2025 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om de straf die aan [medeverdachte] is opgelegd, ook aan verdachte op te leggen nu zij zich samen schuldig hebben gemaakt aan verkrachting. Deze straf doet voorts recht aan de ernst en de aard van het feit en sluit aan bij de LOVS-oriëntatiepunten, waarbij de rechtbank tevens rekening heeft gehouden met het gegeven dat er sprake is van oud feit.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 27
maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de
penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke
invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van
Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair: medeplegen van verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 27 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest
heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde
gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mr. D. van Kralingen en R.H.M. Pooyé, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Bles, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 23 december 2025
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], te weten het betasten van de vagina
en/of het duwen/brengen van een of meer vinger(s) in de vagina van die [aangeefster] en
bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid uit het onverhoeds, terwijl zij sliep en/of (vervolgens) ontwaakte schrijlings op
die in een bed liggende [aangeefster] te gaan zitten en/of blijven zitten en/of (hierbij) de
polsen van die [aangeefster] gespreid boven haar hoofd vast te houden en/of tegen het bed
te duwen;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, met [aangeefster], van wie hij. verdachte, wist dat die
[aangeefster] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
verkeerde, waardoor die [aangeefster], niet of onvolkomen in staat was haar w il
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [aangeefster], namelijk het, terwijl die [aangeefster] lag te slapen en/of aan
het ontwaken was, betasten van de vagina en'of het duwen/brengen van een of meer
vinger(s) in de vagina van die [aangeefster];
( art 243 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, een gsm en/of enig geldbedrag, in elk geval enig(e)
goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster], in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)