ECLI:NL:RBZWB:2025:923

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
BRE 24/3352 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 5 mei 2023 besloten om de aanvraag voor een WIA-uitkering per 1 september 2022 af te wijzen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd in een later stadium bevestigd in een bestreden besluit van 22 februari 2024. De rechtbank heeft op 22 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

Eiseres, die voor haar uitval als afwasser werkte, had sinds 11 december 2020 een Ziektewet-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de medische situatie van eiseres, waarbij rapportages van verzekeringsartsen zijn betrokken. Eiseres heeft aangevoerd dat haar beperkingen niet juist zijn vastgesteld en dat de geduide functies niet geschikt zijn voor haar. De rechtbank oordeelt echter dat de medische beoordeling voldoende zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres correct zijn vastgesteld.

De rechtbank concludeert dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag liggen, geschikt zijn en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres correct is vastgesteld op minder dan 35%. Hierdoor heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3352 WIA

uitspraak van 18 februari 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. R.S. Vriend,
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

UWV (kantoor Breda),
gemachtigde: [gemachtigde] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
weigering van het UWV om eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 5 mei 2023 (primair besluit) geweigerd per
1 september 2022 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Met het bestreden besluit van 22 februari 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres is, voorafgaand aan haar uitval op 3 september 2020, werkzaam geweest als afwasser. Vanaf 11 december 2020 ontving eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). In het kader van een eerstejaarsziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres per 25 december 2021 beëindigd. Na een bezwaarschriftprocedure tegen deze beëindiging heeft het UWV de ZW-uitkering tot het einde van de wachttijd voortgezet. In het primaire besluit heeft het UWV de aangevraagde WIA-uitkering per 1 september 2022 afgewezen. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de aangevraagde WIA-uitkering in stand gelaten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
3. Over eiseres is achtereenvolgens gerapporteerd door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
3.1
[verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gesproken tijdens het spreekuur op 30 maart 2023. Door de aard van de klachten heeft enkel een psychisch onderzoek plaatsgevonden. Eiseres heeft benutbare mogelijkheden, maar ook beperkingen. Deze beperkingen komen grotendeels overeen met de beperkingen die eerder door [verzekeringsarts b&b 1] [1] zijn vastgesteld.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 30 maart 2023.
In bezwaar heeft [verzekeringsarts b&b 2] eveneens het dossier bestudeerd en deelgenomen aan de hoorzitting op 18 januari 2024. Ten tijde van het onderzoek door de verzekeringsarts b&b werkte eiseres inmiddels 20 uur per week als inpakker bij een imker. [verzekeringsarts] heeft volgens [verzekeringsarts b&b 2] terecht benutbare mogelijkheden aangenomen. Er is ook geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. Op grond van de Standaard Duurbelasting in Arbeid kan een urenbeperking gesteld worden als sprake is van een stoornis in de energiehuishouding, uit preventieve overwegingen of door een behandeling. Deze omstandigheden zijn niet aan de orde.
3.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de rapportages van [verzekeringsarts] en [verzekeringsarts b&b 2] onvolledig en onjuist zijn. Eiseres heeft nog steeds onverminderd last van haar klachten, zoals chronische vermoeidheid, slecht slapen, moeite met concentreren, agorafobie, hoge bloedruk en schildklierproblemen. In de FML is onvoldoende rekening gehouden met de chronische vermoeidheid en de problemen met de concentratie en het verdelen van de aandacht. Door haar beperkingen bij conflicthantering en agorafobie kan zij niet samenwerken met anderen. Eiseres kan verder zeer beperkt zelfstandig deelnemen aan het verkeer en heeft bij het reizen met het openbaar vervoer iemand nodig die met haar meereist. Eiseres is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico, omdat zij niet op hoogte kan werken. Deze beperking verhoudt zich niet met een lichte beperking voor trappenlopen. Eiseres voert verder aan niet in staat te zijn om 40 uur per week en acht uur per dag te werken.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd die aanknopingspunten bieden om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Er is door de verzekeringsartsen genoegzaam en inzichtelijk gemotiveerd waarom een urenbeperking niet aan de orde is.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 30 maart 2023.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
4.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker textiel (geen kleding, Sbc-code 272043), lader/losser (Sbc-code 111220) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, Sbc-code 111180).
4.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres, voor wat betreft de functie productiemedewerker textiel (geen kleding, SBC-code 272043) aangevoerd dat zij in deze functie moet samenwerken met andere collega’s, dat hierbij conflicten kunnen ontstaan en dat eiseres conflicten alleen schriftelijk of telefonisch kan hanteren. Ook kan zij de werkzaamheden niet door haar psychische problematiek uitvoeren en is het werk door het werken met onder meer machines, een schaar en een tornmesje te gevaarlijk. Verder moet zij trappenlopen en acht eiseres de werktijden te zwaar.
Voor de functie lader/losser (SBC-code 111220) voert eiseres dezelfde gronden ten aanzien van samenwerken en haar psychische problematiek aan als bij de functie van Productiemedewerker textiel alsmede voert zij aan dat zij geen 38,01 uur per week kan werken.
Deze gronden voert eiseres ook aan bij de functie productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, SBC-code 111180) alsmede dat zij de uitvoering van dit werk niet met haar concentratie kan opbrengen.
4.3
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 3.3 heeft overwogen is die opvatting niet juist. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat bij alle geduide functies in de functieomschrijvingen enkel bij de werktijden een signalering is opgenomen, maar dat de werktijden vallen binnen de in de FML opgenomen marge. In geen van de functies speelt conflicthantering of beroepsmatig vervoer een rol en eiseres is niet beperkt voor samenwerken. Geen van de functies kent een signalering voor het relevante persoonlijk risico bij eiseres. De gestelde beperking voor concentratie wordt naar het oordeel van de rechtbank niet overschreden, te meer nu de functies zich kenmerken door de eenvoudige aard, herhaling en een beperkte mate van eigen invulling. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
5. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
5.1.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 1 september 2022.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt zij het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 18 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Rapportage van [verzekeringsarts b&b 1] van 13 februari 2023, opgemaakt in het kader van de bezwaarprocedure van eiseres tegen het besluit op grond van de EZWb.