4.5.De Raad stelt zich op het standpunt dat [minderjarige] al gedurende zijn hele leven wordt geconfronteerd met de problemen tussen de ouders. Bovendien lijken de ouders door het contactverlies tussen [minderjarige] en de vader nog meer van elkaar verwijderd te zijn geraakt. Indien er in die situatie niets verandert zal, naar het zich nu laat aanzien, dit voor [minderjarige] betekenen dat hij zich genoodzaakt blijft zien om voor één van zijn ouders te kiezen. Dit is in de visie van de Raad in strijd met [minderjarige]’ huidige en toekomstige (identiteits)ontwikkeling. De Raad acht het daarom van groot belang dat er hulpverlening wordt ingezet om te bezien of er in de toekomst mogelijkheden zullen zijn bij [minderjarige] om te komen tot enige vorm van contactherstel met de vader. Daarbij denkt de Raad aan bijvoorbeeld een kind behartiger. Deze persoon kan [minderjarige] helpen met het verwerken van zijn huidige keuze om geen fysiek contact te hebben met zijn vader en hem begeleiden naar een andere vorm van contact met zijn vader. Ook kan [minderjarige] zich bij deze neutrale persoon vrij uiten over zijn gevoelens. De Raad voorziet dat het veel van beide ouders zal vragen om [minderjarige] hierin op de juiste manier te ondersteunen. Met name van de vader zal dit erg veel geduld vragen. Bovendien lukt het beide ouders daarnaast onvoldoende om naar hun eigen aandeel in de situatie te kijken, waar bij komt dat zij al gedurende [minderjarige]’ gehele leven over belangrijke zaken die hem betreffen onvoldoende met elkaar weten te communiceren. Gelet op al deze factoren acht de Raad verplichte hulp en ondersteuning in het kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk. Er kan dan in een verplicht kader worden gewerkt aan de volgende doelen:
- [minderjarige] krijgt de ruimte om zich te richten op zijn ontwikkelingstaken (waaronder
schoolgang, vriendschappen, hobby’s, ontwikkelen van zelfstandigheid);
- [minderjarige] blijft op de hoogte van het wel en wee van de vader;
- [minderjarige] kan altijd contact opnemen met de vader als hij er aan toe is en wordt hierbij
ondersteund door zijn omgeving;
- Vader blijft op de hoogte van de ontwikkelingen van [minderjarige] en wordt hierover
structureel geïnformeerd door de moeder;
- De ouders leren om de strijdbijl te begraven en komen samen - in samenwerking
met hulpverlening - tot een minimale vorm van communicatie/samenwerking voor het nemen van belangrijke beslissingen rondom [minderjarige];
- De ouders gaan inzien dat de weerstand van [minderjarige] tegen contact een systemisch
probleem is (dus van het gehele gezin) en leren er anders naar te kijken
dan vanuit het perspectief van “ouderverstoting”.
Een ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar acht de Raad passend.