Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
- de heer [naam 2] , verzorgende.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1951, die lijdt aan dementie en agressief gedrag vertoont. Het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en was noodzakelijk vanwege het risico op ernstig nadeel voor de cliënt en zijn omgeving. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de cliënt, zijn advocaat, een specialist ouderengeneeskunde en een verzorgende aanwezig waren. Tijdens de behandeling werd duidelijk dat de cliënt niet in staat was om coherent te antwoorden op vragen en dat er sprake was van desoriëntatie en agressief gedrag, zowel thuis als in de zorgaccommodatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt volledig afhankelijk was van ondersteuning in zijn thuissituatie en dat er onvoorspelbaar fysiek agressief gedrag was. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de cliënt niet thuis kan worden verzorgd en dat de benodigde zorg en begeleiding niet kan worden geboden. De rechtbank concludeert dat er een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, en dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit te voorkomen. De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 20 maart 2025.