Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- cliënt, bijgestaan door waarnemend advocaat mr. G.H.M. van Laarhoven;
- mevrouw [naam 1], casemanager dementie;
- de echtgenote van cliënt;
- de zoon van cliënt.
2.Het verzoek
3.De standpunten
4.De beoordeling
4.2. De rechtbank is evenwel van oordeel dat deze termijnoverschrijding niet betekent dat het verzoek niet zou kunnen worden behandeld. Art 26 lid 1 Wzd stelt immers wel een termijn, maar noch uit dit wetsartikel of enig ander artikel in de Wzd, noch anderszins blijkt dat de termijn van drie weken is bedoeld als fatale termijn, die bij niet naleving tot niet ontvankelijkheid leidt of kan leiden. De rechtbank kan het verzoek dus behandelen.