ECLI:NL:RBZWB:2025:946

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
11377780 \ CV EXPL 24-5497
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming huurwoning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025 uitspraak gedaan over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen de eisende partij, IMMO Huurwoningfonds, en de gedaagde partij, vertegenwoordigd door een bewindvoerder. De zaak betreft een huurachterstand die is opgelopen tot € 2.155,60, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De partijen hebben een voorwaardelijk vonnis gevraagd waarin afspraken zijn vastgelegd over de aflossing van de huurachterstand en de lopende huurverplichtingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden en dat de gedaagde de huurwoning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moet ontruimen, tenzij aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en bijkomende kosten, en de rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en bevat belangrijke bepalingen over de betalingsverplichtingen van de gedaagde en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11377780 \ CV EXPL 24-5497
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
STICHTING IMMO HUURWONINGFONDS 3,
te Eindhoven,
eisende partij,
hierna te noemen: IMMO Huurwoningfonds,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[bewindvoerder] , VENNOOT VAN [bedrijf] ,in hoedanigheid van bewindvoerder van
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
De bewindvoerder zal in diens hoedanigheid (q.q.) verder “ [gedaagde] ” worden genoemd,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag of de huurovereenkomst tussen verhuurder IMMO Huurwoningfonds en [gedaagde] als huurder moet worden ontbonden en de huurwoning moet worden ontruimd door een huurachterstand. Partijen hebben gevraagd om een voorwaardelijk vonnis met hierin de afspraken die partijen hebben gemaakt.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 november 2024 met de daarin genoemde stukken;
- de akte van IMMO Huurwoningfonds van 29 januari 2025 met hierin afspraken over een betalingsregeling tussen partijen.
2.2.
Daarna heeft de kantonrechter een vonnisdatum bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn het eens geworden over het volgende:
a. de huurachterstand berekend tot en met de huur over de maand januari 2025 bedraagt € 2.155,60 (inclusief € 339,41 aan buitengerechtelijke incassokosten en
€ 26,96 aan wettelijke rente tot 17 oktober 2024);
Huurder moet de proceskosten betalen, vast te stellen op € 904,39 (€ 137,39 voor de dagvaarding, € 496,00 voor griffierecht, € 271,00 voor gemachtigdesalaris (1 punt x € 271,00 voor de dagvaarding);
Partijen spreken af dat de totale schuld wegens huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten wordt vastgesteld op een bedrag van € 3.059,99, welk bedrag [gedaagde] in opeenvolgende maandelijkse termijnen van € 100,00 per maand zal aflossen aan IMMO Huurwoningfonds;
De onder c) genoemde termijnen worden overgemaakt op het rekeningnummer [rekeningnummer] , onder vermelding van het dossiernummer [nummer] ;
De eerste termijn zal uiterlijk vóór 1 februari 2025 worden betaald, de volgende termijnen steeds uiterlijk vóór de eerste dag van de maand;
[gedaagde] zal blijven voldoen aan de lopende huurverplichtingen aan IMMO Huurwoningfonds, te betalen steeds uiterlijk op de eerste dag van de maand;
Als [gedaagde] meer dan veertien dagen in gebreke blijft met de voldoening van enige termijn en/of met de lopende huurverplichtingen vanaf februari 2024, is zij in verzuim zonder dat een ingebrekestelling is vereist en is hij het gehele nog uitstaande bedrag (inclusief de nog niet verschenen termijnen) direct verschuldigd.
3.2.
IMMO Huurwoningfonds wijzigt haar geldvordering tot wat [gedaagde] op grond van de hiervoor genoemde afspraken verschuldigd is en verzoekt de gevorderde ontbinding en ontruiming voorwaardelijk uit te spreken. [gedaagde] verzet zich niet tegen toewijzing van de gewijzigde vordering tot voorwaardelijke ontbinding en ontruiming.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan IMMO Huurwoningfonds te betalen een bedrag van € 3.059,99 aan achterstallige huur tot en met de huur over de maand januari 2025, buitengerechtelijke incassokosten, rente tot 17 oktober 2024 en proceskosten;
4.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning te ( [postcode] ) [plaats] aan het [adres] en veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al haar spullen en alle gebruikers van de woning (die geen medebewoners zijn) te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van IMMO Huurwoningfonds te stellen, indien en zodra aan tenminste één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • [gedaagde] is in gebreke met de voldoening van enige termijn van € 100,00 per maand van de hiervoor onder 3.1. c) bedoelde aflossingsverplichting; en/of
  • [gedaagde] is, gedurende de periode van de aflossingsverplichting, in gebreke met de voldoening van enige termijn van de maandelijkse huur als bedoeld onder 3.1. f);
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan IMMO Huurwoningfonds te betalen een bedrag van € 984,23 per maand, voor iedere ingegane maand vanaf 1 februari 2025 tot het tijdstip van ontbinding van de huurovereenkomst en een bedrag van € 984,23 per maand voor iedere ingegane maand na de ontbinding van de huurovereenkomst tot de feitelijke ontruiming van het gehuurde;
4.4.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.