ECLI:NL:RBZWB:2025:949

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
11205159 \ CV EXPL 24-3529
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen dwaling bij koop tweedehands auto; mededelingsplicht en non-conformiteit niet geschonden

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of er sprake is van dwaling bij de koop van een tweedehands auto door eiser, en of de verkoper, [gedaagde 1], zijn mededelingsplicht heeft geschonden. Eiser heeft op 1 juli 2022 een tweedehands Peugeot 3008 gekocht voor € 19.200,00. Na de aankoop heeft eiser diverse onderhoudskosten gemaakt, waaronder de vervanging van de distributieriem en andere onderdelen. Eiser stelt dat hij gedwaald is bij de koop, omdat hij niet op de hoogte was van de onderhoudsbehoefte van de auto, en vordert schadevergoeding van [gedaagde 1]. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van dwaling, omdat [gedaagde 1] voldoende informatie heeft verstrekt over het onderhoudsverleden van de auto. De kantonrechter concludeert dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de auto non-conform was op het moment van aflevering. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11205159 \ CV EXPL 24-3529
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [naam 1] (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.),
tegen

1.[gedaagde 1] V.O.F.,

te [plaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
gemachtigde: mr. M.J.A. Arts,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 3] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. M.J.A. Arts,
3.
[gedaagde 3] B.V.,
te [plaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde 3] ,
verschenen bij de heer [naam 2] (directeur),
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [eisers]

1.De zaak in het kort

Deze procedure gaat ten eerste over de vraag of sprake is geweest van dwaling door [eiser] bij de koop van een tweedehands auto doordat [gedaagde 1] een mededelingsplicht heeft geschonden. Ten tweede is de vraag aan de orde of sprake is van een non-conforme auto en [eisers] als gevolg daarvan herstel- en onderhoudskosten aan [eiser] moeten betalen. De kantonrechter oordeelt dat beide vragen ontkennend moeten worden beantwoord. Hieronder zal zij uitleggen waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 september 2024 en de daarin opgenomen processtukken;
- de akte wijziging (vermeerdering) van eis met producties van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling van 15 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 1 juli 2022 heeft [eiser] voor € 19.200,00 een tweedehands Peugeot 3008 bij [gedaagde 1] gekocht. De auto had op dat moment 134.196 kilometer op de teller en was vier jaar en vijf maanden oud.
3.2.
Op 3 augustus 2023 is na een terugroepactie de distributieriem van de auto door [garagebedrijf 1] gecontroleerd. [garagebedrijf 1] rapporteert daarover ‘
Breedte van de distributieriem gecontroleerd, deze is conform Softwareupdate van het motormanagementsysteem uitgevoerd’.
3.3.
Op 19 januari 2024 is door [garagebedrijf 2] de distributieriem van de auto vervangen. [eiser] heeft hiervoor € 1.008,96 betaald.
3.4.
Per brief van 21 februari 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde 1] geschreven dat er gebreken aan de auto zijn. In deze brief staat dat het gaat om het meer dan gemiddeld moeten vervangen van de distributieriem en een hoger olieverbruik dan een vergelijkbare auto. Daarnaast hadden de remblokken en remschijven volgens [eiser] bij de verkoop van de auto vervangen moeten worden. De gemachtigde schrijft dat [eiser] heeft gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst en gecompenseerd wil worden voor de herstelkosten ter hoogte van € 3.813,76.
3.5.
Per brief van 21 februari 2024 heeft [gedaagde 1] laten weten de kosten niet aan [eiser] te betalen.
3.6.
In de periode maart 2024 tot en met mei 2024 hebben de gemachtigden van [eiser] en [gedaagde 1] met elkaar gecorrespondeerd. Dat heeft niet tot een onderlinge oplossing geleid.
3.7.
Op 23 december 2024 heeft [garagebedrijf 2] een offerte opgesteld voor vervanging van de motor. Op deze offerte staat een bedrag van € 7.260,00 vermeld.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert, samengevat, na vermeerdering van eis:
I. primair betaling van € 7.260,00 aan herstelkosten en € 3.816,76 aan onderhoudskosten;
II. subsidiair herstel c.q. vervanging van de motor en betaling van € 3.816,76 aan onderhoudskosten;
III. meer subsidiair een door de kantonrechter te bepalen bedrag ter opheffing van het nadeel.
[eiser] vordert ook betaling van de wettelijke rente, € 505,00 aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
4.2.
[eiser] legt aan zijn primaire vordering het volgende ten grondslag. [eiser] heeft gedwaald bij de koop van de auto (art. 6:228 lid 1 sub b BW). Als [eiser] had geweten dat de auto meer onderhoud nodig heeft dan een soortgelijke auto, dan had [eiser] deze auto niet onder dezelfde voorwaarden gekocht. [gedaagde 1] had [eiser] er bij de verkoop van de auto over moeten informeren dat deze auto frequenter onderhoud nodig heeft dan een gemiddelde auto van deze leeftijd en prijsklasse. Dat heeft zij niet gedaan en daardoor is sprake van schending van de mededelingsplicht. [eisers] zijn gehouden [eiser] te compenseren voor het nadeel dat hij daardoor heeft ondervonden (art. 6:230 BW). Aan zijn subsidiaire en meer subsidiaire vordering legt [eiser] ten grondslag dat sprake is van non-conformiteit van de auto. [eiser] hoefde voor deze auto binnen deze prijsklasse niet de onderhoudskosten te verwachten die hij heeft gemaakt. Het gaat om kosten voor de distributieriem, remmen, olieverbruik en de motor.
4.3.
[eisers] voeren verweer. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] concluderen tot afwijzing van de vorderingen. Voor het geval de vordering wordt toegewezen, verzoeken zij daarbij geen uitvoerbaar bij voorraad verklaring uit te spreken. Tevens verzoeken [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om [eiser] in de proceskosten te veroordelen. [gedaagde 3] sluit zich aan bij het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Daarnaast vordert hij betaling van € 21,00 voor het twee keer aangetekend versturen van stukken naar de rechtbank.
4.4.
[eisers] voeren het volgende aan. Er is geen sprake van dwaling aangezien geen mededelingsplicht is geschonden. Ook is van non-conformiteit met betrekking tot de distributieriem, remmen, olieverbruik of de motor geen sprake. Ten tijde van dagvaarden was [eiser] al twee jaar eigenaar van de auto. De overgelegde facturen dateren van begin 2024 en de laatste vier maanden van 2023. In een periode van een jaar en 6,5 maand heeft [eiser] 26.000 kilometer met de auto gereden en ook daarna heeft hij nog vele kilometers in de auto gereden. De wettelijke beschermingstermijn uit het consumentenrecht en de Bovag garantietermijn waren al verstreken toen [eiser] zich voor het eerst met klachten bij [gedaagde 1] meldde. [eiser] heeft zich pas op 10 januari 2024 bij [gedaagde 1] gemeld en er heeft geen ingebrekestelling plaatsgevonden. [eiser] heeft ervoor gekozen de door hem gestelde gebreken bij een andere garage te laten repareren, waardoor [gedaagde 1] niet zelf een redelijke termijn heeft gehad onderzoek naar de gestelde klachten te doen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De eerste vraag die in deze procedure centraal staat is of sprake is geweest van dwaling door [eiser] bij de koop van de auto doordat [gedaagde 1] een mededelingsplicht heeft geschonden. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Hierna zal zij uitleggen waarom.
Toetsingskader dwaling en stelplicht en bewijslast
5.2.
[eiser] heeft een beroep gedaan op art. 6:228 lid 1 sub b BW. In dit artikel staat dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. De stelplicht en bewijslast hiervan rust op [eiser] , aangezien hij zich op de rechtgevolgen (in dit geval art. 6:230 BW) beroept.
Beroep op schending mededelingsplicht door [gedaagde 1] slaagt niet
5.3.
Bij de verkoop van de auto heeft [eiser] naar het onderhoudsverleden van de auto gevraagd. [gedaagde 1] heeft [eiser] verteld dat de distributieriem op 3 december 2021 na een terugroepactie is vervangen. Tijdens de zitting is door [gedaagde 1] toegelicht dat zij [eiser] het onderhoudsverleden van de auto heeft laten zien en dat toen ook is besproken dat de onderhoudsperiode van de distributieriem was terug gebracht naar zes jaar of 100.000 kilometer. Dit is door [eiser] niet weersproken. Met het laten zien van het onderhoudsverleden en het noemen van de aangepaste (geadviseerde) onderhoudstermijn voor de distributieriem heeft [gedaagde 1] [eiser] voldoende geïnformeerd. Het is niet zo dat, zoals [eiser] stelt, [gedaagde 1] hem er op had moeten wijzen dat er in zijn algemeenheid een probleem is met de distributieriem van de Peugeot 3008. Daar was bij de verkoop van de auto geen aanleiding voor. De distributieriem was ongeveer een half jaar voor de verkoop vervangen en bij de verkoop door [gedaagde 1] gecontroleerd. Er werden toen geen gebreken aan de distributieriem geconstateerd. In augustus 2023 is de distributieriem opnieuw na een terugroepactie gecontroleerd en ook toen werd er door [garagebedrijf 1] geen probleem met de distributieriem geconstateerd. Niet valt in te zien wat [gedaagde 1] bij de verkoop van de auto nog meer over de distributieriem tegen [eiser] had moeten zeggen dan zij heeft gedaan.
5.4.
Voor wat betreft het olieverbruik, de remmen en de motor heeft [eiser] onvoldoende uitgelegd wat [gedaagde 1] hem bij de verkoop van de auto hierover had moeten mededelen. Ook hiervan kan dus niet worden gezegd dat [gedaagde 1] een mededelingsplicht heeft geschonden. Verder merkt de kantonrechter nog op dat [eiser] een beroep doet op nadeelscompensatie (art. 6:230 lid 2 BW), maar niet onderbouwt waarom [gedaagde 1] de nog te maken kosten voor vervanging van de motor en alle onderhoudskosten die [eiser] vanaf de aanschaf van de auto heeft gemaakt, zou moeten betalen. Dit zou betekenen dat [eiser] helemaal geen onderhoudskosten betaalt, terwijl hij wel al langere tijd (inmiddels ruim 2,5 jaar) met de auto heeft gereden. Ook om die reden kan de vordering van [eiser] niet worden toegewezen.
5.5.
De conclusie is dat de primaire vordering van [eiser] wordt afgewezen.
Toetsingskader non-conformiteit en stelplicht en bewijslast
5.6.
De tweede vraag die in deze procedure centraal staat, is of sprake is van een non-conforme auto en [gedaagde 1] herstel- en onderhoudskosten aan [eiser] moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is en zal hierna uitleggen waarom.
5.7.
Niet in geschil is dat sprake is van een consumentenkoop. Dat betekent dat de regels over de consumentenkoop van toepassing zijn. Op grond van art. 7:17 lid 1 BW moet de afgeleverde zaak, in dit geval de auto, aan de overeenkomst beantwoorden. Art. 7:17 lid 2 BW bepaalt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Bij een consumentenkoop wordt in principe vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt indien de afwijking van hetgeen is overeengekomen zich binnen een jaar na aflevering openbaart (art. 7:18a lid 2 BW).
5.8.
Aangezien [eiser] zich op non-conformiteit van de auto en op de rechtsgevolgen van de door hem gestelde tekortkomingen beroept, rust op hem de stelplicht en bewijslast dat op het moment van aflevering van de auto sprake was van non-conformiteit.
[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van non-conformiteit
5.9.
Dat sprake is van non-conformiteit van de auto voor wat betreft de distributieriem, remmen, olieverbruik en motor is door [eiser] , gelet op de gemotiveerde betwisting door [eisers] , onvoldoende onderbouwd. Het is ontzettend vervelend dat [eiser] , zoals hij stelt, veel geld aan onderhoudskosten kwijt is. De stelling van [eiser] dat uit de gemaakte onderhoudskosten blijkt dat er
dusgebreken waren die al aanwezig waren bij aflevering van de auto, volgt de kantonrechter niet. Allereerst is van belang dat de distributieriem, het olieverbruik, de remmen en de motor vatbaar zijn voor slijtage dan wel een onderhoudsinterval hebben die afhankelijk is van het gebruik van de auto en het aantal kilometers dat met de auto wordt gereden. Ten tweede is er een wettelijk vermoeden dat de auto bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt als er binnen een jaar een afwijking is. Deze termijn was al verstreken toen [eiser] zich in januari 2024 voor het eerst bij [gedaagde 1] met klachten meldde en hij de distributieriem (door een andere garage) heeft laten vervangen. De Bovag garantietermijn was op dat moment ook al was verstreken.
Distributieriem
5.10.
Verder is van belang dat nergens uit blijkt dat de distributieriem tijdens de verkoop van de auto non-conform was. De distributieriem is voor de verkoop op 3 december 2021 vervangen, bij verkoop van de auto door [gedaagde 1] gecontroleerd en in augustus 2023 door [garagebedrijf 1] gecontroleerd. Toen was er in ieder geval geen aanleiding voor vervanging van de distributieriem. Op het moment dat [eiser] de distributieriem op 19 januari 2024 heeft laten vervangen, had [eiser] ruim 1,5 jaar met de auto gereden en heeft hij in die periode enkele tienduizenden kilometers met de auto gereden. Uit de omstandigheid dat de distributieriem op 19 januari 2024 is vervangen, kan niet worden afgeleid dat de distributieriem non-conform was ten tijde van de koop van de auto. De vervangingsinterval van de distributieriem is verder niet zodanig kort, dat alleen al daardoor sprake is van non-conformiteit.
Remmen
5.11.
Uit de onderhoudshistorie van de auto blijkt dat, voordat [eiser] de auto kocht, de remblokken aan de voorzijde in november 2019 en de remblokken aan de achterzijde in april 2020 zijn vervangen. Niet valt in te zien op grond waarvan [gedaagde 1] , zoals [eiser] stelt, verplicht zou zijn de remschijven bij de verkoop van de auto te vervangen. Dat de remblokken en -schijven in september 2023 door [eiser] zijn vervangen, maakt niet dat sprake is van non-conformiteit. [eiser] had op het moment van het vervangen van de remblokken en -schijven al veertien maanden en 21.000 kilometer met de auto gereden. Daarbij komt dat in een door [eiser] overgelegde e-mail van 14 maart 2024 van [garagebedrijf 2] (de garage waar [eiser] het onderhoud aan zijn auto laat uitvoeren) staat dat ‘twee keer vervangen in 1600000 [opm. ktr.: bedoeld zal zijn 160.000] km verder gemiddeld is’. Ook daaruit valt niet af te leiden dat de remmen buitensporig snel na de koop van de auto moesten worden vervangen en non-conform waren.
Olieverbruik en motor
5.12.
Ten aanzien van het olieverbruik heeft [gedaagde 1] zich op het standpunt gesteld dat uit het overzicht van de door [eiser] onderhoudskosten blijkt dat de auto maximaal 1 liter op 3.000 kilometer verbruikt en dat dit verbruik door de fabrikant als normaal verbruik wordt gezien. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd waarom het olieverbruik maakt dat sprake is van non-conformiteit. Hetzelfde geldt voor de motor. [eiser] heeft weliswaar een offerte gedateerd op 23 december 2024 overgelegd van [garagebedrijf 2] ter hoogte van € 7.260,00, hieruit kan niet worden afgeleid dat de motor ten tijde van de verkoop non-conform was.
5.13.
De conclusie is dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld om te oordelen dat sprake is van non-conformiteit van de auto. Dat betekent dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. De subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen zullen worden afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
5.14.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Voor wat betreft de proceskosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt voor de berekening van het salaris gemachtigde voor de conclusie van antwoord uitgegaan van een punt en tarief € 271,00 en vanwege de eisvermeerdering daarna voor de mondelinge behandeling van een punt en tarief € 406,00. De proceskosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden dus begroot op:
  • salaris gemachtigde € 677,00 (1 punt x € 271,00 en 1 punt x € 406,00)
  • nakosten € 135,00
Totaal € 812,00
Aangezien [gedaagde 3] alleen schriftelijk verweer heeft gevoerd, worden de proceskosten van [gedaagde 3] begroot op nihil. De kosten voor het aangetekend verzenden van twee brieven naar de rechtbank ter hoogte van € 21,00 blijven voor rekening van [gedaagde 3] . Voor vergoeding van deze kosten bestaat namelijk geen grondslag.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde 3] worden vastgesteld op nihil en aan de kant van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot vandaag worden vastgesteld op € 812,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.