ECLI:NL:RBZWB:2025:932

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/02/431477 / FA RK 25-554
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling van cliënt met dementie en agressief gedrag

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1951, die lijdt aan dementie en agressief gedrag vertoont. Het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en was noodzakelijk vanwege het risico op ernstig nadeel voor de cliënt en zijn omgeving. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de cliënt, zijn advocaat, een specialist ouderengeneeskunde en een verzorgende aanwezig waren. Tijdens de behandeling werd duidelijk dat de cliënt niet in staat was om coherent te antwoorden op vragen en dat er sprake was van desoriëntatie en agressief gedrag, zowel thuis als in de zorgaccommodatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt volledig afhankelijk was van ondersteuning in zijn thuissituatie en dat er onvoorspelbaar fysiek agressief gedrag was. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de cliënt niet thuis kan worden verzorgd en dat de benodigde zorg en begeleiding niet kan worden geboden. De rechtbank concludeert dat er een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, en dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit te voorkomen. De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 20 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/431477 / FA RK 25-554
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Beschikking voortzetting inbewaringstelling
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1951 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen cliënt,
wonende in [woonplaats] ,
verblijvende te [plaats] , [zorgaccommodatie] , [afdeling] ,
advocaat mr. M. Janse te Halsteren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 4 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 februari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de heer [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
  • de heer [naam 2] , verzorgende.
Tevens was aanwezig mevrouw [naam 3] , psycholoog in opleiding.

2.Wat vaststaat

Cliënt verblijft met een inbewaringstelling in [zorgaccommodatie] . De burgemeester van Moerdijk heeft de inbewaringstelling op 3 februari 2025 genomen.

3.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voorzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Cliënt leest in eerste instantie fragmenten voor uit een boek dat voor hem op tafel ligt. Vervolgens geeft hij niet altijd even goed verstaanbaar en onsamenhangend antwoord op vragen. Het ene moment lijkt dat antwoord in te houden dat cliënt het in de instelling waar hij verblijft naar zijn zin heeft, maar op een ander moment lijkt dit antwoord in te houden dat hij uit de instelling waar hij verblijft wil vertrekken.
4.2.
De specialist ouderengeneeskunde licht toe dat sprake is van een duidelijke dementie, gepaard gaande met desoriëntatie in tijd en plaats, afasie en apraxie. Cliënt heeft thuis meermalen fysiek agressief gedrag laten zien naar zijn echtgenote. Ook gedurende het korte verblijf tot nu toe in de zorgaccommodatie heeft zich een escalatie voorgedaan in de vorm van verbale en fysieke agressie van cliënt. Op een concrete vraag van de rechter of cliënt terug naar huis kan geeft de specialist ouderengeneeskunde aan dat dit naar zijn oordeel niet mogelijk is. Volgens hem kan de zorg en begeleiding die cliënt nodig heeft thuis niet worden geboden.
4.3.
De verzorgende van cliënt onderschrijft de visie van de specialist ouderengeneeskunde. Aanvullend merkt hij op dat naar aanleiding van de escalatie in de zorgaccommodatie aan cliënt medicatie is toegediend. Daarmee is de rust wedergekeerd, maar niet gezegd is dat dit zo blijft. De verzorgende merkt voorts nog op dat uit contacten met de familie van cliënt is gebleken dat zij de mening van de specialist ouderen-geneeskunde onderschrijven.
4.4.
De advocaat van cliënt voert aan dat zij op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling geen opmerkingen heeft ten aanzien van de bij haar cliënt (vermoedelijk) aanwezige psychogeriatrische stoornis en het bestaan van of het aanzienlijk risico op daaruit veroorzaakt ernstig nadeel. Verder stelt zij vast dat haar cliënt, mogelijk omdat hij nog maar kort in de zorgaccommodatie verblijft, wisselende antwoorden geeft wanneer hem wordt gevraagd of hij in de zorgaccommodatie opgenomen wil blijven. Zij concludeert daaruit dat in elk geval van een volledig vrijwillig verblijf van haar cliënt in de zorgaccommodatie op dit moment niet kan worden gesproken. Met deze toelichting wenst zij zich ten aanzien van het verzoek te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging tot voortzetting inbewaring-stelling. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling genoegzaam dat sprake is van gedrag van cliënt dat leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op onmiddellijk dreigend ernstig nadeel op:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.3.
Ook blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling genoegzaam dat sprake is van een vermoeden dat het gedrag van cliënt, waardoor dit ernstig nadeel wordt veroorzaakt, voortvloeit uit een psychogeriatrische aandoening samen met een psychische stoornis, te weten dementie, vermoedelijk de ziekte van Alzheimer.
5.4.
Het ernstig nadeel is zodanig onmiddellijk dreigend dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Cliënt was voorafgaand aan de inbewaringstelling in de thuissituatie voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen volledig afhankelijk van ondersteuning, geboden door zijn echtgenote. Verder was er sprake van onvoorspelbaar fysiek agressief gedrag van cliënt naar zijn echtgenote en van dwaalgedrag in de directe omgeving van de echtelijke woning. Ook tijdens het verblijf in de zorgaccommodatie heeft zich een incident voorgedaan, waarbij cliënt verbale en fysieke agressie heeft laten zien. Medicatie toediening bleek op dat moment noodzakelijk om de situatie voldoende te stabiliseren. Uit de toelichting van de specialist ouderengeneeskunde en de verzorgende blijkt dat, hoewel cliënt momenteel rustig is, zij geen zekerheid kunnen verschaffen dat dit zo zal blijven.
5.5.
Voortzetting van de inbewaringstelling is noodzakelijk en geschikt om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt verzet zich hiertegen. Uit de stukken blijkt dat cliënt in eerste instantie op verbale wijze heeft laten blijken niet in de zorgaccommodatie te willen blijven. Meer recent heeft hij in de nacht rondgelopen op de afdeling in een poging deze te verlaten en daarbij op de deuren van andere bewoners geslagen. Tijdens de mondelinge behandeling is door cliënt wisselend gereageerd op aan hem gestelde vragen of hij in de zorgaccommodatie opgenomen wil blijven. De rechtbank concludeert daaruit dat cliënt niet, althans onvoldoende bereid en intrinsiek gemotiveerd is om aan de door de specialist ouderengeneeskunde noodzakelijk geachte voortzetting van de inbewaringstelling vrijwillig mee te (blijven) werken.
5.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.7.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen voor de duur van 6 weken.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor
[cliënt] , geboren op [geboortedag] 1951 in [geboorteplaats] ;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 maart 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2025 door mr. Van Dun, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 19 februari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.