Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- betrokkene, bijgestaan door waarnemend advocaat mr. B.G.M. Frencken;
- de heer [naam], psychiater.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2025 uitspraak gedaan over de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1986. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die op 1 februari 2025 door de burgemeester van Tilburg was genomen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene en haar psychiater zijn gehoord. De betrokkene gaf aan dat zij zich voldoende stabiel voelde om uit de geestelijke gezondheidszorg (Ggz) instelling te worden ontslagen, maar de psychiater stelde dat haar situatie nog onvoldoende was gestabiliseerd en dat voortgezette zorg noodzakelijk was. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gedrag dat leidde tot onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank verleende de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, waarbij de noodzakelijke vormen van verplichte zorg werden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven waren en dat de verplichte zorg evenredig en effectief was. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2025.