ECLI:NL:RBZWB:2025:917

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/02/420756 / FA RK 24-1534
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling regeling inzake verdeling zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 februari 2025, betreft het een verzoek tot vaststelling van een regeling voor de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van de minderjarige [minderjarige]. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.R.J.A. Olie-Hallmans, verzoekt de rechtbank om de vrouw te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling zoals eerder vastgesteld in 2017 en 2020, en om een informatieregeling vast te stellen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L. Küppers-van Duijvenbooden, verzoekt om de zorgregeling te beëindigen en een bijzondere curator te benoemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft advies uitgebracht, waarin wordt gesteld dat er momenteel geen contactregeling tussen de vader en [minderjarige] moet worden vastgesteld, gezien de weerstand van [minderjarige] tegen contact met zijn vader. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [minderjarige] is om hem de ruimte te geven en dat er een informatieregeling moet worden vastgesteld, waarbij de vrouw de man maandelijks informeert over de ontwikkeling van [minderjarige]. De rechtbank wijst de verzoeken van de man af en beëindigt de eerder vastgestelde zorgregeling, maar laat de mogelijkheid open voor toekomstig contact. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/420756 / FA RK 24-1534
Datum uitspraak: 17 februari 2025
Nadere beschikking betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de man], hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.R.J.A. Olie-Hallmans te Meppel,
tegen
[de vrouw] ,hierna te noemen: de vrouw
,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. J.L. Küppers-van Duijvenbooden te Breda
over de minderjarige
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012,
hierna te noemen [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
Verder merkt de rechtbank aan als informant:
de Stichting Jeugdbescherming Brabant,locatie Etten-Leur, gecertificeerde instelling,
hierna te noemen de GI.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de door deze rechtbank op 14 mei 2024 gegeven tussenbeslissing en de daarin genoemde stukken;
- de van de Raad ontvangen rapportage, gedateerd 21 november 2024;
- het op 17 januari 2025 door de advocaat van de vader ingediende F-formulier, met als bijlage een aanvullend verzoek.
1.2
De nadere mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaats gevonden op 21 januari 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de man en zijn advocaat;
  • de vrouw en haar advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De (resterende) verzoeken

2.1
Bij voormelde beschikking van 14 mei 2024 is in de zaak met het kenmerk C/02/420025 / FA RK 24-153 het door [minderjarige] bij brief gedane verzoek om te bepalen dat de contactregeling tussen hem en zijn vader wordt gewijzigd, in die zin dat hij geen contact met zijn vader hoeft te hebben, door de rechtbank afgewezen.
2.2.
In de andere zaak met het kenmerk C/02/420756 / FA RK 24-1534 is aan de orde:
Een verzoek van de man ertoe strekkende:
I. De vrouw te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling zoals bepaald in de beschikkingen van de rechtbank van 2017 en 2020, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat zij de regeling niet nakomt met een maximum van € 50.000,00, althans een regeling zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
II. De ouders te verwijzen naar een traject voor behandeling en hulp zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
III. De beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Verder is namens de man op 17 januari 2025 bij aanvullend verzoek verzocht:
IV. een informatieregeling vast te stellen, aldus dat de vrouw aan de man op de eerste van elk kwartaal een foto stuurt waarop het gezicht van [minderjarige] zichtbaar is, zónder dat [minderjarige] hierover wordt geïnformeerd, op straffe van een door de moeder te verbeuren dwangsom van
€ 500,00 per keer dat de moeder dit nalaat, met een daaraan te verbinden maximum van
€ 25.000,00, dan wel een in goede justitie andere voorziening te treffen.
Een zelfstandig tegenverzoek van de vrouw, ertoe strekkende:
I. De verzoeken van de man af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren;
II. De zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikkingen van de rechtbank op 8 februari 2017 en 5 februari 2020 te beëindigen;
III. Een bijzondere curator te benoemen die de belangen van [minderjarige] kan behartigen.
2.3.
In deze zaak heeft de rechtbank bij voormelde beschikking van 14 mei 2024 - bij wijze van tussenbeslissing - aan de Raad verzocht een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in die beschikking geformuleerde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren. De behandeling van het verzoek van de vader en het zelfstandig tegenverzoek van de moeder is pro forma aangehouden, in afwachting van een rapportage van de Raad.

3.Het advies (annex verzoek) van de Raad

3.1.
Op basis van het gehouden onderzoek naar aanleiding van de door de rechtbank in voormelde tussenbeschikking geformuleerde vragen adviseert de Raad:
om op dit moment géén contactregeling tussen [minderjarige] en vader vast te stellen maar ook niet het recht van vader op contact met [minderjarige] volledig te ontzeggen omdat er ruimte dient te blijven om het contact tussen de vader en [minderjarige] te herstellen;
[minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur voor de periode van één jaar;
Ten slotte adviseert de Raad (ongevraagd):
tussen de ouders een informatieregeling vast te stellen.
3.2.
Het op 22 november 2024 ingediend afzonderlijk verzoekschrift van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] is geregistreerd onder zaaknummer C/02/429080 / JE RK 24/2134. Deze zaak is gelijktijdig met het aangehouden verzoek in de bodemprocedure mondeling behandeld. In die zaak is bij separate beschikking beslist.
3.3.
Ter onderbouwing van zijn advies annex verzoek is door de Raad in de rapportage -samengevat - aangevoerd dat [minderjarige] een jongen van bijna twaalf jaar oud is, die gedurende zijn gehele leven een situatie heeft gekend waarin zijn gezagdragende ouders - met uitzondering van de keuze voor een basisschool - over allerlei belangrijke zaken en gebeurtenissen rondom hem niet op één lijn verkeren. Voor de totstandkoming van beslissingen over [minderjarige] in het kader van erkenning, het gezag en contact tussen hem en zijn vader zijn gerechtelijke procedures nodig gebleken.
3.4.
Er lijkt nooit sprake te zijn geweest van een minimale basis tussen de ouders, die het voor [minderjarige] mogelijk maakte om met zijn beide ouders onbelast contact te hebben c.q. te ervaren. De ouders zijn in het verleden door de rechtbank gewezen op hun gezamenlijke verantwoordelijkheid hierin en geadviseerd om aan de slag te gaan met hulpverlening en zich te laten informeren (door middel van psycho-educatie) over de effecten van een strijd tussen de ouders op de ontwikkeling van een kind. Helaas heeft hulpverlening in het vrijwillig kader niet geholpen en hebben partijen nagelaten om zich door middel van psycho-educatie te laten voorlichten.
3.5.
Geprobeerd is om binnen het onderzoek te toetsen wat de mogelijkheden zijn voor het (opnieuw) inzetten van hulpverlening gericht op de samenwerking tussen en communicatie van de ouders. Echter, gebleken is van wantrouwen bij de vrouw over het opnieuw inzetten van hulpverlening. De man blijkt daaraan wel te willen meewerken, maar naar zijn zeggen met als voornaamste reden dat de hulpverlening hem helpt om de vrouw te laten stoppen met haar gedrag. Beide ouders laten in de visie van de Raad zien dat zij onvoldoende in staat zijn te reflecteren op hun eigen aandeel in de ontstane situatie. Ook lijken zij onvoldoende bereid om daarin door middel van de acceptatie van hulpverlening op korte termijn verandering te brengen.
3.6.
Tot eind februari 2024 heeft [minderjarige] contact gehad met de man met een frequentie van één weekend per veertien dagen. [minderjarige] heeft in gesprek met de Raad kenbaar gemaakt dat hij zich jarenlang onvoldoende gehoord en begrepen heeft gevoeld door zijn vader. Ook wanneer hij aangaf last te hebben van heimwee werd daaraan door zijn vader voorbij gegaan. Bovendien heeft hij ervaren dat zijn vader regelmatig boos deed en dat hij vervelende dingen over de moeder zei. Eigenlijk wilde hij al heel lang niet meer naar zijn vader, maar hij is blijven gaan, omdat hij dit moest van zijn moeder. In februari 2024 liep, na een woordenwisseling met de man, de spreekwoordelijke emmer bij [minderjarige] over. [minderjarige] is toen weggelopen en is vervolgens op straat door een voor hem onbekende vrouw opgevangen. Na dit incident is er geen contact meer geweest tussen hem en de man.
3.7.
[minderjarige] is zeer standvastig, volhardend, duidelijk en consistent in zijn wens en behoefte om op dit moment geen contact te hebben met zijn vader. Het afdwingen van contact wordt door de Raad nu dan ook niet in zijn belang geacht. Van belang is dat met de door [minderjarige] getoonde weerstand, wat daarvan ook de reden is, serieus rekening wordt gehouden. Indien [minderjarige] op dit moment wordt gedwongen tot het hebben van contact met zijn vader zal dit er alleen maar toe leiden dat zijn weerstand groter wordt en hij zich nog meer gaat verzetten. Wel dient [minderjarige] op de hoogte te blijven van wie zijn vader is, hoe het met hem gaat en vanuit de vader dient hij de ruimte en bevestiging te krijgen dat hij [minderjarige] begrijpt, er voor hem is en dat [minderjarige] altijd welkom zal zijn bij de man wanneer hij hier weer aan toe is. Dit zou kunnen door de man met een afgesproken frequentie (in overleg met de hulpverlening) kaartjes te laten sturen Voor de man is het belangrijk dat hij de keuze van [minderjarige] accepteert en de deur open houdt. Ook moet [minderjarige] van beide ouders de emotionele toestemming krijgen dat het altijd oké en mogelijk is als hij op een gegeven moment besluit wel weer contact te willen hebben met de man.
3.8.
Uit het raadsonderzoek is ten slotte gebleken dat, ondanks dat er sprake is van gezamenlijk gezag en dit betekent dat de ouders verplicht zijn elkaar te informeren over belangrijke zaken [minderjarige] betreffende, de man in dat opzicht door de vrouw niet of onvoldoende wordt geïnformeerd. Het is daarom van belang dat er een informatie-verplichting, inhoudende dat de vrouw de man structureel op vaste momenten moet informeren met daarbij periodiek een recente foto, wordt afgesproken c.q. vastgesteld.

4.De (nadere) standpunten van partijen

4.1.
Door de man is opgemerkt dat de vrouw laat blijken dat zij hem in het leven van [minderjarige] nadrukkelijk niet als vader wenst maar dat zij hem slechts als ‘donor’ ziet. Door toedoen van de vrouw groeit [minderjarige] op met een negatief vaderbeeld. Hij heeft door de houding van de vrouw nooit de kans gehad om met [minderjarige] een solide ouder-kind band op te bouwen. De vrouw biedt hem en [minderjarige] daarvoor geen althans onvoldoende ruimte. Hij wil geen ongewenste vader zijn. De situatie, zoals hij die ervaart, weerhoudt hem er tevens van om richting [minderjarige] andere initiatieven, zoals het sturen van kaartjes, te ondernemen.
4.2.
De advocaat van de man heeft naar voren gebracht dat in haar visie hulpverlening nodig is, niet zozeer gericht op het verbeteren van de oudercommunicatie, maar om te komen tot een daadwerkelijke aanpak van de oorzaken die hebben geleid tot de huidige situatie, waarin er ten aanzien van [minderjarige] en de man over ’ongerechtvaardigd contactverlies’ kan worden gesproken. Duidelijk moet worden wat er nodig is om die situatie om te keren en te komen tot een situatie, waarin de man en de vrouw beiden weer als ouders van [minderjarige] kunnen fungeren. Het komen tot een situatie die zoveel mogelijk recht doet aan de belangen van [minderjarige] , waarbij kan worden gedacht aan solo parallel ouderschap, vraagt nadrukkelijk een actieve opstelling van beide ouders en ook samenwerking waar die in het belang van [minderjarige] nodig is. Thans wordt de man nauwelijks betrokken bij belangrijke beslissingen die in [minderjarige] ’ belang genomen dienen te worden. Uitgaande van al deze omstandigheden ziet zij geen mogelijkheden tot het inzetten van hulpverlening anders dan in een verplicht kader, nu de vrouw daaraan vrijwillig niet zal meewerken. Met deze toelichting handhaaft zij de namens de man ingediende verzoeken.
4.3.
Door de vrouw is opgemerkt dat [minderjarige] momenteel thuis en ook op school een goede ontwikkeling doormaakt. Dat hij nu al geruime tijd geen contact met zijn vader heeft zorgt ervoor dat hij tot rust is gekomen. Ook ervaart hij niet langer de druk van contactmomenten met zijn vader, zoals wanneer vakantieperiodes zich aandienen en kan hij deze ruimte in plaats daarvan benutten om tijd met vrienden door te brengen. In dat verband laat de man door zijn opstelling zien dat hij geen oog heeft voor [minderjarige] ’ belangen. Ook lijkt hij niet tot enige mate van zelfreflectie bereid of in staat. Desgevraagd geeft de vrouw aan dat zij sinds november 2024 aan de man informatie over [minderjarige] verstrekt. Bij belangrijke beslissingen [minderjarige] betreffende - op dit moment speelt er alleen een schoolkeuze - is de man niet betrokken. Wel is de man uitgenodigd voor school(advies)gesprekken, maar daarop is door hem niet gereageerd. Er is in de afgelopen jaren al veel hulpverlening ingezet, die echter niet tot verbetering van de oudercommunicatie of het contact tussen [minderjarige] en de man heeft geleid. Ook specifiek voor [minderjarige] vindt zij het onwenselijk dat er hulpverlening wordt ingeschakeld, nu hij op dit moment vooral behoefte heeft aan rust.
4.4.
De advocaat van de vrouw heeft aangevoerd dat zij begrijpt dat er een situatie is ontstaan die in het belang van [minderjarige] aangepakt dient te worden. Echter rekening houdend met al wat er intussen aan hulpverlening is ingezet ligt in haar visie de oplossing daarvoor niet bij een nieuw hulpverleningstraject in een vrijwillig kader of verplicht door middel van een ondertoezichtstelling. De ouders - en meer nog de man - dienen in de eerste plaats te (kunnen) reflecteren op hun beider aandeel in de ontstane situatie. Voor [minderjarige] is het met name van belang dat de rust en ruimte, die hij momenteel ervaart, niet wordt verstoord en al helemaal niet dat contact tussen hem en de man, op welke wijze dan ook, wordt afgedwongen. Het lijkt in dit stadium meer helpend c.q. passend dat de man initiatieven onderneemt die erop zijn gericht om voorzichtig, zoals door het sturen van een kaartje, tot enig contact met [minderjarige] te komen. De vrouw is bereid om de man te informeren. Zij maakt dan ook geen bezwaar tegen een informatieregeling.
4.5
Namens de GI is naar voren gebracht dat de GI de uit het raadsrapport gebleken zorgen met betrekking tot [minderjarige] in relatie tot zijn (toekomstige) ontwikkeling begrijpt. Wel wijst zij erop dat zij in de gegeven omstandigheden geen mogelijkheden ziet om tot herstel, in welke vorm dan ook, van het contact tussen [minderjarige] en de man te komen. Ook acht zij het in strijd met [minderjarige] ’ belang om op dit moment contact tussen hem en de man af te dwingen. In de eerste plaats dient duidelijk te worden waar de weerstand bij [minderjarige] ten aanzien van contact met zijn vader vandaan komt. Vervolgens kan worden onderzocht welke hulpverlening het meest geschikt is om tot een adequate aanpak daarvan te komen. Daarbij heeft hulpverlening in een vrijwillig kader de voorkeur van de GI. Echter gezien de complexiteit van de casus kan zij zich voorstellen dat hulpverlening in het kader van een ondertoezichtstelling meer aangewezen is. In het laatste geval zal dit van de ouders en met name van de vader, rekening houdend met zijn situatie in geografisch opzicht, het nodige aan discipline en inzet vragen.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.2.
Op het onderhavige geschil zijn de artikelen 1:253a juncto 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing.
5.3.
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen indien de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de uiteenlopende standpunten van partijen, een vergelijk tussen hen over de voorliggende onderwerpen - als bedoeld in artikel 1:253a lid 5 BW - niet mogelijk.
5.5.
Op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling ziet
de rechtbank, alles afwegende, aanleiding om het verzoek van de man zoals verwoord in sub
I, II en III af te wijzen. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment geen
zin heeft om [minderjarige] te dwingen tot contact met de man. [minderjarige] heeft op dit moment al ruim een
jaar geen contact meer met de man en dit wenst hij ook niet. [minderjarige] is zeer standvastig,
volhardend, duidelijk en consistent in zijn wens en behoefte om op dit moment geen contact
te hebben met de man. Wanneer [minderjarige] gedwongen gaat worden tot contact met de man zal
zijn weerstand alleen maar groeien en zal hij zich nog meer gaan verzetten. Hierdoor wordt
de mogelijkheid tot herstel van het contact waarschijnlijk alleen maar kleiner. Wel is de
rechtbank met de Raad van oordeel dat in de komende periode, tezamen met hulpverlening,
bekeken moet worden hoe en op welke wijze eventueel weer ruimte kan worden gecreëerd
bij [minderjarige] voor de man zodat mogelijk contactherstel kan plaatsvinden. Zij acht het daarnaast
belangrijk dat [minderjarige] op de hoogte blijft van wie zijn vader is, hoe het met hem gaat en dat hij
weet dat hij altijd welkom is bij de man als hij daar weer aan toe is. Nu bij separate
beschikking een ondertoezichtstelling is toegewezen kan de gezinsvoogd hieraan een
bijdrage leveren en partijen hierin ondersteunen.
5.6
De door de man verzochte doorverwijzing naar een hulpverleningstraject zal eveneens worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat tezamen met de gezinsvoogd bekeken dient te worden welke hulpverlening in deze het beste kan worden ingeschakeld. Een van de doelen van de ondertoezichtstelling is onder andere dat ouders moeten leren om de strijdbijl te begraven en moeten gaan inzien dat de weerstand van [minderjarige] tegen het contact met de man een systemisch probleem is en leren om daar anders naar te kijken. Daarnaast dienen ouders samen te komen tot een minimale vorm van communicatie/samenwerking. Hiervoor zal waarschijnlijk in overleg met de gezinsvoogd al hulpverlening voor worden ingeschakeld.
5.7
Verder merkt de rechtbank op dat de man de oorzaak van de weerstand van [minderjarige] voornamelijk bij de vrouw neerlegt. Met de Raad is de rechtbank echter van oordeel dat beide partijen debet zijn aan de ontstane situatie en dat ieder naar zijn eigen aandeel in deze dient te kijken. [minderjarige] moet van beide ouders de emotionele toestemming krijgen dat het altijd oké en mogelijk is als hij op een gegeven moment besluit wel weer contact te willen hebben met de man. De rechtbank begrijpt dat bovenstaande beslissing een bittere pil is voor de man en dat hij het liever anders had gezien. Er wordt in deze veel geduld gevraagd van de man. De rechtbank hoopt dat de man het kan opbrengen om [minderjarige] de ruimte te geven die hij nodig heeft zodat in de nabije toekomst het contact tussen de man en [minderjarige] weer hersteld kan worden.
5.8
De vrouw heeft bij zelfstandig tegenverzoek verzocht om de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van deze rechtbank van 8 februari 2017 te beëindigen. Dit verzoek zal de rechtbank gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die erin is gelegen dat [minderjarige] grote bezwaren heeft tegen uitvoering van de regeling. De rechtbank merkt wel op dat, hoewel zij dus de zorgregeling beëindigt, dit niet betekent dat de man geen contact mag hebben met [minderjarige] . Het contact wordt hem niet ontzegd. Er behoeft alleen geen uitvoering meer te worden gegeven aan de zorgregeling. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat er in de toekomst ruimte dient te blijven om het contact tussen de man en [minderjarige] te herstellen, zo nodig met hulpverlening. Zo kan er bijvoorbeeld gedacht worden aan het sturen van kaartjes door de man op gezette tijden.
5.9
Het verzoek van de vrouw om een bijzondere curator te benoemen wordt afgewezen nu er een ondertoezichtstelling loopt en een gezinsvoogd in deze betrokken is die het belang van [minderjarige] in deze kan waarborgen. Bij het beschermingsonderzoek is de positie en mening van [minderjarige] ook nadrukkelijk meegewogen door de Raad. De rechtbank ziet op dit moment dan ook geen toegevoegde waarde in een bijzondere curator.
5.1
De rechtbank ziet ten slotte aanleiding om, gelet op het aanvullend verzoek van de man zoals vermeld onder sub IV, een informatieregeling vast te stellen. Zij acht het, zeker nu de man geen contact met [minderjarige] heeft, van belang dat hij regelmatig over [minderjarige] geïnformeerd wordt door de vrouw. De man vraagt in zijn verzoek om elk kwartaal een foto van [minderjarige] te ontvangen, waarop het gezicht van [minderjarige] zichtbaar is en zonder dat [minderjarige] hierover geïnformeerd wordt. Het is de rechtbank niet helemaal duidelijk wat de man met dit laatste bedoelt. Voor zover de man bedoelt te zeggen dat [minderjarige] niet mag weten dat er een foto van hem naar zijn vader wordt gestuurd wijst de rechtbank dit af. [minderjarige] is op een leeftijd dat aan hem kan worden uitgelegd dat zijn moeder een verplichting heeft om zijn vader op de hoogte te houden over zijn welzijn en dat dit ook inhoudt dat zij af en toe een foto stuurt. De rechtbank acht het niet in het belang van [minderjarige] om dit geheim te houden. Verder zou de rechtbank graag zien dat de vrouw de man niet alleen ieder kwartaal een foto stuurt maar ook dat zij hem maandelijks informeert over het wel en wee van [minderjarige] zoals bijvoorbeeld over zijn schoolprestaties, gezondheid, hobby’s en activiteiten, waar mogelijk onder overlegging van kopieën van schoolrapporten. De vrouw heeft ook aangegeven het geen probleem te vinden om de man te informeren. Nu de man in zijn verzoek vraagt om de hiervoor vermelde informatieregeling vast te leggen dan wel een in goede justitie andere voorziening te treffen acht de rechtbank zich vrij om een uitgebreidere informatieregeling vast te leggen dan door de man omschreven. De rechtbank zal het verzoek tot oplegging van een dwangsom afwijzen nu de vrouw heeft aangeven dat zij bereid is om de benodigde informatie te verstrekken.
5.11.
Nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en het geschil betrekking heeft op hun beider kind, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken I, II en III van de man af;
beëindigt de bij beschikking van 8 februari 2017 en 5 februari 2020 vastgestelde zorgregeling;
bepaalt dat de vrouw iedere maand aan de man informatie dient te verstrekken over de schoolprestaties van [minderjarige] , zijn gezondheid, hobby’s en activiteiten, waar mogelijk onder overlegging van kopieën van schoolrapporten. Daarnaast dient zij de man ieder kwartaal een foto te sturen van [minderjarige] waarop het gezicht van [minderjarige] duidelijk te zien is;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Jansen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2025 in tegenwoordigheid van Baremans, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op: [1]

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda .