In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. Betrokkene, geboren in 1964, verblijft in een accommodatie en is onderworpen aan een crisismaatregel die door de burgemeester van Gorinchem is opgelegd op 31 januari 2025. De rechtbank heeft de procedure op 6 februari 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij verschillende getuigen zijn gehoord, waaronder een verpleegkundig specialist en een psychiater. De officier van justitie verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, met het oog op het toedienen van medicatie en andere noodzakelijke zorgvormen.
Betrokkene heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij de crisisopname niet wenst voort te zetten en dat hij zich niet herkent in de medische verklaring die zijn psychische stoornis bevestigt. De verpleegkundig specialist en psychiater hebben echter verklaard dat betrokkene in een psychotische toestand verkeerde en dat zijn gedrag een ernstig risico voor zichzelf en anderen met zich meebrengt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat de crisismaatregel noodzakelijk is om de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving te waarborgen.
De rechtbank heeft de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, met inachtneming van de medische noodzaak en de risico's die betrokkene met zich meebrengt. De machtiging geldt tot en met 27 februari 2025, en de rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie voor andere zorgvormen afgewezen, omdat daarvoor geen noodzaak bestond. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Dun, rechter, in aanwezigheid van de griffier.