ECLI:NL:RBZWB:2025:93

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430121 / FA RK 24-6019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie voor betrokkene met psychische stoornis

Op 6 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren in 1984, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van het verzoekschrift op 23 december 2024. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn betrokkene, zijn advocaat en twee medische professionals gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat zijn gedrag een aanzienlijk risico op ernstig nadeel met zich meebrengt. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat betrokkene niet bereid is om vrijwillig mee te werken aan de benodigde zorg. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van twaalf maanden, met specifieke zorgvormen zoals het toedienen van medicatie, medische controles en toezicht op betrokkene.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn en dat de toegewezen zorgvormen evenredig en effectief zijn. De machtiging is geldig tot en met 6 januari 2026, met de mogelijkheid om bepaalde maatregelen pas toe te passen indien betrokkene ontregelt of zich aan de behandeling onttrekt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Dun, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430121 / FA RK 24-6019
Datum uitspraak: 6 januari 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats 1] ,
verblijvende te [plaats 2] , [accommodatie] , [adres] , [HIC] ,
advocaat mr. H.A. van der Hout te Roosendaal .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op
23 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de heer [naam 1] , psychiater;
  • mevrouw [naam 2] , arts in opleiding tot specialist.
Tevens was een begeleider aanwezig.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 25 januari 2025.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van twaalf maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat de klinische opname voor hem meer kwaad dan goed doet en dat hij de huidige geboden depotmedicatie niet als helpend ervaart. Hij kan dus niet achter een zorgmachtiging staan, want hij ziet daardoor geen verbetering.
4.2.
De arts in opleiding tot specialist licht toe dat betrokkene in de afgelopen periode regelmatig - al dan niet met toegestaan verlof - thuis heeft verbleven. Anders dan betrokkene ziet zij dat er met de tot dusver klinisch en ambulant geboden zorg vooruitgang is geboekt. Het gedrag van betrokkene is in de afgelopen periode verbeterd. Ook stelt hij zich meer open voor gesprekken met zijn behandelaars en is hij beter in de samenwerking.
Daardoor is op dit moment de mogelijkheid tot ambulante behandeling voldoende geborgd. Betrokkene gaat dan ook per 8 januari aanstaande met ontslag en zijn behandeling zal vanaf die datum in ambulante vorm worden voortgezet. Van belang is volgens haar dat al de verzochte zorgvormen, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding en het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, toegepast kunnen blijven worden. Dit betekent dat tevens over een opname mogelijkheid en de daaraan verwante zorgvormen dient te kunnen worden beschikt, indien ambulante zorg niet langer toereikend is.
4.3.
De psychiater sluit zich aan bij hetgeen door de arts in opleiding tot specialist naar voren is gebracht. Hij wijst meer specifiek op het nog steeds aanwezige risico dat betrokkene terugvalt op het gebruik van middelen (speed) en het mogelijke gevolg van ernstig nadeel in de vorm van (verbale) agressie en ernstige maatschappelijke teloorgang. De door de aios besproken zorgvormen acht hij dus ook noodzakelijk om de terugkeer van betrokkene naar huis voldoende verantwoord en veilig te kunnen laten plaats vinden. Dit echter met de kanttekening dat voor het toepassen van opname en de daaraan verwante zorgvormen in zijn visie -steeds- een periode van maximaal twee maanden toereikend zal zijn.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat hij uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling concludeert dat voor zijn cliënt verplichte zorg ook op dit moment nog noodzakelijk is. In dat verband wijst hij erop dat, naast een belangrijke verbetering in zijn gedrag en in de samenwerking, betrokkene ook nog van enige ambivalentie blijk geeft. Betrokkene zal bovendien per 8 januari aanstaande met ontslag gaan. Rekening houdend met al deze factoren lijkt verplichte zorg - mede bedoeld bij wijze van extra vangnet - nog steeds noodzakelijk. Wel stelt hij zich namens betrokkene op het standpunt, in het geval dat de rechtbank mocht besluiten een zorgmachtiging te verlenen, dat de verplichte zorg die ziet op een opnamemogelijkheid, alsook de daaraan direct verwante zorgvormen in duur dienen te worden beperkt tot een periode van in totaal zes weken of althans niet langer dan twee maanden.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken en de mondelinge behandeling genoegzaam dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de medische verklaring gediagnosticeerd als schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen.
5.3.
Daarnaast blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling ook genoegzaam dat het door zijn stoornis veroorzaakt gedrag van betrokkene leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de vorm van:
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.5.
Uit de stukken, de toelichting van de behandelaars en de opstelling van betrokkene zelf blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat betrokkene niet, althans onvoldoende bereid en ook niet intrinsiek gemotiveerd is om vrijwillig aan de voor hem noodzakelijk geachte zorg consequent mee te (blijven) werken. Daarom is verplichte zorg nodig.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat in elk geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder in dit geval te verstaan dat betrokkene periodiek en op door zijn ambulant behandelteam te bepalen wijze en frequentie contact met dat ambulant behandelteam moet blijven houden;
De hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg zullen dus worden toegewezen voor de
gehele duur van de machtiging.
Gebleken is voorts dat om het ernstig nadeel af te wenden echter óók toepassing van de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk kan zijn:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
Deze zorgvormen zullen dus ook, maar omdat zij bedoeld zijn om tijdig te kunnen ingrijpen indien betrokkene alsnog ontregelt of dreigt te ontregelen, dan wel zich aan ambulante behandeling/begeleiding onttrekt en/of ambulante behandeling om andere redenen niet langer toereikend is, geclausuleerd zoals hierna in het dictum omschreven worden toegewezen.
Gebleken is tenslotte dat voor andere vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat andere dan de hiervóór genoemde vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de zorgmachtiging worden verleend voor een periode van twaalf maanden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene] , geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ;
6.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 5.6 kunnen worden getroffen, met dien verstande dat de in 5.6 genoemde vormen van verplichte zorg:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie,
pas indien en vanaf het moment dat betrokkene alsnog ontregelt of dreigt de ontregelen, dan wel zich aan ambulante behandeling/begeleiding onttrekt en/of ambulante behandeling om andere redenen niet langer toereikend is, en in dat geval steeds voor een periode van maximaal twee maanden en nooit langer dan tot en met de einddatum van de machtiging kunnen worden toegepast;
6.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 januari 2026;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2025 door mr. Van Dun, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 10 januari 2025
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.