ECLI:NL:RBZWB:2025:941

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/02/421009 / HA ZA 24-164 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • B. Bosters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen op social media en Whatsapp door gedaagde over eiser, met afwijzing van schadevergoeding en rectificatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, een Hindoestaanse priester, gedaagde aangeklaagd wegens onrechtmatige uitlatingen die zij op social media en via Whatsapp heeft gedaan. Eiser vorderde een verklaring voor recht dat gedaagde zich onrechtmatig heeft uitgelaten, een rectificatie en een schadevergoeding van € 2.250,00. Gedaagde had via Whatsapp berichten gestuurd naar de goeroe van een mandir, waarin zij eiser beschuldigde van oplichting en andere misstanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitlatingen van gedaagde, met name de benaming 'kruikelwater pandit', onrechtmatig waren, omdat deze ongefundeerd waren en schadelijke gevolgen voor eiser konden hebben. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd van immateriële schade en dat de gevorderde rectificatie niet werd toegewezen, omdat niet was aangetoond dat eiser schade had geleden door het handelen van gedaagde. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitgesproken op 19 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/421009 / HA ZA 24-164
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.P. van Knippenbergh,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M. IJzelenberg.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 mei 2024, met de daarin genoemde stukken,
- de akte overleggen producties van [eiser] , met producties A en B,
- de akte overleggen producties van [eiser] , met producties C t/m E.
- de mondelinge behandeling van 15 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Mr. Van Knippenbergh en mr. IJzelenberg hebben beiden spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] was een pandit, een Hindoestaanse priester. [gedaagde] had een relatie met de heer [naam 1] . De relatie is verbroken. [eiser] is bevriend met [naam 1] .
2.2.
Op social media zijn uitlatingen geplaatst over iemand die daarbij ‘kruikelwater pandit’ wordt genoemd. Met deze benaming wordt verwezen naar iemand die in een televisieprogramma als oplichter is ontmaskerd, nadat deze persoon beweerde ziektes te kunnen genezen met zogenoemd kruikelwater.
2.3.
[gedaagde] heeft via Whatsapp berichten gestuurd aan de heer [naam 2] , de goeroe (geestelijk leider) van een mandir (een Hindoestaanse tempel) en tevens de leermeester van [eiser] . In de berichten wordt onder meer geschreven:
“Ik wou dit niet doen, maar pandiet [eiser] is een schande voor jullie mandhier. Ik ben persoonlijk ook geweest in jullie mandhier en om gem [naam 3] velen niet meer komen hij is bekend als kruikelwater pandiet er staan tal van aangiften tegen hem. (…) Hij wilt een bijeenkomst regelen in uw mandhier wel als u politie voor de deur wilt stem maar toe. Deze man spoort niet. Hij vraagt mensen 600 euro voor ghra Shanti. (…) Dit zal u mandhier veel schade toe richten want nu gaat alle bewijzen ook naar gemeente ivm zijn bijstanduitkering en nu een onderzoek tegen hem. Wat u het beste wilt voor de gemeenschap is aan u”
en
“Mijn plicht was u op de hoogte te stellen dat om hem nu een onderzoek zal plaats vinden. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat [gedaagde] zich onrechtmatig jegens [eiser] heeft uitgelaten, dat [gedaagde] een rectificatie moet plaatsen op straffe van een dwangsom en dat [gedaagde] € 2.250,00 aan immateriële schade aan [eiser] moet betalen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [gedaagde] heeft zich onrechtmatig over [eiser] uitgelaten door hem op social media en in Whatsappberichten een ‘kruikelwater pandit’ te noemen en beschuldigingen over hem geuit. Door de uitlatingen van [gedaagde] is [eiser] zijn functie als pandit kwijtgeraakt. Ook heeft hij immateriële schade geleden door de uitlatingen, omdat hij momenteel onder behandeling is bij een psycholoog. [gedaagde] moet op social media een rectificatie plaatsen om de goede naam van [eiser] te herstellen binnen de Hindoestaanse gemeenschap.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Zij betwist dat haar uitlatingen, voor zover vaststaat dat deze door haar zijn gedaan, betrekking hebben op [eiser] , op haar Whatsapp-berichten aan de heer [naam 2] na. [gedaagde] betwist dat de uitlatingen negatief of onrechtmatig zijn. De Whatsapp-berichten vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Ook betwist zij dat die berichten aan derden zijn gericht. Niet staat vast dat [eiser] zijn functie als pandit is verloren als gevolg van de uitlatingen. Ook staat niet vast dat [eiser] immateriële schade heeft geleden als gevolg van de uitlatingen. De plaatsing van een rectificatie dient geen belang.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de diverse uitlatingen op enerzijds social media en anderzijds Whatsapp (i) afkomstig zijn van [gedaagde] , (ii) deze gericht zijn jegens [eiser] , (iii) onrechtmatig zijn en of (iv) [eiser] recht heeft op een schadevergoeding en (v) [gedaagde] een rectificatie moet plaatsen. Deze onderdelen zullen hierna afzonderlijk worden beoordeeld.
Uitlatingen afkomstig van [gedaagde] ?
4.2.
Eerst moet vast komen te staan of (een deel van) de uitlatingen, zoals deze door [eiser] zijn overgelegd, zijn geuit door [gedaagde] . Daarbij gaat het om berichten en een livestream (productie B van [eiser] ) op TikTok, berichten op Whatsapp, zoals omschreven onder rov. 2.3, alsmede een e-mail gericht aan de heer [naam 1] .
4.3.
Ten aanzien van voornoemde Whatsapp-berichten, staat vast dat deze van [gedaagde] afkomstig zijn. Ten aanzien van voornoemde e-mail heeft [gedaagde] niet betwist dat deze ook van haar afkomstig is.
4.4.
Ten aanzien van de berichten op TikTok hebben partijen ter zitting toegelicht dat de vriendengroep van [gedaagde] en [naam 1] verdeeld is geraakt na het verbreken van hun relatie. Over en weer zijn meerdere nepprofielen aangemaakt op social media, waarin diverse uitlatingen zijn gedaan over en weer. Daarbij zijn ook berichten geplaatst over zowel [eiser] , als [gedaagde] .
4.5.
[gedaagde] heeft bij enkele social media berichten betwist dat de uitlatingen waarin een persoon wordt gekwalificeerd als “kruikelwater pandit” van haar afkomstig zijn. Bij andere berichten afkomstig van de account “ [accountnaam 1] ” heeft [gedaagde] niet betwist dat deze van haar afkomstig zijn, maar aangevoerd dat daarin niet wordt gesproken over [eiser] . De rechtbank stelt derhalve vast dat het profiel ‘ [accountnaam 1] ’ toebehoort aan [gedaagde] en dat de reacties op social media die onder die profielnaam zijn geplaatst aan haar te relateren zijn.
4.6.
Ten aanzien van de andere berichten waarnaar [eiser] verwijst is onvoldoende onderbouwd dat deze afkomstig zijn van [gedaagde] , waardoor dit niet is komen vast te staan.
Hebben de uitlatingen betrekking op [eiser] ?
4.7.
Vervolgens is het de vraag of de uitlatingen van [gedaagde] betrekking hebben op [eiser] .
4.8.
Weliswaar wordt in de reacties op social media gesproken over een kruikelwater pandit, maar de naam van [eiser] wordt daarbij niet genoemd. Datzelfde geldt voor de e-mail die [gedaagde] heeft gericht aan [naam 1] . Ter zitting heeft mr. IJzelenberg onweersproken aangevoerd dat [gedaagde] meerdere pandits bezocht. Het staat daarom niet onomstotelijk vast dat de reacties en de e-mail betrekking hebben op [eiser] .
4.9.
De Whatsappberichten en de livestream van profiel ‘ [accountnaam 1] ’op social media (productie B van [eiser] ) hebben daarentegen wél betrekking op [eiser] . Zo verwijst [gedaagde] in de Whatsapp-berichten naar “pandiet [eiser] ”, de voornaam van [eiser] . In de livestream spreekt [gedaagde] over “deze [accountnaam 2] , deze kruikelwater pandit”. Op het scherm is de profielnaam ‘ [accountnaam 2] ’ te zien. Ter zitting heeft [eiser] onweersproken verklaard dat zijn profielnaam op social media ‘ [accountnaam 2] ’ is.
Zijn de uitlatingen onrechtmatig?
4.10.
Nu vaststaat dat in ieder geval de Whatsapp-berichten en één van de livestreams afkomstig zijn van [gedaagde] én dat deze betrekking hebben op [eiser] , is het de vraag in hoeverre sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde] . Aan de ene kant heeft [gedaagde] het recht op vrije meningsuiting, aan de andere kant heeft [eiser] het recht ter bescherming van eer en goede naam. Voor het antwoord op de vraag welk recht zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welke van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag moet geven, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan worden gedacht aan de aard van de uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de uitlatingen betrekking hebben, de ernst van de mogelijke misstand die aan de kaak wordt gesteld, de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, de totstandkoming en de inkleding van de uitlatingen, het gezag van het gebruikte medium, de maatschappelijke positie van de betrokken persoon.
4.11.
Tussen partijen staat vast dat met de uiting “kruikelwater pandit” in het licht van de hiervoor genoemde televisie-uitzending oplichter is bedoeld. In de Whatsapp-berichten uit [gedaagde] beschuldigingen over [eiser] aan de goeroe van de mandir, waaronder dat er aangiftes tegen hem zijn ingediend en dat er een onderzoek loopt in verband met een bijstandsuitkering. Ook heeft zij hem een kruikelwater pandit genoemd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de goeroe van de mandir wilde waarschuwen voor [eiser] .
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] de ernst van haar beschuldigingen had moeten inzien, mede gelet op de gevolgen die dit voor [eiser] kon hebben. Uit de strekking van het bericht blijkt dat [gedaagde] de intentie had om [eiser] uit de mandir te weren. Uit het bericht blijkt niet dat [gedaagde] enige onderbouwing had voor het door haar geuite standpunt.
4.13.
Hoewel [gedaagde] mogelijk misstanden aan de kaak heeft willen stellen, zoals kennelijk het vragen van € 600,00 voor een ceremonie, is het bericht niet gemotiveerd of onderbouwd met aantoonbare feiten en dat terwijl de gevolgen van het bericht groot konden zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat [gedaagde] zich met het Whatsapp-bericht onrechtmatig heeft uitgelaten over [eiser] .
4.14.
In haar livestream noemt [gedaagde] [eiser] een kruikelwater pandit, onder verwijzing naar de profielnaam van [eiser] . Hierdoor maakt [gedaagde] een duidelijke koppeling tussen [eiser] en de belediging. Zij geeft daarbij geen onderbouwing waarom zij vindt dat [eiser] een oplichter zou zijn of welke feiten aan de uiting ten grondslag liggen. Ook weegt de rechtbank mee dat [eiser] ter zitting onweersproken heeft gesteld dat [gedaagde] een grote hoeveelheid volgers heeft, waardoor haar uitlating een groot bereik heeft gehad, waardoor zij had moeten voorzien dat de gedane, ongefundeerde uitingen nadelige gevolgen voor [eiser] kon hebben. Dat de uitlatingen zijn gedaan op social media, maakt dit niet anders.
4.15.
Alle omstandigheden afwegend, oordeelt de rechtbank dat [gedaagde] zich in haar livestream onrechtmatig heeft uitgelaten jegens [eiser] door hem ongefundeerd een kruikelwater pandit te noemen.
4.16.
Gelet op het voornoemde zal de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht toewijzen.
Aanspraak vergoeding immateriële schade?
4.17.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij als gevolg van de uitlatingen van [gedaagde] nadeel heeft ondervonden in de vorm van een ‘ontslag’ uit de mandir als pandit. Niet, althans onvoldoende, is vast komen te staan dat [eiser] als gevolg van de uitlatingen van [gedaagde] is ontslagen als pandit. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij het aantal ceremonies in de mandir op dat moment al aan het afbouwen was. Er is geen schriftelijk bewijs dat [eiser] de deur zou zijn gewezen. Het is daarom niet duidelijk of sprake is van wel of geen eigen vertrek uit de mandir.
4.18.
Verder heeft [eiser] geen bewijs overgelegd van zijn stelling dat hij wegens klachten bij een psycholoog in behandeling is en dat die klachten het gevolg zijn van de uitlatingen van [gedaagde] . Er zijn dus onvoldoende concrete gegevens aangevoerd waaruit blijkt dat [eiser] in zijn persoon is aangetast op dusdanige wijze dat daarvoor een immateriële schadevergoeding zou moeten worden toegewezen. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Rectificatie door [gedaagde] ?
4.19.
Hoewel vaststaat dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld, is niet vast komen te staan dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van dat handelen. In dat licht ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om de gevorderde rectificatie toe te wijzen.
4.20.
Daarbij overweegt de rechtbank ten overvloede dat een rectificatie voor beide partijen negatieve gevolgen kan hebben. Ter zitting is aangevoerd dat niet alleen [eiser] en [gedaagde] zich negatief over elkaar uitlaten, maar dat hun omgeving dat ook doet, al dan niet via nepprofielen. Door het plaatsen van een rectificatie wordt deze kwestie opnieuw onder de aandacht gebracht van vrienden en volgers. Partijen doen er verstandig aan om niet alleen zichzelf te weerhouden van verdere uitlatingen over elkaar, maar om hun omgeving ertoe te bewegen dat ook niet meer te doen.
Proceskosten
4.21.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] zich onrechtmatig jegens [eiser] heeft uitgelaten,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bosters en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.